Waar is wat klikt
Er is een nieuwe theorie in zwang geraakt: we zouden in een ‘post-waarheid’-samenleving zijn aanbeland. De vraag die alleen zelden wordt gesteld: wat is dan die waarheid waar we voorbij zijn gegaan? En wat is er voor in de plaats gekomen?
Wie het nieuws van de afgelopen maanden zelfs maar zijdelings heeft gevolgd, kan het niet zijn ontgaan dat één woord in het middelpunt van de aandacht stond: waarheid.
Is mijn studie filosofie toch nog ergens goed voor geweest.
Met name sinds de verkiezing van Donald Trump is één theorie over waarheid in zwang geraakt, namelijk dat wij in een ‘post-waarheid’-samenleving zijn aanbeland. Een samenleving waarin waarheid er niet meer toe doet; waar feiten het moeten afleggen tegen beeldvorming, waar de ratio het onderspit heeft gedolven en de onderbuik bepalend is.
Veel analyses wijzen daarbij naar dezelfde symptomen: de opkomst van nepnieuws op sociale media, de groeiende populariteit van complottheorieën, of de uitslaande brand genaamd fact free politics - denk aan de talloze onwaarheden die tijdens de Brexit-campagne, het Oekraïne-referendum en de Amerikaanse presidentsverkiezingen zijn gebezigd.
Tel daar de onbeschaamdheid bij op waarmee Donald Trump halve waarheden en hele leugens verkoopt en het gevoel dat ‘waarheid’ irrelevant is geworden, is goed te begrijpen. Niet verwonderlijk ook dat dit fenomeen vaak gekoppeld wordt aan de groeiende macht van ‘het populisme’. In een samenleving die waarheid niet meer belangrijk vindt, gedijt het populisme als nooit tevoren, zo wil de theorie.
Een voor de hand liggende vraag die alleen zelden gesteld wordt, luidt: wat is waarheid eigenlijk? Of specifieker: aan welke waarheid zijn wij, als ‘post-waarheid’-samenleving, dan precies voorbij gegaan? Van welke waarheid hebben we afscheid genomen? En misschien nog wel belangrijker: wat is er voor in de plaats gekomen?
Drie soorten waarheid
Om die vragen te kunnen beantwoorden, wil ik eerst teruggrijpen naar drie soorten waarheid waarover ik al eerder een essay schreef.
Het eerste type waarheid dat ik daarin onderscheid, is: de gegeven waarheid. Dit type waarheid kenmerkt zich door het idee dat waarheid buiten de mens ligt, en daardoor ook buiten zijn bereik. Het houdt zich op in het bovenmenselijke, ook wel het transcendente genoemd. De modus waarmee mensen toegang hebben tot dit type waarheid, is via geloof: je kunt haar niet kennen, je kunt er alleen in geloven. Alle godsdiensten in de wereld zijn er op gebaseerd.
Als tweede type waarheid noemde ik: de gevonden waarheid. Dit type waarheid kenmerkt zich door het idee dat waarheid weliswaar buiten de mens ligt, maar ook binnen zijn bereik: ze kan door de mens gevonden of ontdekt worden via de ratio, de waarneming en in theorievorming. De moderne wetenschap is op dit idee van waarheid gebaseerd. Ze staat los van de mens in de zin dat het niet afhankelijk is van de mens zelf (ook wel ‘objectiviteit’ genoemd), maar staat tegelijkertijd dichter bij de mens dan het transcendente in de zin dat ze niet onbereikbaar is. De modus waarmee mensen toegang tot dit type waarheid hebben, is kennis: je hoeft er niet in te geloven, je kunt haar kennen.
Er zijn geen feiten, alleen interpretaties
En dan is er nog het derde type waarheid: de gemaakte waarheid. Dit type waarheid kenmerkt zich door het idee dat waarheid helemaal niet buiten de mens, maar juist in de mens ligt: wij maken waarheid zelf. Deze school beschouwt waarheid niet als iets transcendents of bovenmenselijks, en evenmin als iets objectiefs of vindbaars: waarheid is subjectief. Of simpeler gezegd: ze zou niet bestaan als de mens niet bestond. De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche vatte de kern ervan misschien wel het beste samen in zijn stelling: ‘Er zijn geen feiten, alleen interpretaties.’
