Na Schuldig staat de dierenwinkel van Dennis opeens vol

Foto: Jan Dirk van der Burg (voor De Correspondent)

Het systeemplafond is Nederland in een notendop: saai, efficiënt en gemakkelijk om dingen in te verbergen. Samen brengen we het Nederland eronder in beeld. Vandaag: bij Dennis van dierenwinkel Ambulia, waar tot voor kort geen klant te bekennen was.

Dennis van den Burg (43) was gelukkig nog dezelfde Dennis als in de documentaireserie vonden Jan en Marianne Geerlig die speciaal uit Zaanstad waren gekomen om bij dierenwinkel Ambulia in Amsterdam-Noord kattenbrokken en kattenspeeltjes te kopen.

Marianne: ‘Hij is zo… hoe zal ik zeggen… zo puur… Niet zeuren, doorgaan… Altijd positief.’

Jan, de armen vol blikken, stelde voor om vanwege de regen in de auto verder te praten, die hij even verderop schuin op de stoep had geparkeerd.

‘Dennis heeft het lekker druk,’ zei hij toen hij zat. ‘Dat deed me goed.’

Marianne: ‘Dat is ook Nederland!’

Jan: ‘We hebben hem ook nog bij gezien, daar kwamen de traantjes…’

Marianne: ‘Ook bij ons hoor.’

Jan: ‘En vanmorgen, zittend boven de krant, dachten we opeens alle twee hetzelfde: we gaan er heen, Dennis helpen…’

Marianne: ‘En dat doen we voortaan iedere week. Dennis heeft niets aan eendagsvliegen, hè Jan?’

Jan vertelde dat hij vroeger, een paar straten verderop in de Meeuwenlaan, filiaalmanager van een ABN Amro-vestiging was. ‘Heel veel kredietjes.’

Vader Henk van den Burg (71)
Dennis van den Burg (43)

Allemaal dezelfde vragen

Op de stoep voor Ambulia stond een pallet van de groothandel. Omdat het zo druk was in zijn winkel had Dennis nog geen tijd gehad om de bestellingen uit te pakken. Voor het beantwoorden van vragen verwees hij naar zijn vader Henk (71), die net als op televisie een witte paardenstaart en een mutsje had. Hij ving al de hele week journalisten op die hij allemaal hetzelfde verhaal vertelde, waarbij hij aantekende dat ze hem ook allemaal dezelfde vragen stelden.

Of het lekker was dat het opeens zo druk was in de winkel?

‘Ja, natuurlijk is dat lekker,’ zei hij dan, ‘maar je moet hopen dat het aanhoudt.’

Dennis nam ondertussen ruim de tijd om een dame te helpen met haar bestellijst. Hij snelde, een beetje voorovergebogen van de zak met droogvoer, naar het schap met kluifjes voor hond.

De mevrouw hield haar boodschappenlijstje in de lucht.

‘Ik heb nog een heleboel wensjes, de hele buurt doet mee…’

Daarna: ‘Dennis, wat is volgens jou het allerbeste kattenvoer?’

‘Ze zeggen Royal Canin,’ zei Dennis, ‘maar je kunt net zo goed Techni-Cal nemen.’

‘Doen we van alletwee een beetje,’ zei de vrouw. ‘Ben jij ook weer geholpen…’

Henk zei dat de winkel in de guldentijd een omzet van 250.000 had gekend, hij kwam er al veertig jaar.

‘Toen Dennis het wilde overnemen, was ik eerst tegen. Hij had een prima baan bij de groothandel, die mensen steunen ‘m nu ook nog. Dennis had zo in de schuldsanering gekund, dan maken ze een deal met iedereen die nog geld van je krijgt. Maar dat wilde Dennis niet. Anders zou hij in feite de mensen die hem geholpen hebben straffen.’

Dennis passeerde, nog steeds achtervolgd door de mevrouw met haar lijstje.

‘Ze heeft levende maden nodig en konijnenvoer, daar zit jij op pa.’

Daarna: ‘Geeneens meer tijd voor koffie...’

De heerlijke brokken van Hanneke Groenteman

Gees Matus uit Berkel en Rodenrijs twijfelde geen moment nadat tafeldame Hanneke Groenteman in de kijkers opriep om bij Dennis te kopen. ‘Hij is niet de zakenman van het jaar, maar zo zachtaardig. Ik ga mijn kattenbrokjes daar halen.’

‘Ik kom voor die heerlijke brokken van Hanneke Groenteman,’ zei ze. ‘Is ze hier ook echt geweest?’

Gees Matus uit Berkel en Rodenrijs.

Dennis: ‘Ja, echt. Ze is in het echt heel aardig.’

Gees: ‘Ik vind jou ook heel aardig!’

Tegen mij: ‘We gingen er thuis echt voor zitten…’

Tegen Dennis: ‘Het winkeltje lekker vol…’

Dennis: ‘Hopen dat het aanhoudt…’

Gees: ‘Er kan bijna niemand meer bij, joh! Geef de boel straks een likje verf en het knapt helemaal op.’

