Deze ouders vormden zélf een crèche (en laten zien hoe goed dat werkt)

Marilse Eerkens
Correspondent Kinderomgang

Je kunt je kinderen laten opvangen door mensen die daarvoor geschoold zijn. Je kunt ook zelf een crèche oprichten en de zorg voor de kinderen delen. Dat blijkt goed te werken. Waarom wil de overheid nieuwe crèches dan niet meer subsidiëren?

In een licht klaslokaal van een oude school in Utrecht zitten twee peuters een banaan en een kiwi te snijden. Twee vaders schillen de vruchten en leggen ze op een bordje. Als alles klaar is, komen er nog zes andere kinderen aan tafel zitten. ‘Eet je dik, eet je rond, want veel fruit, dat is gezond,’ zingen ze met de vaders.

Ik ben een ochtend op de ouderparticipatiecrèche Bij ouderparticipatiecrèches begeleiden de ouders zelf één of twee dagdelen een vaste groep kinderen. Dat gebeurt nu op zeven plekken in Nederland.

Joyce Ebbing met kinderen op de ouderparticipatiecrèche Samen Opvoeden.

De ouders doen alles wat de pedagogisch medewerkers op een gewone crèche ook doen: luiers verschonen, samen eten, zingen, voorlezen, kinderen in bed stoppen, spelletjes verzinnen, troosten en ruzies beslechten. Ook voor de administratie, het onderhoud en de inkoop zijn ze verantwoordelijk. Bij Samen Opvoeden, dat al 35 jaar bestaat, zijn deze ochtend twee vaders ‘de draaiers,’ zoals dat hier genoemd wordt.

Achter het schoolgebouw waar Samen Opvoeden een aantal lokalen van heeft, ligt een grote ommuurde binnentuin. Die wordt gedeeld met een ouderparticipatiecrèche die heet. In een grote klimauto op het plein zit een moeder met acht kinderen die ‘op safari’ gaat. Villavader Bas Kwaaitaal staat ernaast en heeft een peuter aan zijn been hangen.

Kwaaitaal is bouwer van websites en heeft op de speelplaats van de crèche een ‘pumptrack’ aangelegd: een klein parcours met kuilen waar je doorheen kunt racen met je fiets. ‘De kinderen leren hier al heel snel fietsen,’ zegt hij trots. Tien minuten later helpt Kwaaitaal de kinderen hun handen wassen in een grote bak met zeepsop. Ze gaan eten en dan naar bed.

In een ruimte van Samen Opvoeden praat ik door met Samen Opvoeden-vader en promoverend forensisch orthopedagoog Anner Bindels, Villamoeder en psycholoog Sabine van Roosmalen en ex-draaier en universitair hoofddocent economie Mark Sanders. Ze leggen me uit waarom we veel zuiniger moeten zijn op deze bijzondere vorm van kinderopvang.

Zoveel begeleiders zijn niet goed voor de kinderen

Bindels heeft een bijzondere band met Samen Opvoeden: hij kwam er in de jaren tachtig zelf als kind. Van Roosmalen wil heel graag laten zien dat een ouderparticipatiecrèche geen geitenwollensokkenclub is ‘die maar wat doet’, maar een goed lopende organisatie waar kwalitatief goede - ‘warm en betrokken’- kinderopvang wordt geboden. Sanders, wiens kinderen al op de basisschool zitten, zit erbij als belangenbehartiger van deze vorm van kinderopvang.

Het is geen geitenwollensokkenclub ‘die maar wat doet’

Vorig jaar sprak ik Sanders ook uitgebreid. Minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher wilde toen de subsidie stopzetten voor kinderen die naar een ouderparticipatiecrèche gaan. De crèches voldoen weliswaar aan de meeste die de GGD stelt, was de redenering, maar blijven in gebreke op punten die als heel belangrijk worden gezien voor de pedagogische kwaliteit. Namelijk de zogenoemde en de regel die stelt dat alle volwassenen die met de kinderen werken daarvoor opgeleid moeten zijn.

Toen ik met Sanders belde, deelde ik Asschers zorgen. Met name het feit dat kinderen met heel veel verschillende draaiers te maken krijgen, vond ik vanuit pedagogisch oogpunt geen goed En hoewel ik de ouderparticipatiecrèches sympathiek vind, ben ik destijds niet ingegaan op Sanders’ verzoek om langs te gaan.

Maar de pedagogische kwaliteit is waarschijnlijk hoger

Een recent onderzoek van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) deed me besluiten deze crèches toch eens nader te Hieruit blijkt namelijk dat de ouderparticipatiecrèches juist bijzonder goed met kinderen omgaan en dat de pedagogische kwaliteit er relatief hoog is. Ze scoren op alle onderzochte onderdelen hoger dan de reguliere crèches

Nu zou het kunnen dat de kwaliteit van de reguliere kinderopvang in de tussenliggende jaren ook is gestegen. Er zijn ook maar zeven ouderparticipatiecrèches om mee te vergelijken. Maar Sanders wijst op van het Centraal Planbureau dat in 2015 een verband vond tussen de verlaging van de subsidie voor de kinderopvang in 2012 en een daling van de pedagogische kwaliteit. Zodoende is het aannemelijk dat ouderparticipatiecrèches nu beter presteren dan reguliere.

Toch geen subsidie voor nieuwe crèches

Dat vond Asscher ook, want door bevindingen van de NCKO heeft hij de ouders in de participatiecrèches tegemoet te komen. Zij kunnen aanspraak blijven maken op een toeslag om een groot deel van de kosten gedekt te krijgen en te blijven met de reguliere crèches.

