Inburgeren in Nederland: Vier adviezen hoe het beter kan
De weg naar een Nederlands paspoort is lang en moeizaam en maar weinig vluchtelingen leggen deze af zonder te struikelen. Dat is mijn conclusie nu ik een half jaar klassenassistent ben geweest in een inburgeringsklas in Oss. Met migratiehoogleraar Godfried Engbersen vergelijk ik zijn theoretisch onderzoek met mijn ervaringen uit de praktijk.
Godfried Engbersen (58) bezocht in de jaren negentig voor het laatst een inburgeringsklas. ‘Inburgering was toen nieuw en Nederland was een van de eerste landen die er werk van maakte.’
In korte tijd kwamen toen veel vluchtelingen naar Nederland. Alleen al in 1994 arriveerden meer dan 50.000 vluchtelingen.
Mensen zaten vaak twee jaar in de opvang voordat ze een verblijfsvergunning kregen. Daarna moest er een huis gezocht worden, kregen ze een inburgeringscursus en eventueel een opleiding. Engbersen: ‘Dat duurde allemaal erg lang. Nu weten we dat mensen daardoor buiten de arbeidsmarkt zijn geplaatst.’
Ook nu valt er nog veel te verbeteren. Een jaar geleden schreef Engbersen voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport Geen tijd te verliezen. Zijn belangrijkste advies: vluchtelingen moeten al tijdens hun verblijf in het asielzoekerscentrum Nederlands leren en als ze eenmaal een huis hebben moeten ze zo snel mogelijk naar een inburgeringscursus, aan het werk of een opleiding volgen.
Wat inburgering in de praktijk betekent, zie ik in wijkcentrum De Iemhof in Oss.
De verhalen van Safwan, Mahmoud en Anab
Afgelopen juni loop ik er voor het eerst binnen en zie ik twaalf vluchtelingen uit zes verschillende landen Nederlands oefenen. Als klassenassistent heb ik hen langzaam beter leren kennen:
- Safwan, de vrolijke Syrische metaalbewerker, die de vragen tijdens het vak Kennis van Nederland soms zo moeilijk vindt dat hij denkt dat zelfs ik het antwoord niet zou weten. (Wat is Den Helder? Een naam van iemand?)
- Mahmoud, de stille twintiger, die tot voor kort nog aan de universiteit in Homs studeerde en nu door een regenachtig Nederland naar de inburgeringsles fietst. Hij is in oktober overgestapt naar een lesaanbieder in Schaijk waardoor hij minder ver hoeft te fietsen.
- En Anab, het Somalische meisje van twintig, net te oud voor de schakelklas voor middelbare scholieren. Ze is in december geslaagd voor haar inburgeringsexamen, maar mag nog niet naar het middelbaar beroepsonderwijs omdat ze de taal niet goed genoeg leest. Een reïntegratiebureau zoekt nu een stageplek zodat ze haar Nederlands kan verbeteren.
Advies 1. Eerst werken, dan inburgeren
Ik vraag de hoogleraar wat hij van het verhaal van Safwan vindt. De Syrische man doet precies wat Engbersen aanbeveelt: hij werkt terwijl hij nog bezig is met zijn inburgeringscursus. Engbersen denkt dat Safwan op tijd zijn diploma zal halen. Hij licht toe: ‘Wat wij bepleiten is de Amerikaanse aanpak: mensen integreren via de arbeidsmarkt, onderwijs komt later.’
In Nederland is dat in de praktijk lastig. Iedere vluchteling moet binnen drie jaar het inburgeringsdiploma halen. Anders moet het lesgeld van maximaal 10.000 euro worden terugbetaald en kan hij of zij geen Nederlands paspoort krijgen. Safwan heeft pas twee examens gehaald: Luistervaardigheid en Kennis van de Nederlandse maatschappij. De andere examens - Lezen, Schrijven en Spreken - moet hij herkansen. En vanaf 1 januari gaat hij fulltime bij een metaalbewerkingsbedrijf aan de slag.