Drie tijdperken van waarheid: premodern, modern en postmodern
Hoewel alle drie de soorten waarheid in alle tijden en in alle samenlevingen aanwezig zijn geweest, verschillen tijdperken en maatschappijen wel in dominantie van één van de typen. Gedurende de premoderne tijd (grofweg alles tot aan de zestiende eeuw) was in het Westen het geloof in een gegeven waarheid zo goed als gemeengoed; gedurende de moderne tijd, tussen grofweg de zestiende en twintigste eeuw, werd door de opkomst van de wetenschap juist de gevonden waarheid dominant; en gedurende de postmoderne tijd, grofweg vanaf de twintigste eeuw tot nu, raakte het idee van een gemaakte waarheid meer en meer in zwang.
Voor de goede orde: geen enkele tijd heeft ooit afscheid genomen van het ene of het andere type waarheid. Ook in onze huidige, sterk verwetenschappelijkte samenleving spelen transcendente, religieuze waarheidsopvattingen nog steeds een grote rol. En ook al typeren wij onze samenleving eveneens vaak als seculier en postmodern ( ‘God is dood,’ alles is ‘maar een mening’), tegelijkertijd is het geloof in zaken als ‘objectiviteit,’ ‘de feiten,’ ‘de realiteit’ en vergelijkbare waarheidsclaims evenzeer wijdverbreid.
Onze samenleving is dus een mengelmoes van al deze soorten waarheid - en in feite zijn alle maatschappelijke debatten die we voeren in hun kern terug te voeren op een strijd tussen deze drie waarheidsopvattingen. Debatten zijn ontologische gevechten over de vraag: wat is waar?
Onze tijd: de waarheid als product, gedreven door commercie
Als deze drie soorten waarheid nog altijd prominent aanwezig zijn in onze samenleving, waarom spreken zoveel commentatoren, wetenschappers en twitterati dan toch van een samenleving die ‘voorbij de waarheid’ is? Welnu, het antwoord is, denk ik, te vinden in een vierde vorm die waarheid heeft aangenomen - een vorm waarmee ik mijn eerdere essay ook afsloot: waarheid als product.
In onze tijd, laten we haar voor het gemak de post-postmoderne tijd noemen, komt waarheid in toenemende mate tot stand volgens de wetten van de commercie.
De belangrijkste reden daarvoor vinden we in een ontwikkeling die met name sinds de jaren tachtig in een stroomversnelling kwam: de commercialisering van onze informatievoorziening. Marktwerking in de zorg en het onderwijs zijn veel besproken en bekritiseerde fenomenen, maar veel minder debat is er geweest over de extreme marktwerking in de productie van ons wereldbeeld. Bijna alle invloedrijke informatie over de wereld om ons heen - van televisie tot boeken tot nieuwssites - is in handen van circa dertig multinationals. Bedrijven die allemaal luisteren naar de wetten van de markt en dus hoofdzakelijk gestuurd worden op kijkcijfers, oplages, advertentie-inkomsten, rendement en winst.
Google en Facebook zijn de pilaren waarop het digitale kapitalisme is gebouwd
Vanaf de jaren negentig kwam daar bovendien een ontwikkeling bij: de opkomst van wat de Wit-Russische denker Evgeny Morozov het ‘digitale kapitalisme’ noemt. De ontstaansgeschiedenis daarvan is te veelomvattend om in het bestek van één essay recht te doen, maar komt hier op neer: onze digitale informatie-infrastructuur (de computer, het internet, mobiele telefonie), uitgevonden en gefinancierd door overheidsinstanties zoals het leger en universiteiten, werd vermarkt en groeide op die manier uit tot de digitale informatievoorziening die het leven van nu zo kenmerkt.
En ook hier deed zich in de afgelopen twee decennia een sterke concentratie van kapitaal en macht voor. Anno 2017 wordt deze digitale informatiestructuur gedomineerd door een handjevol grote spelers, met als absolute koplopers: Google en Facebook.
Deze twee internetgiganten zijn verantwoordelijk voor wat je de ‘monopolisering van het internet’ kunt noemen. Google en Facebook zijn de grondleggers van het businessmodel van het internet. Een businessmodel dat zich simpel laat samenvatten als: gratis diensten, betaald door advertenties.