‘Een slimme zet van het ministerie,’ merkt Bindels op. De kosten van de ouderparticipatiecrèches zijn lager (je hebt immers geen personeelskosten) en de uitgekeerde toeslagen daarmee dus ook.

De kosten van de ouderparticipatiecrèches zijn lager

Nieuwe ouderparticipatiecrèches wil Asscher niet meer subsidiëren. De minister vraagt zich af of die wel dezelfde kwaliteit kunnen bieden. Wat de tamelijk hoge kwaliteit van de huidige participatiecrèches bepaalt, is namelijk niet helemaal duidelijk. Het zou te maken kunnen hebben met de hoge opleiding van de meeste ouders, maar dat is slechts speculatie.

Dus hoe staat het nu met de kwaliteit?

De drie ouders geloven niet dat de hoogte van de opleiding van de ouders doorslaggevend is. ‘Wij hebben bijvoorbeeld ook een vakschilder, een meubelmaker en geluidstechnicus,’ zegt Anner Bindels. Van Roosmalen benadrukt dat de crèches juist blij zijn met een mix van opleidingen. ‘Iedereen heeft zijn specifieke kwaliteiten. En daarnaast: als er iets gerepareerd moet worden, ben je heel blij met een ouder die kan timmeren.’

Ouders met hun eigen kinderen.
Anner Bindels met kinderen op de ouderparticipatiecrèche Samen Opvoeden.

Mark Sanders wijst er wel op dat deze vorm van kinderopvang voornamelijk ondernemende en bevlogen types aantrekt. Die doen er alles aan om de kwaliteit hoog te houden, meent hij. Sanders: ‘Taferelen zoals bij de veroordeelde zul je bij ons niet aantreffen. In tegenstelling tot hun pedagogisch medewerkers zullen onze draaiers meteen aan de bel trekken. Hun baan staat immers niet op het spel, maar de eigen kinderen wél.’

‘Ouders controleren elkaar,’ vult Van Roosmalen aan. ‘Elke zes weken is er een vergadering waarin we over de kinderen en elkaars functioneren praten. Zo profiteren we van elkaars kennis en opvoedervaring.’

Anner Bindels wijst op nog een ander aspect: de frisheid van de draaiers. ‘Ik kan me goed voorstellen dat pedagogisch medewerkers in reguliere kinderdagverblijven niet gedurende een hele werkweek dezelfde energie en aandacht kunnen opbrengen. Zeker als je onzeker bent over je en als je merkt dat de commerciële belangen soms zwaarder wegen dan de belangen van het kind. Wij als ouders hebben daar veel minder last van. Die draaibeurten zijn eerder een welkome afwisseling op je werkweek.’

En die steeds wisselende gezichten?

Wat blijft staan is het feit dat kinderen op een ouderparticipatiecrèche met meer verschillende mensen te maken hebben dan op een gewone crèche. Maar ook daar hebben de ouders een antwoord op. Zij stellen dat die verschillende gezichten niet erg zijn omdat de kinderen een deel van de tijd in het kinderdagverblijf doorbrengen mét hun ouders zelf. De crèche is voor deze kinderen een verlengde huiskamer.

Ik mis kinderen als ze gaan verhuizen

Daarnaast leren de kinderen de andere draaiers kennen in het bijzijn van de eigen ouders. Niet alleen op de crèche zelf, maar ook daarbuiten. Er zijn bijvoorbeeld kampeerweekenden en feesten die met zijn allen gevierd worden. De draaiers en hun kinderen horen dus echt bij het sociale netwerk van de crèchekinderen, een heel andere situatie dan in een gewone crèche.

‘Het duurt misschien iets langer voordat de kinderen iedereen kennen, maar als dat eenmaal het geval is, ontstaat er een sterke band,’ zegt Sanders. ‘En die band is duurzaam omdat de groep heel stabiel is.’ Bindels beaamt dat: ‘Ik mis kinderen als ze gaan verhuizen. Dat gebeurt als je zo intensief met elkaar optrekt. Er ontstaat echt een wederzijdse band.’

De indruk is in ieder geval goed

Hoe kijkt het NCKO aan tegen de theorie dat veel verschillende gezichten niet schadelijk zijn als ze onderdeel uitmaken van het sociale netwerk? En de contacten plaatsvinden in een ‘verlengde huiskamer’?

Het speelplein bij Samen Opvoeden.

‘Stabiliteit is een voorwaarde om een veilige relatie op te bouwen,’ zegt NCKO-lid Mirjam Gevers, die betrokken was bij het onderzoek naar de ouderparticipatiecrèches. ‘Die relaties zijn belangrijk voor het welzijn en de ontwikkeling van kinderen.’

Het zou kunnen dat die tot stand komen door dat nauwe contact waar de draaiers het over hebben’, zegt ze. ‘Maar daar moet eerst meer onderzoek naar gedaan worden. Mijn indruk is in ieder geval goed. Er is bij de ouderparticipatiecrèches veel tijd en oprechte aandacht voor de kinderen.’

Ook is Gevers enthousiast over het feit dat er zoveel vaders meedraaien. Mannen zijn immers schaars in de kinderopvang, terwijl het voor de ontwikkeling van kinderen heel goed is als ze er zijn, laat zien.

Ik sluit me daar volledig bij aan. Moeders verzinnen minder snel een pumptrack.

Lees ook: