Met je gezin voor twee planten op straat gezet. En meer uitwassen van de strijd tegen wiet
Er moeten veel meer slachtoffers vallen in de Nederlandse strijd tegen cannabis. De vijf verhalen die ik vond, laten heel duidelijk zien wat er mis is met de Nederlandse strijd tegen wiet.
Er worden in Nederland dagelijks ongeveer zestien wietplantages opgerold.* Volgens de politie zou het om één zesde van alle plantages gaan. Volgens het CDA is dat nog veel te weinig. De partij presenteerde recent het rapport Tot hier en niet verder!,* dat een voorstel moet zijn voor een nieuw drugsbeleid.
Wat daar dan in staat? Alle coffeeshops dicht, weg met gedogen van bezit van drugs en ‘criminelen niet belonen, maar bestraffen voor slecht gedrag.’ Want cannabis is niet normaal, dus wil het CDA ‘dat de overheid keihard optreedt.’
Het CDA-rapport is een reactie op het recent verschenen boek De achterkant van Nederland,* waarin de journalisten Jan Tromp en Pieter Tops de Nederlandse drugswereld in kaart brengen. Tekenend was het interview* dat de twee in de Volkskrant publiceerden met een officier van justitie. Wat was volgens haar het belangrijkste probleem in de strijd tegen de drugscriminaliteit? De privacyregels, die moeten versoepeld worden.
Diegenen die de strijd tegen cannabis voeren benadrukken vaak hoe criminelen zich op de wietteelt hebben gestort. Dit wordt zelfs gesteld in zaken waarbij mensen niets anders verkeerd hebben gedaan dan alleen het kweken van de planten. Het probleem dus: de bijl waarmee gehakt wordt, maakt te grote spaanders.
Daar kwam ik achter toen ik recent een oproep deed aan drugsoorlogslachtoffers zich te melden. Ik hoorde niet alleen over mensen die proberen een plantage aan te leggen en behandeld worden alsof ze harde criminelen zijn, maar ook over mensen die minder dan vijf planten op het balkon hebben staan en met kinderen uit huis worden gezet.
In plaats van kwekers te vervolgen voor overlast, onveilige stroomaanleg, stroomdiefstal of geweld, komen ze regelmatig in de problemen voor het simpelweg aanwezig zijn van wiet, een product dat pas gedoogd wordt als het in een coffeeshop is beland.
Er moeten nog veel meer slachtofferverhalen te vertellen zijn van deze strijd tegen criminaliteit, maar veel informatie is niet openbaar en slechts een enkeling durft zijn mond open te doen. Daarom hier vijf tekenende verhalen over slachtoffers van de strijd tegen drugscriminaliteit die ik tot nu toe heb kunnen vinden.
Op straat gezet om een plantage
Maak kennis met de familie Jansen, die in het Noord-Brabantse Asten in een huis van de plaatselijke woningcorporatie woonde. Ze hadden zelf een schuur gebouwd in hun tuin. Door twee tegels op te lichten, kon je via een gat naar een oude smeerput. Vader had daar - met grote interesse van zijn twee jongvolwassen zoons - een plantage aangelegd.
Ik bezocht de familie een paar dagen voordat ze het huis uit moesten. Moeder kwam aangelopen met een enorm pak handgeschreven papier: een pakket vol hartekreten over wat de familie wordt aangedaan. ‘Geen kans op brandgevaar, maar toch worden wij ons huis uitgezet. Wij zijn aardige en vriendelijke mensen, maar ons gezin is moegestreden. Wij zijn te kijk gezet als een stelletje criminelen.’
Zestig planten stonden er in het keldertje onder twee lampen. Die verbruiken ongeveer zoveel stroom als een doorsnee vaatwasser. Dertig planten daarvan waren naar eigen zeggen ‘een onderzoeksprojectje’ om betere medicinale cannabis te kweken, dertig waren voor recreatief gebruik.
Wij zijn te kijk gezet als een stelletje criminelen
Hoe de plantage precies ontdekt werd, blijft een mysterie. Maar op een gegeven moment stond er politie voor de deur. Er werd gebonkt op de deuren, vertelde Jon, de oudste zoon. ‘Er stonden vier wouten, een man van Essent en een persoon van fraudezaken. Ze zijn ook bij de buren gaan kijken of die misschien ook iets hadden.’
De consequentie voor het gezin was dezelfde als die voor ongeveer driehonderd andere huishoudens per jaar: ze werden na ontruiming uit huis gezet en komen tijdelijk niet in aanmerking voor een nieuwe woning bij hun corporatie. Vaak wordt daarbij samengewerkt tussen verschillende corporaties, waardoor gezinnen soms jarenlang moeilijk onderdak kunnen vinden.
