Moet ons onderwijssysteem op de schop? Discussieer mee
Komen in ons onderwijssysteem de talenten van kinderen genoeg tot bloei? Nee, schrijft hoogleraar onderwijsvernieuwing Rob Martens. En dat kan ons heel duur komen te staan, schat hij. Ik geef een samenvatting van zijn prikkelende artikel en roep jullie op mee te discussiëren over de alternatieven.
‘Als je redeneert vanuit kansen voor kinderen is ons onderwijsbestel de houdbaarheid voorbij. Als we niks doen, gooien we heel veel talent weg.’ Dat stelde Tweede Kamerlid Paul van Meenen (D66) in een interview met het vakblad Vantwaalftotachttien.
Verkiezingsretoriek of moet ons onderwijssysteem inderdaad op de schop? In het tijdschrift Onderwijsinnovatie komt hoogleraar onderwijsvernieuwing Rob Martens met een duidelijk antwoord op deze laatste vraag: ‘Het zal politiek nog niet scoren en het CBS zal het niet doorrekenen, maar het antwoord is ja.’
Eén probleem: het is bijna onmogelijk de effecten van een bepaald onderwijssysteem te meten. Martens: ‘Wie bezuinigt op bruggenonderhoud ziet na enkele jaren de bruggen instorten. Bij fundamentele onderwijsbestelproblemen is dat lastiger zichtbaar te maken. Langetermijneffecten laten zich moeilijk in klinkende euro’s omschrijven, dus tellen we ze niet mee.’
De hoogleraar voorspelt dat Van Meenen dus op veel tegenwerking kan rekenen, aangezien ons land wordt ‘gedomineerd door rekenmeesters.’ Toch is hij het met Van Meenen eens dat het stelsel op de schop moet. Om dat te onderbouwen, stipt hij vier onderwijsproblemen aan die talentontwikkeling in het onderwijs in de weg zitten. Om de rekenmeesters ter wille te zijn, maakt hij ook een voorzichtige schatting van wat dit ons zou kunnen kosten.
Veel van deze problemen zijn eerder aan de orde geweest op De Correspondent maar Martens’ artikel biedt een mooi overzicht en is daarmee erg de moeite waard. Ik geef vast een overzicht van de vier problemen die hij signaleert en roep jullie op om mee te discussiëren.
1. Jonge kinderen worden in het huidige onderwijsbestel benadeeld
Martens wijst erop dat ons onderwijssysteem nadelig uitpakt voor relatief jonge kinderen in een klas (de kinderen die bijvoorbeeld in augustus jarig zijn of later). Deze kinderen krijgen vaker dan gemiddeld een te laag schooladvies omdat ze minder goed presteren op de Citotoetsen. Zo komt 55 procent van hen op het vmbo terecht tegen 45 procent van de groep oudere kinderen.
Deze jonge kinderen zijn oververtegenwoordigd in het speciaal onderwijs
Wat je ook ziet, is dat deze jonge kinderen oververtegenwoordigd zijn in het speciaal onderwijs. Ander nadeel is dat deze jonge kinderen vaker blijven zitten en – mede hierdoor - een negatief zelfbeeld ontwikkelen.
In Nederland komt daar nog eens bovenop dat kinderen al op heel jonge leeftijd geselecteerd worden voor de middelbare school. Deze vroege selectie verergert het probleem van de jonge leerling. Martens: ‘Hoe jonger je bent des te groter de relatieve last die je hebt van de achterstand in maanden.’
De kosten van dit alles? Martens doet een gok: ‘Zittenblijven en switchen van opleiding: drie miljard euro; twintig procent onderpresteerders die daar de rest van hun leven last van blijven houden: 100 miljard euro?’
2. Het huidige onderwijsbestel leidt niet tot intrinsiek gemotiveerde kinderen
Martens stelt dat in een goed onderwijsbestel de leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn. Als deze redenering klopt – ik vraag me af of je de ‘schuld’ hiervan alleen bij het onderwijsbestel kunt leggen; wat is de rol van ouders bijvoorbeeld? -, zegt dat veel over het Nederlandse bestel.