Met dit businessmodel hebben Google en Facebook een historisch ongeëvenaarde claim op onze informatievoorziening weten te leggen. Er is niet zo heel veel dagelijkse informatie meer die niet door een van de kanalen van Google of Facebook tot ons komt - of het nu via de zoekmachine of het sociale medium zelf is, of via een van hun dochterondernemingen als YouTube, Instagram of WhatsApp.
Google en Facebook zijn, zou je kunnen zeggen, de pilaren waarop het digitale kapitalisme is gebouwd: zij hebben eigenhandig een substantieel deel van de informatiemarkt én het onderliggende verdienmodel (de advertentiemarkt) overgenomen. Ter illustratie: bijna 1 miljard bezoekers per dag komen in aanraking met nieuws via Facebook, en samen hebben deze twee bedrijven maar liefst 85 procent van de online advertentiemarkt in handen.
Het nieuwe orakel: het algoritme
Daarmee is de bron van waarheid ook fundamenteel veranderd. In de premoderne tijd was de bron van waarheid het hogere, dat tot de mens kwam via geloof. In de moderne tijd was de bron de wetenschap, die tot ons kwam via de ratio. In de postmoderne tijd was de bron het subject: de mens zelf.
En in de post-postmoderne tijd is de bron: het algoritme.
Het klinkt misschien gek, maar misschien wel de belangrijkste uitvindingen van de laat-twintigste eeuw zijn: de zoekalgoritmen van Google en de tijdlijn-algoritmen van Facebook. Deze algoritmen, waarvan de precieze werking in nevelen gehuld is en de criteria een goed bewaard geheim zijn, zijn uitgegroeid tot de machtigste mechanismen in onze informatievoorziening - en daarmee ook tot de grootste invloeden op ons wereldbeeld.
Deze algoritmen bepalen voor een substantieel deel welke informatie gemaakt wordt, hoe die informatie verspreid wordt en wat we ervan te zien krijgen of juist niet. Ze zijn de verborgen broncode van een flink deel van de informatie die wij tot ons nemen: welk nieuws je ziet, welke zoekresultaten je krijgt, welke bronnen als betrouwbaar of als ongeloofwaardig worden bestempeld enzovoorts. Ze bepalen, kortom, voor een groot deel wat wij geloven, weten en vinden.
Hoewel geheim, is er wel het een en ander bekend over de werking van deze algoritmen. Zo rangschikt Google zijn zoekresultaten onder andere door te kijken naar hoeveel links er verwijzen naar een bepaalde site - links die op hun beurt weer gerangschikt zijn in betrouwbaarheid en autoriteit door onder andere het aantal links dat verwijst naar die sites zelf.
Facebook hanteert vergelijkbare criteria, zoals: een bericht komt sneller en prominenter in jouw persoonlijke tijdlijn terecht als het veel geliket en gedeeld wordt - en nog prominenter als het jouw vrienden of vrienden van vrienden zijn die het liken of delen. Beide bedrijven personaliseren de informatie ook: jouw eigen zoek-, like- en deelgedrag bepalen mede welke resultaten, berichten en bronnen je prominent, minder prominent of helemaal niet te zien krijgt.
Deze criteria hebben niet alleen enorme invloed op de wijze van verspreiding van informatie, maar ook op de wijze van productie. Wat voor soort informatie gemaakt wordt, en hoe deze tot stand komt, wordt in toenemende mate bepaald door waar de algoritmen van Google en Facebook voorkeur aan geven. Traditionele nieuwsmedia laten zich meer en meer leiden in hun keuzes en presentatie door wat het meest geliket, geshared of geretweet wordt. Tegelijkertijd zijn er nieuwe media ontstaan die hier volledig op zijn gebaseerd, variërend van mainstream (Buzzfeed, The Huffington Post) tot radicaal (Breitbart,Infowars). Met andere woorden: Google en Facebook bepalen, direct én indirect, welke informatie in welke vorm in welke mate wordt geconsumeerd.
Ziedaar waarheid als product: het product van een technologische infrastructuur gedomineerd door informatiemonopolies met advertenties als verdienmodel, gestuurd door algoritmen die selecteren op linkbaarheid, deelbaarheid en populariteit. Of, zoals Evgeny Morozov het formuleert: ‘An economy ruled by online advertising has produced its own theory of thruth; truth is whatever produces most eyeballs.’
