Juist nu je alles kunt googelen, moet onderwijs over kennis gaan
Volgens het belangrijkste onderwijsadvies van 2016 zou onderwijs zich minder op kennis moeten richten. Samenwerken, creativiteit en digitale vaardigheden zouden belangrijker moeten worden. Aan die gedachte liggen twee hardnekkige mythes ten grondslag, die ik in dit stuk ontkracht.
Alles wat je wilt weten, is in een paar muisklikken te googelen. Het is belachelijk dat leerlingen op school nog moeten leren dat de Slag bij Heiligerlee in 1568 plaatsvond of dat voor fotosynthese licht nodig is. Ieder kind heeft immers altijd een digitale encyclopedie in z’n broekzak. We zouden leerlingen niet moeten lastigvallen met allemaal feitjes, we zouden ze moeten leren waar ze al die informatie kunnen vinden.
Het kan zijn dat je nu instemmend zit te knikken. Zelf voelde ik me een beetje vies toen ik die eerste vier zinnen opschreef.
Het zijn namelijk niet mijn woorden. In het belangrijkste onderwijsadvies van afgelopen jaar – dat van Platform Onderwijs 2032 onder leiding van Paul Schnabel -, staat dat ‘de nadruk minder op encyclopedische kennis moet komen te liggen.’ Want: ‘Om een historisch, geografisch en natuurwetenschappelijk wereldbeeld te ontwikkelen, hoeven leerlingen niet alle feiten die nu in methodes aan de orde komen precies te kennen.’
In de laatste brief die staatssecretaris Sander Dekker (VVD) naar de Tweede Kamer stuurde over Onderwijs2032 staat dat ‘de samenleving en arbeidsmarkt een steeds groter beroep doen op de beheersing van vaardigheden die niet zijn gebonden aan een specifiek vak.’ Onderwijs zou zich volgens Dekker dus meer moeten richten op vakoverstijgende vaardigheden als creativiteit, samenwerken en probleemoplossend vermogen.
Wie zulke dingen opschrijft, heeft weinig van onderwijs begrepen. Wie vindt dat onderwijs kinderen vaardigheden aan zou moeten leren, zou juist moeten inzien dat kennis daarvoor van groot belang is. Dat laat ik in dit stuk zien aan de hand van de ontkrachting van twee hardnekkige onderwijsmythes.
Mythe 1: Kennis is minder belangrijk, want alles staat op internet
Daarvoor is het goed om eerst onderscheid te maken tussen ‘kennis’ en ‘informatie.’ Kort gezegd: kennis is geïnterpreteerde en gestructureerde informatie. Informatie vind je op internet, kennis vind je in je hersenpan.
Natuurlijk heeft het internet ervoor gezorgd dat veel meer informatie voor iedereen toegankelijk is. Volgens Eric Schmidt, voormalig CEO van Google, werd in 2010 iedere twee dagen evenveel informatie gecreëerd als tussen het ontstaan van de aarde en 2009. Robert Moore, CEO van databedrijf RJMetrics, berekende dat we nu iedere zeven dagen evenveel informatie vastleggen als in heel 2002. Een ander databedrijf stelt dat er in 2011 tien keer meer data werden geproduceerd dan in 2006.
Wie er ook gelijk heeft: door het internet is er superveel informatie beschikbaar gekomen.
We zouden kinderen daarom moeten leren omgaan met al die exabytes aan informatie. Want je hoeft maar te googelen op ‘Did the Holocaust really happen?’ om erachter te komen dat de zoekmachine geen Encyclopedia Britannica is. Zoek je op ‘beginnend hoestje’ of ‘pijn aan voet’ dan blijk je binnen drie muisklikken een tropische ziekte te hebben. En de verkiezing van Donald Trump heeft ons meer dan ooit doen inzien dat het belangrijk is om nieuws van nepnieuws te kunnen onderscheiden.
We zouden kinderen moeten leren omgaan met al die exabytes aan informatie
Juist daar is kennis voor nodig.
Dat concludeert Fleurie Nievelstein, onderwijspsycholoog aan de Maastricht University, ook in haar proefschrift Learning Law. Zij legde eerste- en derdejaarsstudenten rechten een juridische casus voor die zij op moesten lossen. Wat bleek: de eerstejaars presteerden niet beter toen zij er een wetboek bij mochten houden, de derdejaars wel.
Nievelstein suggereert dat het zoekproces in het volledige wetboek een ineffectieve belasting is voor de eerstejaars. Zoals een van de eerstejaars, lezend in het wetboek, opmerkte: ‘Oké… wat betekent dit allemaal?’
