Drie weken geleden kondigde ik aan dat we Nathan Hill, schrijver van actief bij onze boekenclub zouden betrekken. Want wie is er nou een grotere Nathan Hilldeskundige dan Nathan Hill zelf?

Ik vroeg jullie om júllie vragen, omdat ik vermoedde dat dat een rijker en veelzijdiger interview op zou leveren dan wanneer ik alleen míjn rijtje vragen zou

Dat vermoeden klopte. Het bewijs staat hieronder. Veel dank voor jullie vragen, die ik op een enkele uitzondering na aan de auteur heb doorgestuurd en die hij allemaal heeft beantwoord.

Be sure to thank them for reading and for the great questions,’ schreef Hill nog.

Het schrappen van 400 pagina’s

Anna Vossers: Ik begreep dat u ongeveer 400 pagina’s uit het manuscript hebt geschrapt. Als redacteur van De Correspondent ben ik benieuwd hoe u dat heeft gedaan. Heeft u complete personages eruit gegooid? Of alleen maar stukken van hun verhalen? En heeft u dat zelf gedaan, of was er een redacteur bij betrokken?

‘Tijdens het schrijven gaf ik mezelf toestemming om elke richting op te gaan waar het boek maar heen wilde, om elk idee te volgen dat interessant genoeg leek. Uiteindelijk zat ik met een manuscript van 1.002 pagina’s. Wat belachelijk was. Met de hulp van mijn agent en een van mijn schrijversvrienden, schrapte ik toen een paar honderd pagina’s. Mijn redacteur hielp me om nog eens een paar honderd pagina’s te schrappen.’

‘Het meeste werk dat de roman niet heeft gehaald, zou je ‘uitleggende’ stukken kunnen noemen. Soms schrijf je bijvoorbeeld vijftien pagina’s van een hoofdstuk voordat je ontdekt wat het échte hart van dat hoofdstuk is. En dan schrijf je nog eens vijftien pagina’s waarin je dat tweede idee volgt. Uiteindelijk heb je dan een hoofdstuk van dertig pagina’s, waarvan je de eerste helft vrij gemakkelijk kunt schrappen, omdat het doel daarvan al is behaald: die eerste helft heeft je naar het ‘echte’ materiaal geleid. Ik heb dus vooral veel van dat soort passages geschrapt, het werk dat ik moest doen om te ontdekken waar ik écht over moest schrijven.’

De vergelijkingen met andere schrijvers

Ronald Peters: Wat vindt u van de ‘de nieuwe John Irving,’ ‘de nieuwe Charles Dickens?’ Vereerd, beledigd, iets daartussenin? U bent toch uzelf?

‘Ik voel me vereerd, zeker! John Irving was een van mijn eerste literaire helden, dus het is prachtig om met hem te worden vergeleken. En ja, u hebt gelijk, ik ben mezelf, maar ik besef ook dat dit soort vergelijkingen wel gemaakt móeten worden bij een debuterende auteur, aangezien niemand wist wie ik was, niemand had ooit iets van mij gelezen. Dan moet je potentiële lezers toch een soort hint geven over wat ze kunnen verwachten. Ik begrijp dat het niet zozeer om ‘mij’ gaat, maar eerder om een goede marketing van het boek.’

Nico van der Sijde: Wat vindt u van de vergelijking met Thomas Pynchon en David Foster Wallace, en herkent u zich in de observatie van sommige critici dat uw boek een ‘liefdesbaby’ is van deze schrijvers? Kent u hun werk, en waardeert u het? En bent u inderdaad door (een van) hen geïnspireerd? Zo ja, hoe?

‘Beide auteurs heb ik met veel plezier gelezen. Vooral Wallace vind ik geweldig, hoewel ik hem vrij laat ontdekte; De bleke koning was het eerste boek dat ik van hem las, en daarna las ik Infinite Jest en Brief Interviews [geen van beiden in het Nederlands vertaald, DM], en alle essays.’

‘Mijn favoriete schrijvers zijn degenen die diep in de psychologie van een personage duiken, met proza dat klinkt alsof het recht uit het brein van het personage komt. Wallace is zo’n schrijver. Virginia Woolf ook. Ik denk graag dat fictie de beste uitvinding is die we hebben om te begrijpen hoe het zou voelen om iemand anders te zijn. Daarom hou ik vooral van auteurs die ook met dat doel schrijven.’