Waar is niet wat klopt.
Waar is wat klikt.
We zijn niet voorbij waarheid, alleen niemand snapt meer de bron ervan
Natuurlijk, waarheid kent veel meer bronnen dan het door Google en Facebook gemonopoliseerde internet. Van boeken tot films, van documentaires tot radioshows, van academische papers tot gesprekken met vrienden en familie: informatie komt tot ons via talloze wegen.
Toch moet de invloed van de online informatiegiganten niet worden onderschat: ze beïnvloeden ons consumptiepatroon, onze politieke voorkeuren, ons nieuwsdieet, onze sociale contacten - kortom, alle belangrijke aspecten van ons wereldbeeld.
En de hamvraag is dan: heeft die invloed geleid tot een samenleving die voorbij de waarheid is geraakt, zoals veel opiniemakers en academici stellen? Is er sprake van minder waarheid? Of helemaal geen waarheid? Of is er alleen sprake van een ander soort waarheid?
Ik denk zelf dat laatste. Onze samenleving kent niet meer of minder waarheid en onwaarheid dan vroeger. Het grote verschil is alleen dat de macht is verlegd naar andere bronnen. Waarheid, in de maatschappelijke zin van het woord, werd tot voor kort hoofdzakelijk geproduceerd door professionele informatiemakers: overheidsinstanties, massamedia, kerken, denktanks, universiteiten. Onwaarheid, in de vorm van roddels, leugens, complottheorieën en achterklap, was er evenzeer en evenveel, maar bleef voor het digitale tijdperk relatief beperkt in reikwijdte. Ze werden vooral uitgewisseld in de kroeg, op het dorpsplein of binnen de eigen sociale kring.
Google en Facebook hebben traditionele waarheidsproducenten ondermijnd en een verdienmodel voor roddel en achterklap uitgevonden
Hét grote verschil dat de algoritmen van Facebook en Google teweeg hebben gebracht, is dat zij enerzijds de monopolies van de traditionele waarheidsproducenten (politiek, media, wetenschap) hebben ondermijnd en tegelijkertijd een verdienmodel hebben gelegd onder het soort informatie dat voorheen beperkt bleef tot de dorpspomp en de bar: roddel, achterklap en nonsens. De waarheidsproducerende macht is verschoven van Den Haag, Washington en Brussel (politiek), Hilversum, New York en Londen (media) en Boston, Wageningen en Parijs (wetenschap) naar Silicon Valley: naar de algoritmen die een wereldwijd podium verschaffen aan whatever makes you click.
Met andere woorden: de waarheidsproducerende macht is verschoven van traditionele elitebolwerken naar nieuwe elites én niet-elites. Vandaar ook dat vooral de traditionele informatiemonopolisten (politici, journalisten, opiniemakers) spreken van een post-waarheid-samenleving: hún waarheid is niet langer aan de macht. Ze moeten die macht nu delen met iedereen die door de informatiegiganten uit Silicon Valley het podium wordt verschaft. Voor de goede orde: dat betekent niet dat de traditionele informatiemonopolisten ‘de waarheid in pacht’ hadden - en de leugenaars nu opeens vrij spel hebben.
Nee, het voornaamste verschil is dat bijna niemand de bron van waarheid - het algoritme - nog doorgrondt of snapt. En belangrijker: dat niemand de morele verantwoordelijkheid draagt of aansprakelijk gesteld kan worden voor de waarachtigheid van de informatie die eruit komt. Een krant kan je nog aansprakelijk stellen door op te zeggen. Een wetenschapper hanteert controleerbare methoden en koestert een zekere morele schatplichtigheid jegens de waarheid. Van een roddelblad is de (on)waarachtigheid redelijk transparant. En het geouwehoer in een kroeg bereikt geen miljoenen mensen.
Voor Google en Facebook geldt niets van dit alles. Ze zijn niet aansprakelijk voor de informatie die ze verspreiden; ze dringen de informatie aan hun gebruikers op in de zoekresultaten of tijdlijn, de waarachtigheid ervan is slecht of niet in te schatten, het bereik is wereldwijd en hun morele verplichting gaat uitsluitend uit naar aandeelhouders.
Waarheid wordt nog steeds, zoals altijd, gegeven, gevonden en gemaakt. Alleen weet niemand nog hoe.