Kun je nagaan hoe belastend het is als je het hele internet tot je beschikking hebt. Dat merk ik ook tijdens mijn lessen: als ik kinderen een vrije opdracht geef om informatie over een onderwerp te zoeken, voeren ze vaak de verkeerde zoektermen in, kijken ze alleen naar de eerste hits op Google of besluiten ze na tien minuten zoeken iets anders te gaan doen.
Als we willen dat kinderen op school leren met internet om te gaan, moeten we ze kennis bijbrengen.
Nee, zonder kennis leer je ook niets nieuws
Niet alleen om (digitale) zin van onzin te onderscheiden is het belangrijk om iets van een onderwerp af te weten. Wat je weet, bepaalt ook hoe je nieuwe informatie opneemt. Lees, zonder verdere instructie, de volgende tekst maar eens.
De procedure is in feite heel erg simpel. Eerst orden je de items in verschillende groepen. Natuurlijk kan een stapel genoeg zijn, afhankelijk van hoeveel er te doen is. Als je je moet verplaatsen bij gebrek aan faciliteiten, is dat de volgende stap, anders kun je beginnen. Het is belangrijk om niet te veel in één keer te doen.
Je begrijpt er waarschijnlijk weinig van en hebt moeite de tekst te onthouden. Lees dan hier eens waar de tekst over gaat.
Ineens wordt de tekst veel duidelijker. Je begrijpt wat de items zijn en waarom je die in groepjes moet verdelen. Je weet waarom een stapel genoeg kan zijn en waarom het belangrijk is dat je niet te veel in één keer doet. De tekst is met voorkennis ook veel beter te onthouden.
Dat komt door de manier waarop ons geheugen werkt.
Alles wat we zien, voelen, ruiken, proeven of horen komt binnen in ons sensorisch geheugen. Die dingen waar we vervolgens aandacht aan besteden, bijvoorbeeld door een tekst te lezen of naar een afbeelding te kijken, worden doorgesluisd naar het werkgeheugen. Dat geheugen kan maar een paar nieuwe dingen tegelijk onthouden. De dingen waar je vervolgens iets mee doet (hardop voorlezen, overschrijven, natekenen), komen in je langetermijngeheugen terecht. In dat geheugen ligt al je kennis in schema’s opgeslagen. Nieuwe kennis kan aan zo’n schema toegevoegd worden of kan zo’n schema veranderen; dat is wat we leren noemen.
Wie weinig weet (dus: weinig heeft opgeslagen in zijn langetermijngeheugen), moet voortdurend zijn werkgeheugen overbelasten. Weinig informatie wordt dan doorgesluisd naar het langetermijngeheugen.
Als we willen dat kinderen op school steeds meer leren, moeten we ze kennis bijbrengen.
Mythe 2: Onderwijs zou kinderen vakoverstijgende vaardigheden moeten aanleren
Kennis is dus belangrijk. Dat betekent niet dat vakoverstijgende vaardigheden dat niet ook kunnen zijn. Je kan er ook haast niet tegen zijn als iemand zegt dat kinderen kritisch zouden moeten leren denken, dat ze problemen zouden moeten leren oplossen of dat creativiteit gestimuleerd zou moeten worden. Ik stelde dat zelf ook al eens voor.
Eén dingetje: er is geen bewijs voor het bestaan van zulke vakoverstijgende vaardigheden.
Dat liet de Nederlandse schaakgrootmeester en psycholoog Adriaan de Groot in 1946 al zien. Hij liet ervaren schakers en beginners twintig tellen lang een opstelling zien tijdens een potje schaak. Vervolgens moesten zij op een leeg bord de stukken precies zo terugzetten als zij eerder hadden gezien.
De beginners zetten maar een stuk of vijf stukken goed neer. De ervaren schakers wisten zonder moeite alle twintig stukken goed terug op het bord te zetten. De conclusie: ervaren schakers hebben een vaardigheid ontwikkeld waardoor zij de positie van stukken beter kunnen onthouden.
Juist kennis in een specifiek vakgebied leidt vaak tot creativiteit
Maar toen zette De Groot de stukken op een willekeurige plek op het bord neer en gaf hij zijn proefschakers dezelfde opdracht. Het gevolg? De ervaren spelers konden zich de positie van slechts vijf stukken herinneren, net als de beginners. De nieuwe conclusie: de experts hadden geen algemene vaardigheid ontwikkeld, maar juist heel specifieke kennis over schaakpatronen opgeslagen in hun langetermijngeheugen.
Nee, vaardigheden zijn juist heel domeinspecifiek
Sinds 1940 is er veel onderzoek gedaan dat De Groots gelijk bevestigt. In 2011 concludeerde de National Academy of Sciences nog dat er weinig bewijs is dat ‘kritisch denken’ - als vakoverstijgende vaardigheid - bestaat. Psychologen Anders Ericsson en Robert Pool komen in hun onderzoek naar expertise tot de conclusie dat vakoverstijgende vaardigheden niet bestaan. Als je goed bent in één ding – zeg: het oplossen van wiskundige problemen – maakt dat je nog geen allround probleemoplosser.