Het onderwerp van de meeste literatuur

Walter van den Berg: Wat mij betreft is de invloed van ouders op hun kinderen de absolute kern van uw roman. En ik ben er vrij zeker van dat de meeste literatuur ook dáárover gaat. Hoe denkt u daarover?

‘Dat zat zeker in mijn hoofd toen ik Faye schreef (die moet boeten voor het schuldgevoel van haar vader), en ook bij Samuel (die moet boeten voor de fouten van zijn moeder), en tot op zekere hoogte zelfs bij Laura (die moet boeten voor de verwachtingen van haar moeder).’

‘Ik geloof dat kinderen, in hun streven naar controle over een enorme, beangstigende wereld, zich vaak verantwoordelijk voelen voor dingen waar ze op geen enkele manier verantwoordelijk voor kúnnen zijn (denk aan kinderen die zich verantwoordelijk voelen voor de scheiding van hun ouders). Ze zijn op zoek naar psychologische veiligheid, maar niet op een rationele manier.’

‘Omdat Samuel het benauwd krijgt van zijn moeders onverschilligheid, wordt hij algauw enorm afhankelijk. Hij verandert zichzelf om zich veiliger te voelen. Ik geloof dat mensen dit heel vaak doen – kinderen én volwassenen. Het is een fundamenteel onderdeel van onze persoonlijkheid. En voor zover literatuur gericht is op onze persoonlijkheid, ben ik het met u eens: de meeste literatuur gaat over precies dát onderwerp.’

De empathie met de personages

Sophie Billekens: U slaagt er steeds in om twee of meerdere kanten van één verhaal te presenteren, altijd met evenveel aandacht voor details, en zonder sterke oordelen of voorkeuren (u laat ieders vreemde trekjes in gelijke mate zien!). Maar u neigt vast naar de ene of de andere kant, als u uw scènes schrijft. Hoe houdt u die meningen erbuiten? Hoe blijft u empathie voelen voor de ‘andere’ kant van het verhaal?

‘Meestal zit die voorkeur in de eerste versie. Het is lastig om compleet objectief te blijven als je net een personage hebt geschapen; aanvankelijk zie je ze nog vrij eendimensionaal, ongeveer zoals wanneer we echte mensen leren kennen. Aanvankelijk is onze kennis nog oppervlakkig, de echte kennis groeit pas later.’

‘Meestal gebeurt dat pas verderop in het schrijfproces. Mijn eerste versies van Laura Pottsdam, bijvoorbeeld, waren behoorlijk naar. Alsof je eraan af kon lezen dat de auteur op haar neerkeek (wat aanvankelijk ook zo was). Dus moest ik dieper in haar persoonlijkheid graven: waarom bedroog ze alles en iedereen? Waarom geloofde ze zo sterk dat dat goed was?’

‘We willen onszelf allemaal de good guy van onze levensverhalen voelen, we voelen ons allemaal alsof wij David zijn en het leven Goliath. Het gaat erom dat je begrijpt waaróm een personage zich op een bepaalde manier gedraagt. Dan heb je de sleutel tot hun persoonlijkheid.’

De kracht van gamen

Sophie Billekens: Op basis van uw beschrijving van World of Elfscape neem ik aan dat u World of Warcraft heeft gespeeld. Als voormalig speler, wil ik natuurlijk graag weten: Horde of Alliance? Healer, tank of DPS? Was u een iets gewonere speler zoals Samuel, of een die hard-speler zoals Pwnage? Gamet u nog steeds regelmatig?

‘Goed geraden! Ik was Alliance en DPS. Specifieker: een human mage. Ik begon als een vrij gewone speler, maar uiteindelijk werd ik de top-DPS’er in mijn guild. Daarna was ik een tijdje lid van een hardcore raiding guild.’

‘Het verbaasde me hoe het spel me door een zware tijd heen sleepte: het schrijven ging niet al te goed en mijn carrière stond min of meer stil en ik was vlak daarvoor beroofd van al mijn bezittingen, maar ik had altijd nog het spel, ik had dit ene ding dat ik volledig beheerste. Ik werd een soort keiharde elite-speler, totdat ik besefte dat mijn zogenaamde reden om te spelen – afleiding van de echte wereld – langzamerhand een reden was dat ik er compleet mee moest stoppen. Ik ontdekte dat ik met mijn gedachten vaak meer bij die virtuele wereld zat, dan bij de echte.’