Zal Safwan te weinig studeren wanneer hij straks fulltime werkt? ‘Als mensen goede redenen hebben, zoals een contract van veertig uur, dan zou je de periode van drie jaar kunnen verlengen,’ denkt Engbersen hardop, om er meteen aan toe te voegen dat je het niet te makkelijk moet maken. Je moet van vluchtelingen niet minder verwachten dan je van jezelf zou doen: ‘Hoeveel mensen hebben niet overdag moeten werken, om ’s avonds nog naar school te gaan? Dat zou voor veel vluchtelingen ook een oplossing zijn.’
Mijn ervaring is anders. In de klas in Oss hebben twee mensen een baan: Safwan en de Afghaanse Sina (29). Allebei gaan ze begin volgend jaar fulltime werken, zonder een diploma van de inburgeringscursus op zak. Een avondcursus doen ze niet, daar hebben ze na een lange werkdag geen zin meer in. Bovendien begint die les te vroeg, zeggen ze.
Safwan en zijn vrouw Rana blijven wel zelf studeren. Taalcoach Herman Auwens komt ‘s avonds, als de kinderen voor de televisie zitten, naar hun huis om Nederlands te oefenen. Hij doet dat gratis, gewoon omdat hij het leuk vindt. Safwan en Rana besparen zo 1.250 euro per dertien weken voor de inburgeringscursus.
Met het inburgeringsdiploma op zak kunnen ze een Nederlands paspoort aanvragen. Sina wil ook graag een Nederlands paspoort, maar heeft een andere route uitgestippeld. Als je zeshonderd uur les hebt gehad en vier keer bent gezakt voor je examens, krijg je een vrijstelling en kun je, onder voorwaarden toch een Nederlands paspoort krijgen. Dus blijft Sina examens maken tot het niet meer hoeft, zodat hij vervolgens vrijstelling aan kan vragen.
Over het terugbetalen van het lesgeld maakt hij zich geen zorgen. Hij verdient genoeg in de bouw. Bovendien hoeft hij voor zijn werk geen moeilijke Nederlandse brieven te lezen. Anders is zijn vriendin er nog: die spreekt goed Nederlands. Volgend jaar willen ze trouwen, een huis kopen en een gezin stichten. Sina voelt zich helemaal thuis in Nederland, ook zonder inburgeringsdiploma.
Advies 2. Werk aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk tegelijk
Niet iedere vluchteling vindt zo makkelijk een plek in Nederland. Dus adviseerde Engbersen de regering tegelijk te werken aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk. Tot 2013 ging dat één voor één.
Vluchtelingen zaten twee tot drie jaar in asielzoekerscentra waar ze niet naar school mochten en geen (vrijwilligers-)werk mochten doen. Als ze eenmaal een huis hadden, begon de inburgeringscursus die drie jaar duurt. Pas daarna konden ze een opleiding gaan volgen of werk vinden. Daardoor gingen teveel jaren verloren, aldus Engbersen.
Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken (PvdA) heeft redelijk goed naar zijn advies geluisterd, vindt Engbersen: gemeenten hebben meer middelen gekregen voor de begeleiding van vluchtelingen.
‘Dat zou verder versterkt moeten worden. Gemeenten proberen met vallen en opstaan werk te maken van de parallelle aanpak: werken en de taal leren tegelijk. Maar je moet ook niet té rigide zijn.’
Niet bij elke vluchteling werkt die gelijktijdige aanpak. Sommige mensen hebben de capaciteiten om goed Nederlands te leren niet. Wanneer ze analfabeet zijn bijvoorbeeld, of op leeftijd.
Kijk naar de 65-jarige Mina uit Iran. Ze zit al twee jaar in de klas en doet echt haar best, maar kan de Nederlandse woorden niet onthouden. Via een klasgenoot die haar taal spreekt vertelt ze dat haar vader ook al jong vergeetachtig was. Wellicht zit het in de familie.