Dat geldt ook voor creativiteit, al willen we graag anders geloven. In de best bekeken TED-talk ooit (42,6 miljoen views) stelt onderwijsgoeroe Sir Ken Robinson dat ieder kind creatief geboren wordt, maar dat het onderwijs die creativiteit verspilt. Onderwijs zou volgens Robinson minder op kennis gericht moeten zijn, en meer op creativiteit. Robinson brengt het grappig: ‘Professoren zien hun lichaam als een vorm van transport voor hun hoofd.’
Maar die twee kan je niet zo los van elkaar zien. Juist kennis in een specifiek vakgebied leidt vaak tot creativiteit.
Dat is wat onderwijskundige en psycholoog Keith Sawyer in zijn overzichtswerk Explaining Creativity laat zien. Hij baseert zich op jaren onderzoek naar creativiteit door wetenschappers uit verschillende vakgebieden.
Sawyer beschrijft het creatieve proces, waarin het verwerven van kennis een cruciale rol speelt. Zonder te weten wat er in een vakgebied al bekend is, heeft iemand geen basis om creatief mee te zijn. Daarom moet iemand zich eerst de conventies van een vakgebied eigen maken. Dat kan lang duren. Uit onderzoek naar creatieve individuen in allerlei disciplines blijkt dat zij hun grootste doorbraken pas na tien jaar studeren ‘bedachten.’
Als we willen dat kinderen op school vaardigheden leren, moeten we ze (hoe paradoxaal dat ook klinkt) kennis bijbrengen.
Wat het ministerie hiermee moet
Het internet heeft er weliswaar voor gezorgd dat veel meer informatie voor iedereen toegankelijk is, maar dat betekent niet dat kennis minder belangrijk is geworden. Wie ergens goed in wil worden, kan niet zonder kennis.
Wat moeten we met deze kennis over kennis? In het in 2016 verschenen boek Why Knowledge Matters: Rescuing Our Children from Failed Educational Theories analyseert E.D. Hirsch twee onderwijscrises: een in de Verenigde Staten en een in Frankrijk. Het leidde tot twee alarmerende rapporten.
Hirsch concludeert dat een van de oorzaken is dat het doel van onderwijs in beide landen verschoof van het overbrengen van kennis naar het ontwikkelen van vakoverstijgende vaardigheden.
In Nederland ligt met Onderwijs2032 een soortgelijke verandering in het verschiet. Niet zo gek, want ook internationaal is de trend om meer aandacht te besteden aan vakoverstijgende vaardigheden. De onderwijsafdeling van OESO, trendsetter in onderwijsbeleid wereldwijd, maakt al tests die leerlingen toetsen op problem solving skills. Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), de organisatie die het ministerie van Onderwijs adviseert over wat leerlingen zouden moeten leren, is er ook mee bezig.
Leraren zijn de enige verstandigen. Toen ze hoorden over de plannen van Onderwijs2032 adviseerden ze het ministerie van Onderwijs om de vakken zoals die nu gegeven worden te laten bestaan, omdat ze bang waren dat belangrijke vakkennis anders verloren zou gaan. Vakoverstijgende vaardigheden zouden volgens hen geen prominente plek in het curriculum moeten krijgen.
Het ministerie van Onderwijs zou er verstandig aan doen naar die leraren te luisteren. Wat zou anders de titel van het Nederlandse rapport zijn dat over twintig jaar concludeert dat ons onderwijs kapot is gegaan aan vakoverstijgende vaardigheden en dat onderwijs kinderen weer voornamelijk kennis bij zou moeten brengen?
Een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs laat in een reactie het volgende weten:
- Vakken en vakkennis blijven de ruggengraat van het Nederlandse onderwijs. In de volgende fase van curriculumherziening wordt de inhoud van vakken uitgewerkt.
- Daarnaast is het van belang dat kinderen bepaalde vaardigheden meekrijgen op school. Denk aan creativiteit of probleemoplossend vermogen. Dit soort vaardigheden voeren breder dan één enkel vak.
- De komende tijd gaat het ministerie beter uitwerken hoe we kinderen deze vaardigheden het beste kunnen leren.
- Uiteindelijk zal dit dan een plaats krijgen in de (bestaande) vakken. Er komt dus geen nieuw vak ‘creativiteit’ of ‘probleemoplossend vermogen.’
Dit verhaal is het tweede in een reeks over onderwijsmythes. Voor deze reeks maak ik grif gebruik van het boek Urban Myths About Learning and Education van Pedro de Bruyckere, Paul Kirschner en Casper Hulshof.
Lees ook:
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!