Iemand die ik niet ken: Nekspleet
Elke week schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak of het ongrijpbare verklaarde. Vandaag mijn ontmoeting met nekspleet.
En een grote cola light. Hij wil graag een extra groot McNugget-menu van twintig stuks, een extra groot Quarterpounder-menu met dubbel bacon, twee driedubbele cheeseburgers zonder augurk, zes chocolate chip cookies, een salade met gefrituurde kip en blauwekaasdressing, een extra portie friet, twee bekers ijs met karamel, slagroom en nootjes, acht zakjes ketchup en acht zakjes barbecuesaus. En een grote cola light.
Hij is minstens twee meter lang, waardoor ik precies in zijn nek sta te kijken. Daar zitten twee vetbulten, als een horizontale bilspleet die zijn hoofd van zijn rug scheidt. Hij haalt zijn vinger erdoorheen, veegt die af aan zijn broekspijp. Het kassameisje vraagt hem zonder op te kijken of hij nog iets anders wil. Nee, dank u mevrouw. Op de balie worden vier dienbladen klaargezet, waar de jongen met de nekspleet nerveus met zijn vingers op begint te trommelen.
Tijdens het trommelen kijkt hij steeds achterom naar zijn moeder, die bij de uitgang in haar scootmobiel op hem zit te wachten. De uitgang van een McDonalds in New York. Vierentwintig uur per dag open. De blote benen van zijn moeder zijn schraal, rond haar enkels is het grijs. Ze krijst naar haar zoon dat hij de barbecuesaus niet moet vergeten. En de ketchup. En de nootjes. Zijn hoofd en schouders zakken in, elke keer dat ze roept. Alsof hij dekking zoekt voor de woorden van zijn moeder.
Het kassameisje heeft intussen al drie dienbladen gevuld, het wachten is op de nuggets en het drinken. Ze tikt de jongen aan, die met zijn rug richting de kassa staat te luisteren naar iets wat zijn moeder naar hem schreeuwt. Hij schrikt van haar hand. ‘Ja, mevrouw? Sorry, mevrouw.’ Het meisje meldt hem dat de cola light op is, dat er alleen nog maar gewone cola is, of Sprite. Hij kreunt. ’Momentje, mevrouw, sorry.’ Hij baant zich een weg naar zijn moeder achterin de zaak, mensen in de rij voor de kassa stappen zuchtend opzij om hem er langs te laten.
De jongen gaat door zijn knieeën voor zijn moeder en zegt haar wat hem net verteld is. Moeder blaft richting de kassa dat ze dan wel naar de Taco Bell gaat. En ze wil haar geld terug. Hufters! Ze rijdt met veel geweld naar buiten en blijft vanaf de straat dingen het restaurant inroepen. Soms hoor je haar even niet; dan zijn de automatische schuifdeuren dichtgegaan. De jongen met de nekspleet is teruggesjokt naar de kassa, heeft zijn handen in elkaar gevouwen en zegt zachtjes tegen het kassameisje: ‘Sorry, mevrouw. U mag het geld houden, maar ik moet mijn bestelling annuleren. Mijn moeder mag geen gewone cola, ze heeft diabetes.’