Lezen in het Nederlands gaat Mina goed af, maar zodra ze het boek weglegt is ze de woorden vergeten. Ze blijven gewoon niet hangen. Dat maakt haar eenzaam in Nederland. Zonder hulp van haar dochter of een vrijwilliger kan ze niet naar de dokter en zelfs boodschappen doen is moeilijk omdat ze de eenvoudigste woorden vergeet.
Met handen en voeten probeert Mina te communiceren: ‘moeilijk’ is haar meest gebruikte woord. Engbersen denkt dat Mina haar inburgeringsexamen nooit zal halen. ‘Je moet kijken naar de kenmerken van vluchtelingen. Hoe realistisch is het dat iemand het haalt? Ik vind het heel dapper van Mina dat ze naar die cursus is gegaan.’
‘Ik denk ook dat het goed voor haar is geweest. Je komt toch de deur uit, je ontmoet mensen. Ik zou zeggen, zo iemand heeft haar best gedaan. Maar er moet wel een vangnet zijn voor haar. Dat is volop aanwezig in Nederland via welzijnswerk en vrijwilligerswerk.’
Advies 3. Stel de overheid weer verantwoordelijk en niet de vluchteling
Je moet er volgens Engbersen niet te snel van uitgaan dat iemand het niet zal halen. ‘Vluchtelingen hebben vaak een groot vermogen om zich aan te passen. Je moet als overheid dus hoge eisen stellen, maar ook weer niet te hoog.’
Sinds 2013 zijn vluchtelingen zelf verantwoordelijk voor hun inburgering, daarvoor regelde de gemeente alles. Het idee achter de beleidswijziging was dat vluchtelingen kritische burgers zijn die via de website van blikopwerk.nl zelf kunnen kiezen welke opleiding voor hen het beste is.
Maar in de praktijk worden vluchtelingen door de gemeente, een kennis uit hetzelfde land of een medewerker van Vluchtelingenwerk naar de dichtstbijzijnde inburgeringscursus geleid. Ook als dat niet de beste keus is, ook als die school te duur voor ze is.
Engbersen vindt dat de inburgering weer de verantwoordelijkheid moet worden van de overheid in plaats van van de vluchtelingen zelf. Als mensen net in Nederland zijn kun je nog niet van ze verwachten dat ze zelf de beste school kunnen vinden.
Ik zie dat in de klas in Oss. De Syrische student Mahmoud en de Somalische Anab zouden beter geholpen zijn met een fulltime spoedcursus Nederlands, terwijl de werkende mannen Safwan en Sina beter naar een avondschool hadden kunnen gaan.
‘Minister Asscher ziet een wildgroei aan bureautjes die zich met inburgering bezighouden en die zijn niet altijd goed,’ constateert Engbersen. ‘Er moet een professionaliseringsslag worden gemaakt.’
Advies 4. Maak meer tijd om in te burgeren
Ik vertel de hoogleraar over de kerstborrel die ik ten afscheid gaf. Hoewel, borrel, iedereen hield het bij frisdrank en de Eritreeërs vastten. Ik vroeg de vluchtelingen die bijna klaar waren of ze voldoende geleerd hadden tijdens de cursus. Allemaal antwoordden ze hetzelfde: nee.
Ze vinden dat ze te slecht Nederlands spreken en de meesten hebben geen werk. Om echt mee te doen in Nederland, heb je veel meer Nederlandse les nodig, vinden ze. Zelfs metaalbewerker Safwan en zijn vrouw Rana menen dat ze er nog niet bij horen en niet goed uit de voeten kunnen door de taal.
Het verbaast Engbersen niet. ‘Het woord inburgeren suggereert dat je na de lessen ingeburgerd bent, maar dat is - ook bij Nederlanders - een langdurig proces. Burger worden is ingewikkeld.’ De hoogleraar ziet de inburgeringscursus als een eerste gereedschapskist, met een beetje taalvaardigheid en enige kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt.