‘Het kostte me veel tijd om tot een heel simpele openbaring te komen: dat ik meer tijd in Warcraft stak dan in schrijven, sterker nog: dat ik Warcraft gebruikte om het schrijven te vermijden, omdat ik doodsbang was dat het schrijven zou mislukken. Dus was het veel gemakkelijker om mijn tijd te steken in iets waarvan ik zeker wist dat het niet zou mislukken. Toen ik dat eenmaal besefte, ben ik ermee gestopt. Ik heb sindsdien nooit meer gegamet.’

Het volgende boek

Truus van der Spek: Vreest u na dit magnifieke debuut het Donna Tartteffect? Dat wil zeggen: Vreest u dat u uw debuut niet meer kunt overtreffen? Of dat u last krijgt van writer’s block?

‘Ik heb al een nieuwe roman in de steigers staan. Ik heb nog maar zo’n vijftig pagina’s, het zit nog een beetje in de onderzoekende fase, maar ik heb veel zin om er volledig in te duiken. Ik denk nu dat het boek zal gaan over het huwelijk, authenticiteit, gentrificatie, hipheid en de jaren negentig.’

‘En nee, ik ben niet echt bang voor het tweede boek. Mijn grootste angst toen ik De nix schreef, was dat niemand het ooit zou willen publiceren. Maar nu heb ik genoeg goodwill bij mijn uitgever om er redelijk zeker van te zijn dat ze het tweede boek ook willen publiceren – een enorme opluchting.’

Een motto voor een romanschrijver

Dries Muus: Zijn er stukken, of misschien wel zinnen, waar u in het bijzonder trots op bent? Welke scènes of ideeën hebben de meeste betekenis voor u?

‘Ik hou van de lange zin van tien pagina’s als Pwnage probeert te stoppen met Elfscape. Ik hou van de wervelwind van verhalen en actie in deel negen. Ik hou van elk moment dat Laura Pottsdam verschijnt.’

Dries Muus: Op welk moment in het schrijfproces besloot u om het verhaal van de blinde mannen en de olifant te gebruiken?

‘Dat verhaal ontdekte ik een jaar of twee voordat ik de eerste versie afhad. Ik weet niet precies meer waar ik het vond, maar toen ik het verhaal las, besefte ik meteen dat het sommige dingen waar ik over schreef geweldig samenvatte.’

‘Het deed me denken aan de Noorse volksverhalen die ik door de roman heen had opgenomen, verhalen die aantonen dat dingen in de wereld niet altijd zijn wat ze lijken. Een steen op het strand kan de ziel van een verdronken zeeman bevatten. Een blad aan de boom kan de geest zijn van een gevangen persoon. Enzovoort.’

‘De volksverhalen vertellen je, met andere woorden, dat je niet altijd op je eerste indruk moet afgaan, dat de wereld veel ingewikkelder is dan hij lijkt. Wat natuurlijk een geweldig motto is voor een romanschrijver.’

Schrijf je in voor de boekenclub Wil je meelezen? Meediscussiëren? En als eerste horen welk boek we komende maand gaan lezen? Schrijf je deze week in voor de boekenclub, en ontvang het nieuws en de updates in je mailbox.
Naar het aanmeldformulier
Dit is de boekenclub van De Correspondent in dertien veelgestelde vragen De veellezer klaagt dat hij hoogstens één roman per week leest. De weiniglezer klaagt dat hij alleen nog maar op vakantie leest. Voor beide groepen ben ik de leesclub van De Correspondent begonnen. Ruim 2.700 lezers werden al lid. Lees je mee? Lees het verhaal van Dries hier terug

Eerder over De nix:

Werkelijk álles komt tot leven in de briljante roman De nix In de ambitieuze debuutroman De nix komt elke zin tot leven. Vermaken en ontroeren alle werelden, personages en stemmen. Maar vooral leert de roman, die deze week centraal staat in onze Boekenclub, dat iedereen uit meerdere personen bestaat die allemáál authentiek zijn. Lees de analyse hier terug Om je te helpen met lezen: tien vragen over De nix, ons Boek van de Maand Een politiek boek van een voormalig journalist die vergeleken wordt met John Irving. Dat en meer lees je in dit stuk over ons Boekenclubboek: De nix van Nathan Hill. Lees het verhaal hier terug De nieuwe John Irving. De nieuwe Charles Dickens. Dit is ons Boek van de Maand De overeenkomsten met Donald Trump zijn opvallend. De satire over modern Amerika beangstigend. De ambitieuze opzet en schrijfstijl om in je handjes te knijpen. Ik presenteer ons Boek van de Maand: De nix, van Nathan Hill. Lees het stuk hier terug