Vader heeft een forse taakstraf gekregen van 100 uur. ‘Ik wil hem graag zo snel mogelijk doen zodat ik er vanaf ben, maar ze laten me niet meer dan 25 uur per week werken.’ Mevrouw Jansen schrijft dat ze wil emigreren: ‘Ik wil hier zo snel mogelijk weg. Ver weg. Ergens in vrijheid kunnen leven.’
Op straat gezet om een handjevol planten
Veel mensen denken dat het in Nederland is toegestaan maximaal vijf hennepplanten te mogen kweken. Dat idee stamt van een richtlijn van het Openbaar Ministerie die zegt dat iemand met vijf planten of minder niet strafrechterlijk vervolgd wordt. Dat betekent niet dat woningcorporaties anders kunnen besluiten.
Sommige woningbouwcorporaties etaleren hun zerotolerancebeleid zelfs, zoals de voormalige corporatie De Wieren in Friesland, inmiddels opgegaan in corporatie Elkien. De toenmalige directeur van De Wieren zei in 2011 dat hij geen enkele wietplant toestaat in of om zijn huizen, Elkien zet dit beleid voort.
En dus zet de corporatie regelmatig gezinnen op straat om een paar planten, zoals een gezin met twee jonge kinderen dat twee wietplanten op het balkon had staan. Ook twee andere gezinnen met kinderen en vier alleenstaanden werden uit hun huis gezet om vijf of minder cannabisplanten. Een verzoek* van de burgemeester om een beleid te voeren dat ‘in lijn met het landelijke gedoogbeleid’ zou zijn, wees de directeur van de hand.*
Hoe vaak mensen landelijk om minder dan vijf planten uit huis worden gezet, wordt niet bijgehouden. Wat wel bekend is, is dat tussen 2011 en 2013 - recentere cijfers zijn niet openbaar - de politie minimaal 581 keer een ‘hennepplantage’ heeft opgerold van vijf planten. Als het een huurhuis betrof, kreeg de verhuurder het te horen. Ging het om een woningcorporatie, dan is dat huishouden vrijwel zeker op straat gezet.
Op straat gezet door de burgemeester
Jean-Pierre ‘t Gilde is multiple sclerose-patiënt en had wat zakken oude hennepbladeren staan. Ook had hij dertien gram wiet in huis. Een anonieme tip dat hij een drugdealer zou zijn leidde tot een huiszoeking van de politie. Die vond gripzakjes in de keuken en een oud balletjespistool in een kast, waar hij volgens nieuwe regels een clublidmaatschap voor zou moeten hebben.
De burgemeester van Middelburg merkte ‘t Gildes huis aan als ‘drugspand’ en sloot het voor drie maanden zodat ‘de rust in de wijk kan terugkeren.’ Dat betekende in de praktijk dat ‘t Gilde op straat kwam te staan. Hij woonde drie maanden in een caravan op een camping. Recent besloot de rechter dat de uitzetting niet gelegitimeerd was. Vlak voor het verlopen van de drie maanden mocht ‘t Gilde alsnog naar huis. Hij probeert nu gemaakte kosten (voor onder andere de dubbele huur) op de gemeente te verhalen.
Waar sommige gemeentes optreden vanaf 500 gram, sluiten sommige burgemeesters nu al bij 30 gram een pand
Journalist Tom Kiel is op dit moment bezig met een onderzoek naar het sluiten van de drugspanden in heel Nederland. Hij vertelt: ‘Waar het op lijkt, is dat in de afgelopen jaren in steeds meer gemeentes de normen worden aangescherpt. Waar sommige gemeentes optreden vanaf 500 gram, sluiten sommige burgemeesters nu al bij 30 gram een pand.’
Personen die hier veel last van hebben, zijn coffeeshophouders. Die mogen maximaal 500 gram in huis hebben, dus moet de handelsvoorraad verstopt worden. Het gebeurt regelmatig dat zulke voorraden gevonden worden. Dat leidt tot vernietiging van de wiet, een huisuitzetting en eventuele strafrechterlijke stappen tegen de personen die in het pand aanwezig zijn.
Een bevoorrader van coffeeshops die recent in Groningen voor de rechtbank stond: ‘Ik maakte pakketten klaar om bij de coffeeshops af te leveren. Daar had niemand last van. Je wordt direct als crimineel afgeschilderd.’
Het terugvorderen van winsten door justitie
De Friese wietkweker Doede de Jong heeft al zijn hele leven te maken met invallen van de politie omdat wiet zijn lust en zijn leven is. Hij woont op een idyllische plek in de buurt van het Friese Appelscha.