Uit een onderzoeksverslag van de Onderwijsinspectie blijkt namelijk dat Nederlandse leerlingen weinig intrinsiek gemotiveerd zijn. Dat is zeer nadelig, want deze kinderen leren minder diepgaand, zijn minder nieuwsgierig en gaan minder op onderzoek uit. Daarnaast zijn ze vaker afgeleid en zijn ze minder volhardend in de taken die ze doen.
Martens doet geen schatting van wat de kosten hiervan zijn, maar stelt wel dat het niet denkbeeldig is dat een ongemotiveerde leerling of student 50 procent minder effectief leert. Dat zou de belastingbetaler misschien wel zo’n 15 miljard euro per jaar kunnen kosten.
3. In het huidige onderwijsbestel komen te veel kinderen op een verkeerde plek terecht
Zo’n 20 procent van de kinderen zit in het vierde leerjaar van de middelbare school op een lager niveau dan geadviseerd door de basisschool. Rond de 13 procent eindigt hoger. Verder blijft één op de acht kinderen een keer zitten in de eerste drie jaar van de middelbare school.
Daarnaast is er een groep leerlingen waarvan we niet weten of ze te laag zijn ingeschaald omdat ze hun opleiding gewoon afmaken. Op basis hiervan schrijft Martens: ‘Het vermoeden is gerechtvaardigd dat een krappe meerderheid niet op de plek zit waar ze het beste tot haar recht komt.’
Veertig procent van de mbo-ers die doorstroomt naar het hbo, stopt of switcht binnen één jaar
Verder wijst hij op de moeizame overgang van het mbo naar het hbo. Veertig procent van de mbo’ers die doorstroomt naar het hbo, stopt of switcht binnen één jaar. Martens: ‘Het lukt in ons onderwijsbestel onvoldoende om leerlingen en studenten voor te bereiden op vervolgonderwijs of om op de juiste plek te krijgen.’
Geschatte kosten volgens Martens? ‘Korte en lange termijn bij elkaar: zo’n tien miljard per jaar?’
4. Het huidige onderwijsbestel kampt met uitval en vertraging – dit geldt in het bijzonder voor jongens
Ons onderwijssysteem trekt bepaalde groepen kinderen omlaag, stelt Martens. Dat geldt niet alleen voor kinderen die opgroeien in kansarme gezinnen – zoals onlangs werd gesignaleerd door de Onderwijsinspectie - maar ook voor jongens. Als je het aantal mannen dat een wetenschappelijke of hbo-opleiding afrondt, vergelijkt met het aantal vrouwen, zie je bijvoorbeeld een fors verschil. Van het totaal aantal geslaagden is 44 procent man en 56 procent vrouw. Volgens Martens is dat ‘dure talentverspilling.’
Daarbij: ‘Schooluitval onder niet-westerse jongens betekent een behoorlijke kans op een route richting criminaliteit of radicalisering.’ De directe kosten van de totale uitval raamt Martens op vijf miljard euro. De indirecte kosten zijn volgens hem niet in geld uit te drukken.
Martens sluit zijn betoog af met de opmerking dat hij zijn artikel niet heeft geschreven om onderwijsprofessionals - waar hij zichzelf ook toe rekent - erop te wijzen dat ze het niet goed doen. ‘De simpele vraag was of Van Meenen gelijk heeft dat ons onderwijsstelsel op de schop moet.’
Hoe een nieuw systeem eruit zou moeten komen te zien, daar gaat hij niet op in. Maar dat hij vindt dat er iets moet gebeuren, is duidelijk: ‘Wanneer het onderwijssysteem met zijn schotten en vroege keuze en jaarklassen leerlingen niet in hun (gemotiveerde) kracht zet waardoor ze een definitieve verkeerde school- of studiekeuze maken, hun talent niet tot bloei komt of ze uitvallen, dan hebben we daar heel lang last van. De kosten zijn dan van epische omvang.’
Zijn jullie het eens met de analyse en de financiële inschattingen van Martens? En hebben jullie misschien ideeën voor een alternatief onderwijsstelsel? Martens is bereid mee te discussiëren onder het stuk.