Die gele vlekken op het plafond, dat maakt het juist authentiek…

Een andere klant, net binnen, zei dat Dennis alles vooral moest laten zoals het is.

‘Die gele vlekken op het plafond, dat maakt het juist authentiek…’

‘Die kun je geeneens verven,’ zei Dennis, ‘dat zijn van die platen…’

‘Een systeemplafond!’, hoorde ik mezelf hardop zeggen, al was het maar omdat ik dat woord graag in iedere reportage teruglas.

‘Die documentairemaaksters, echte schatten, die kwamen hier eerst poolshoogte nemen,’ zei Henk. ‘En toen begon-ie over z’n duif… Ze hadden er meteen een goed gevoel over. Niels, die cameraman, zei al snel: ‘Dit wordt helemaal goud.’ Het is ook mooi geworden, maar ze hadden er van mij nog wel wat meer duivensport in mogen stoppen.’

Daarna: ‘Na die serie was het gekkenhuis, maar na Pauw helemaal. De dag na die uitzending stonden ze in rijen voor deur.’

Iedereen wil de vetbollen van Dennis

Een mevrouw uit Badhoevedorp onderbrak het gesprek, ze wilde met Henk op de foto. Daarna gaf ze hem een vrolijk versierd envelopje met inhoud. Ze had een week eerder vetbollen bij Dennis gekocht en die doorverkocht aan haar buren.

‘Toen ik zei dat ze van Dennis waren, wilde iedereen ze hebben. Dit is de winst.’

Ze zuchtte en zei: ‘We hebben helaas geen dieren, dus doe maar weer vetbollen. Maar ik wil wel geholpen worden door Dennis…’

Met luide stem: ‘Dennis jongen, waar zit je?’

Henk: ‘Die is druk.’

‘Ik ben even in het magazijn, wat zoeken voor een klant,’ riep Dennis, die een sigaret aan het roken was.

‘Hij heeft een nieuwe voorraad, drie sloffen uit China,’ zei Henk. Ze lagen op het plankje boven het koffiezetapparaat.

‘Nep-Marlboro’s zijn heel goedkoop,’ zei Henk, ‘maar als Dennis in dit tempo doorrookt komen ze nooit op.’

‘Ah, daar is mijn man Gerard,’ zei de mevrouw uit Badhoevedorp, ‘hij is ook van fan van Dennis.’

Tegen Henk: ‘Bent u niet trots?’

‘Tuurlijk wel,’ zei Henk.

Gerard zei dat hij naar aanleiding van de documentaireserie ‘een trits’ brieven had geschreven naar de Zweedse Europarlementariër Cecilia Wikström, ze had nog niet gereageerd.

Opeens was Dennis er weer.

Gerard had hem meteen in een klem.

‘Weet je wat het is, beste vriend,’ zei Gerard. ‘Wij hebben eigenlijk geen beesten. Dus doe maar wat van die vetbollen en twintig kilo zonnebloempitten.’

‘Twintig kilo?’, vroeg Dennis, ‘dan moet ik vanavond weer naar de groothandel…’

Hij sloeg het haar uit z’n gezicht en liep met Gerard eerst naar de kassa en daarna naar de pallet op de stoep.

‘Laat maar zitten,’ zei Gerard, toen Dennis aan een zak begon te sjorren.

‘Hou ze maar.’

Dennis bedankte uitvoerig.

Hij had al veel ‘goedetierigheid’ ontmoet de laatste weken, maar nog nooit iemand die twintig kilo zonnebloempitten betaalde en daarna zei dat hij die zonnebloempitten mocht houden.

De bekendste papegaai van Amsterdam

Buurtbewoonster Els Bruinewoud kwam binnen met haar papegaai Iggy op de schouder.

‘Dit is de bekendste papegaai van Amsterdam,’ zei ze. ‘Ken je ‘m niet? Hij speelde mee in Dummie de mummie, kreeg ik 75 euro per uur voor.’

Schreeuwend tegen Dennis: ‘Hé, kom ik terug van vakantie is het ineens hartstikke druk.’

‘Hij was op televisie,’ zei een van de klanten.

Els: ‘Ja, weet ik veel. Ik kijk geen televisie.’

Martie Trup - ‘Niet Trump, wij zijn de arme tak’ - kwam al ‘honderd jaar’ in de winkel voor duivenvoer. ‘Om Dennis te steunen, duivenmelkers onder mekaar, hè? Daar blijven we ook gewoon mee doorgaan, want geloof mij nou: hij heeft het nodig.’

Ze keek vorsend de winkel in.

‘Die komen over een paar weken allemaal niet meer, maar wij wel.’

Daarna met stemverheffing: ‘Toch, Dennis?’

Dennis: ‘Ja.’

Eerder onder het systeemplafond: