De wetenschap leert nu: beschaving is een veel dikkere laag dan gedacht
De psycholoog Stanley Milgram werd wereldberoemd met zijn ‘schokexperimenten,’ waarin doodgewone mensen bereid bleken anderen te elektrocuteren. Hij leek een verklaring te bieden voor het grootste kwaad, tot de Holocaust aan toe. Maar hoewel het nog nauwelijks is doorgedrongen, komen wetenschappers inmiddels tot heel andere conclusies.
Het begon met een paginagrote advertentie in de New Haven Register. ‘Wij betalen je 4 dollar voor een uur van je tijd.’ Het was zondag 18 juni 1961, twee maanden voordat het beroemdste experiment ooit van start zou gaan.
De advertentie vroeg om vijfhonderd gewone mannen - bouwvakkers en kappers, zakenlui en ambtenaren - voor een onderzoek naar het menselijk geheugen. De afzender: prof. Stanley Milgram van de Afdeling Psychologie van de Yale-universiteit.
In de daaropvolgende maanden bezochten honderden mannen zijn laboratorium, voor iets heel anders dan ze dachten. Bij aankomst werden de deelnemers in een stoel voor een groot apparaat gezet: de schokmachine. Als ‘leraar’ moesten zij stroomstoten toedienen aan hun ‘leerling’ (in werkelijkheid een medewerker van Milgram) die in een andere ruimte was vastgebonden.
Het begon met een schokje van 15 volt, maar iedere keer dat de leerling een fout maakte, gaf een man in een grijze laboratoriumjas de opdracht om verder te gaan. Van 15 volt naar 30 volt. Van 30 volt naar 45 volt. En zo door - tot de schakelaar van 450 volt, waar de woorden ‘GEVAAR, ZWARE SCHOK’ boven stonden. Bij 315 volt bonkte de leerling nog op de muur. Daarna werd het stil.
Milgram had van tevoren aan bijna veertig collega’s gevraagd hoever zijn proefpersonen zouden gaan. De experts waren unaniem in hun oordeel: hoogstens 1 of 2 procent, alleen de échte psychopaten, zouden tot de 450 volt gaan.
Maar toen kwam de grootste schok - de schok die de hele wereld overging: iedereen ging door tot 315 volt, genoeg om een mens te doden. Erger nog, maar liefst 65 procent van de mannen ging door tot het uiterste. Tot de 450 volt. Dat wil zeggen: twee derde van die brave vaders, vrienden en vaklui bleek bereid wildvreemden te elektrocuteren.
En waarom? Omdat het hen werd opgedragen.
De banaliteit van het kwaad
Stanley Milgram, 28 jaar oud, werd in één klap wereldberoemd.
Het duurde niet lang of er was geen krant, radiostation of televisiezender die geen aandacht aan zijn experiment had besteed. ‘65 PROCENT VOLGT BEVEL OM PIJN TE DOEN BLINDELINGS OP,’ kopte The New York Times. Wat voor soort mensen, vroeg de krant zich af, is in staat miljoenen naar de gaskamers te sturen? Het antwoord liet zich raden: wij allemaal.
Van het begin af aan presenteerde Milgram, zelf van joodse afkomst, zijn onderzoek als ultieme verklaring voor de Holocaust. Er zou een nazi zitten in ieder van ons. ‘Als een systeem van concentratiekampen zou worden opgezet in de Verenigde Staten,’ zei Milgram later, ‘dan zou men genoeg personeel voor deze kampen kunnen vinden in een doorsnee Amerikaanse stad.’
Wat voor soort mensen is in staat miljoenen naar de gaskamers te sturen?
De timing had niet beter gekund. Op de dag dat de eerste proefpersoon Milgrams lab instapte, was het beroemdste proces van die eeuw zijn laatste week ingegaan. De oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann, verantwoordelijk voor het transport van miljoenen joden, stond in Jeruzalem terecht voor het oog van zevenhonderd journalisten. De belangrijkste toeschouwer was de joodse filosofe Hannah Arendt, die verslag deed voor het tijdschrift The New Yorker.
Eichmann, zo schreef Arendt, was geen psychopaat en ook geen monster. Sterker nog, hij had geen motieven. Hij had geen idee waar hij mee bezig was. Eichmann was net zo gewoontjes als die bouwvakkers en kappers, zakenlui en ambtenaren in Milgrams lab. In de laatste zin van haar boek gaf Arendt haar ontdekking een naam. Ze noemde het ‘de banaliteit van het kwaad.’
In de daaropvolgende decennia ontstond een immense synergie tussen het onderzoek van Milgram en het denkwerk van Arendt. De psycholoog leverde het wetenschappelijke bewijs bij de filosofische theorie. En de filosoof gaf de psycholoog een fascinerende verklaring. Milgrams experimenten werden van schok tot fenomeen, en van fenomeen tot cliché. Er werden documentaires, romans, toneelstukken, tentoonstellingen en televisieseries aan gewijd. Er kwam een aflevering van The Simpsons over, een Franse spelshow, en een film met John Travolta.