Volgens hem vindt de inburgering ook buiten de lessen plaats. Dat betwijfel ik. Ik hoor van de cursisten juist dat ze weinig Nederlanders kennen.
Anab bijvoorbeeld, de Somalische van twintig, is bijna altijd thuis om haar moeder in het huishouden te helpen. Ze sport niet, zit niet bij een vereniging en haar vader vindt het niet goed als ze ’s avonds de deur uit gaat.
Ook Mina van 65 is alleen. Ze ziet haar dochter en kleinzoon in het weekend. De enige andere contacten heeft ze in de klas en met vrijwilligers.
Maar Engbersen blijft positief. Hij hoopt dat de samenleving zichzelf openstelt. ‘Wat ik mooi vind van de machinebankwerker, Safwan, is dat zijn personeelschef een uur per week vrijmaakt om met hem te praten. Je hoopt ook dat er meer contact komt tijdens de pauzes. En vrijwilligers ontfermen zich over de oudere vrouw, Mina. Ze nemen haar op sleeptouw.’
Het heeft tijd nodig, wil hij maar zeggen, veel tijd.
Nederland kan het, met een beter systeem
Ik leg Engbersen voor dat hij veel vertrouwen heeft in de Nederlandse maatschappij. ‘Nou ja. Het is de ambivalentie die iedereen voelt op dit moment. Van de ene kant ben je natuurlijk somber. Je ziet de zorgen van mensen aangewakkerd worden door verschrikkelijke aanslagen.’
‘Maar we hebben een vitale samenleving. Ik ben niet alleen raadslid van de Wetenschappelijke Raad, maar ook bestuurslid van het Oranje Fonds. Er zijn heel veel vrijwilligers in Nederland. Ik sta ervan te kijken hoeveel mensen klaarstaan om andere mensen een handje te helpen.’
Nederland heeft 17 miljoen inwoners, sinds 2013 zijn er 79.000 migranten bijgekomen. ‘De Nederlandse samenleving kan zoveel mensen wel opnemen. De werkloosheid loopt terug en er is vraag in het onderste, middelste en hogere segment van de arbeidsmarkt. Een deel van de mensen moet je daar naartoe kunnen sluizen. Ik zie ook iets meer, nee, véél meer betrokkenheid bij werkgevers.’
‘Maar je moet een systeem ontwikkelen dat echt werkt. Het moet een combinatie zijn: de overheid moet meer regie krijgen en de verantwoordelijkheid terugnemen van de vluchtelingen. Ook moeten gemeenten meer middelen krijgen voor de uitvoering, meer mensen tegelijkertijd laten leren en werken en er moeten meer inburgeringslesuren komen.’
‘Zulke maatregelen verdienen zich later terug in minder bijstandsuitkeringen. Daarnaast moet je de wijsheid hebben om te weten: het lukt niet bij iedereen. Voor die mensen moet je iets anders organiseren.’
Als het aan Engbersen lag zou Mina met pensioen mogen en moesten de werkenden Sina en Safwan op school blijven om hun Nederlands te verbeteren. Zij kregen wel wat langer de tijd om hun inburgeringsexamen te halen. De anderen zouden met hulp van de gemeente moeten gaan werken of studeren.
Zelf denk ik dat het wel goedkomt met Mina, Sina, Safwan en Mahmoud. Mahmoud zal de studie die hij in Syrië begon in Nederland afmaken, voor Mina wordt gezorgd en Safwan en Sina redden zichzelf. Over Anab heb ik meer zorgen. Ik hoop dat zij genoeg doorzettingsvermogen heeft om beter Nederlands te leren en te blijven zoeken naar een opleiding en werk. Helaas zal ze nog veel horden moeten nemen voordat ze zich thuis kan voelen in Nederland.
De serie over inburgering is een samenwerking tussen VPRO’s Argos en De Correspondent. Het maakt ook deel uit van het project Nieuw in Nederland van Greta Riemersma en Dick Wittenberg.