In 1989 werd zijn plantage van ongeveer driehonderd planten voor het eerst weggehaald. De Jong was namelijk overvallen door twee gewapende mannen. ‘De politie wilde de planten laten staan, maar moest ze opruimen in opdracht van de officier van justitie,’ aldus De Jong. ‘Ze boden constant hun verontschuldigingen aan terwijl ze het deden, omdat ze liever achter die overvallers aan waren gegaan.’
In 2008 werd opnieuw een inval gedaan en kreeg hij tachtig uur werkstraf voor zijn kas met biologische wiet op zonne-energie. Vanaf dat moment begon hij actief de media op te zoeken. ‘De politiek liet het al veertig jaar liggen om het probleem op te lossen, dus wilde ik via de rechter mijn gelijk halen.’ Dat lukte niet: hij kreeg een taakstraf, zocht de media weer op, en kreeg in 2011 een nieuwe inval te verwerken.
Vlak voor de kerst van datzelfde jaar kreeg hij te horen dat hij mogelijk 233.282,60 euro aan illegaal verkregen inkomen zou moeten terugbetalen. Er werd beslag gelegd op zijn huis, dat hij van bouwval had omgetoverd tot knus boerderijtje.
Vier jaar later werd Doede schuldig bevonden voor het kweken van wiet, maar kreeg hij geen straf opgelegd. Volgens de rechter kweekte De Jong ‘om politieke redenen’* en niet voor de winst. Bovendien zou zijn wiet van betere kwaliteit zijn dan reguliere wiet, zo schreef de rechter.
Maar na jaren justitiële problemen is nog altijd niet duidelijk of hij zijn inkomen van destijds moet terugbetalen. ‘Dat is onontgonnen terrein,’ zegt Tim Vis van Spong Advocaten, die andere wietkwekers heeft bijgestaan. ‘Er is nog nooit een uitspraak geweest of schuldig-geen-straf betekent dat je het eventuele inkomen uit die illegale daad mag houden. We weten het dus niet.’
Doede is nu 67 en met pensioen gegaan. Hij kweekt nog maar vijf planten voor eigen gebruik. Hij denkt dat zijn vele mediaoptredens hem beschermen voor een nieuwe inval. ‘Ik ben al negen jaar bezig nu. En al die tijd hangt dat zwaard van Damocles [de terugbetaling, TR] boven m’n hoofd.’
Het niet kunnen beschermen van ‘criminelen’
Mensen die drugs in huis hebben liggen, moeten een paar keer goed nadenken voordat ze de politie bellen. Zodra die afweet van een plantage, zal deze zeker geruimd worden, met alle mogelijke consequenties. Dus wie bel je als er wordt ingebroken? Of als je wordt bedreigd?
Dat was het dilemma voor de Haarlemse André Braaksma, die 120 planten kweekte in een tent op zijn slaapkamer. Hij stal daarbij geen stroom en gaf geen overlast. Zijn stiefdochter benaderde me. ‘Hij kreeg een paar weken voor zijn dood een anonieme brief dat hij een deel van zijn inkomsten moest afstaan of anders aangegeven zou worden. Tsja, daarmee kun je dan dus niet naar de politie. We hebben hem wel allemaal geadviseerd te stoppen, maar André was eigenwijs. In juli 2016 is hij dood aangetroffen, door geweld om het leven gebracht.’
Hij kreeg een paar weken voor zijn dood een anonieme brief dat hij een deel van zijn inkomsten moest afstaan
Braaksma kwam in het Haarlems Dagblad als ‘afrekening binnen het criminele circuit’ en bij Opsporing Verzocht als een ongeval ‘waarbij criminelen drugs van elkaar stelen.’ De schoondochter: ‘Onze doodnormale André was opeens een zware crimineel geworden.’
De buitenwereld denkt misschien: risico van het vak. Had je maar geen wiet moeten telen. Maar die gedachte gaat er nog steeds van uit dat mensen als Braaksma iets immoreels doen door wiet in hun huis te zetten. Onveiligheid is namelijk helemaal niet de reden voor ontruiming - dat is de wiet.
En zo wordt de strijd tegen drugscriminaliteit al jaren gebracht als een strijd tegen criminaliteit. Maar uit de cijfers en de anekdotes blijkt dat Nederland exact dezelfde problemen kent als alle andere landen die de oorlog tegen drugs voeren: de echte criminelen blijven buiten schot, de bijvangst zorgt voor onnodig leed en aan het gebruik van het middel verandert niks. En hoe harder die strijd gevoerd wordt, hoe groter de onnodige bijvangst.