Hannah Arendt groeide uit tot een van de grootste filosofen van de twintigste eeuw. En ook Milgram werd een legende. ‘De gehoorzaamheidsexperimenten vormen de grootste bijdrage die de sociale psychologie aan de menselijke kennis heeft geleverd,’ zei de vermaarde psycholoog Muzafer Sherif. Om eraan toe te voegen: ‘Of misschien zelfs van de psychologie in het algemeen.’
En alsof dat nog niet genoeg was - in 1992 publiceerde de historicus Christopher Browning zijn inmiddels klassieke studie naar de daders van de Holocaust. De titel: Doodgewone mannen. In dit boek vertelt hij het verhaal van Politiebataljon 101, een samenraapsel van vijfhonderd leraren en bouwvakkers, ambtenaren en vrachtwagenchauffeurs. Het waren echte familiemensen, met nog geen enkele oorlogservaring, die op 11 juli 1942 een slachting aanrichten onder 1.800 joodse mannen, vrouwen en kinderen in het Poolse dorp Józefów. Deelname was niet verplicht, maar toch deed minstens 80 procent mee.
Op zoek naar een verklaring kwam Browning uit bij Stanley Milgram. De psycholoog schreef dat zijn proefpersonen in een soort robots waren veranderd, waardoor ze niet meer nadachten over de consequenties van hun daden. Maar waar de mannen van New Haven in een ‘lichte sluimering’ waren beland, zo was nazi-Duitsland in een ‘diepe sluimer’ verzonken geraakt.
De vraag lag voor de hand. ‘Was de slachting bij Józefów,’ zo schreef Browning, ‘een soort radicaal Milgram-experiment dat plaatsvond in een Pools bos met echte moordenaars en slachtoffers...?’
Het monster in ieder van ons
Soms is de waarheid bijna te pijnlijk om op te schrijven. Wie de laatste pagina van Doodgewone mannen omslaat, blijft rillend achter - onthutst over de immense wreedheid waar mensen toe in staat zijn. Vrouwen die met hun kinderen werden samengedreven. Mannen die stuk gingen van verdriet toen ze de eerste salvo’s uit het bos hoorden, en zich realiseerden dat hun geliefden stierven. De lijken die zich opstapelden. De slachting die uren doorging. En de moordenaars die besmeurd raakten met bloed, bot en brein.
Tijdens het lezen spookt één gedachte door je hoofd: zou ik hier ook toe in staat zijn? En eigenlijk weet je het antwoord al. Als het werk van Milgram, Arendt en Browning iets leert, dan is het dat we allemaal een monster, een nazi of een Eichmann kunnen worden. Het bewijs is overweldigend. Het is moeilijk voor te stellen dat de kathedraal, opgetrokken door een wereldberoemde psycholoog, een briljante filosofe en een vermaarde historicus, ooit zou afbrokkelen.
Toch is dat in de afgelopen jaren gebeurd.
Het is nog nauwelijks doorgedrongen, maar inmiddels komt de ene na de andere wetenschapper met heel andere interpretaties van Milgrams experimenten, het leven van Eichmann en de moordenaars van Politiebataljon 101.
In dit essay wil ik het verhaal dan ook nog een keer vertellen. Het zal weer een schokkend verhaal zijn, over een psycholoog die alles doet om bekend te worden, een filosofe die helemaal verkeerd begrepen is en mensen die elkaar verschrikkelijke dingen aandoen. Niet omdat ze robots zijn, maar omdat ze geloven het goede te doen.
Tegelijkertijd zal het een hoopvoller verhaal zijn. Een verhaal dat laat zien dat we ook standvastig kunnen zijn als de druk wordt opgevoerd. Dat het kwaad lang niet zo sterk hoeft te zijn als we denken. En dat als we het beter begrijpen, we ons er ook beter tegen kunnen verzetten.
De waarheid achter de schokmachine
Het nieuwe verhaal begint op 25 mei 1962. De laatste drie dagen van het experiment zijn net ingegaan. Bijna duizend proefpersonen hebben al plaatsgenomen achter de schokmachine en Milgram realiseert zich dat hij nog iets mist: beeld.
En dus wordt in die laatste dagen een verborgen camera geïnstalleerd om de reactie van de deelnemers vast te leggen. Een van hen zal als geen ander symbool gaan staan voor de banaliteit van het kwaad. Zijn pseudoniem: Fred Prozi. Als je ooit iets hebt meegekregen van Milgrams experimenten, in een van de honderden documentaires of gewoon op YouTube, dan heb je geheid Prozi in actie gezien.
We zien een sympathieke, ietwat gezette man van rond de vijftig die met grote tegenzin doet wat hem gezegd wordt. ‘Hij zou wel eens dood kunnen zijn!’, roept Prozi wanhopig uit, om vervolgens nog een keer op de knop te drukken. De kijker wordt het beeld ingezogen, geschokt en gefascineerd over hoever de man zal gaan. Het is, kortom, geweldige televisie.
Milgram was dolblij met Prozi. ‘Briljant’ noemde hij zijn performance. De psycholoog sprak van ‘volledige overgave en uitstekende spanning’ - en concludeerde dat Prozi de hoofdpersoon van zijn film moest worden. Mocht je denken dat Milgram hier meer als regisseur dan als onderzoeker klinkt, dan heb je gelijk: Milgram wás meer artiest dan wetenschapper, meer goochelaar dan geleerde.
Tien maanden lang, van augustus 1961 tot mei 1962, zocht de psycholoog naar bewijs voor een conclusie die hij al had getrokken: we zijn geprogrammeerd om te gehoorzamen. De Australische wetenschapper Gina Perry deed jarenlang onderzoek in de archieven van de Yale-universiteit. ‘Daar vond ik,’ zo schrijft ze in haar boek Behind The Shock Machine (2013), ‘de langzame ontvouwing van een proces van vallen en opstaan waarin Milgram het scenario verfijnde, aanscherpte, en bijschaafde zodat het de resultaten zou geven die hij wilde.’
Maar weinig mensen weten dat Milgram niet één, maar 23 varianten uitvoerde van zijn experiment. Het percentage dat gehoorzaamde varieerde tussen de 0 en 92,5 procent. Als de leerling bijvoorbeeld niets van zich liet horen, deden álle leraren wat hen gezegd werd. Maar als de leerling in dezelfde ruimte zat, of de onderzoeker zijn grijze laboratoriumjas uittrok, nam de gehoorzaamheid sterk af.
In 1963 rapporteerde Milgram alleen over die ene variant met veertig proefpersonen, waarin 65 procent tot het uiterste ging. Als je een eerstejaarsstudent nu vraagt wat Milgram heeft aangetoond, dan luidt het antwoord: mensen zijn geprogrammeerd om te gehoorzamen. Maar als we de 23 varianten naast elkaar leggen, dan blijkt eerder het tegenovergestelde: 57 procent van de bijna duizend deelnemers was uiteindelijk ongehoorzaam.
Milgrams carrière hing af van hun gehoorzaamheid, al zijn voorbereidingen waren erop gericht hen te laten gehoorzamen
Zo was de man in de grijze jas geïnstrueerd om in totaal vier ‘duwtjes’ te geven als een proefpersoon twijfelde. De eerste: ‘Gaat u alstublieft door.’ De tweede: ‘Het experiment vereist dat u doorgaat.’ Daarna: ‘Het is absoluut essentieel dat u doorgaat.’ Pas als laatste zei hij: ‘U heeft geen andere keuze, u moet doorgaan.’
Let wel: alleen die laatste opmerking is een duidelijk bevel. En wat blijkt uit recent onderzoek: iedereen stopte als de man in de grijze jas dit bevel gaf. Totale ongehoorzaamheid. Dat was in 1961 zo, maar ook in 2006 toen de psycholoog Jerry Burger het onderzoek van Milgram nog eens overdeed.
De man in de grijze jas was de biologieleraar John Williams, die speciaal was gecast door Milgram omdat hij autoriteit uitstraalde. Maar Williams week voortdurend af van het script. Sommige mensen probeerde hij acht, negen keer zo ver te krijgen om door te gaan. Bij één vrouw deed hij 26 pogingen. ‘Milgrams carrière hing af van hun gehoorzaamheid,’ schrijft Gina Perry over de proefpersonen, ‘al zijn voorbereidingen waren erop gericht hen te laten gehoorzamen.’
De jonge Milgram, die hunkerde naar erkenning, wist heel goed waar hij mee bezig was. Naar buiten toe beschreef hij zijn ontdekkingen als ‘diepe en verontrustende waarheden over de menselijke natuur.’ Maar binnenskamers twijfelde hij of zijn experimenten überhaupt iets met wetenschap te maken hadden. ‘Of al deze stemmingmakerij verwijst naar significante wetenschap of alleen effectief theater is een open vraag,’ schreef hij in juni 1962 in zijn dagboek, dat nog maar kort geleden boven tafel kwam.
‘Ik ben geneigd de laatste interpretatie te accepteren.’
Milgrams wereldfaam
Wie zich door de tientallen recente papers met snoeiharde kritiek op Milgram worstelt, vraagt zich al snel af hoe hij ooit zo groot heeft kunnen worden. Was er vijftig jaar geleden dan niemand met bezwaren?
Integendeel - al in de jaren zestig werd Milgram overspoeld met verontwaardiging. Maar bijna al het commentaar ging toen over de ethiek van het experiment, niet over de uitkomst. ‘Mishandeling met open ogen,’ ‘ranzig,’ ‘vergelijkbaar met de experimenten van de nazi’s,’ waren zomaar wat kwalificaties die voorbij kwamen in de pers.
De ironie was dat Milgram alleen maar sterker werd van deze kritiek. Zijn antwoord was namelijk eenvoudig: jullie vinden de resultaten niet leuk omdat jullie liever een vrolijk mensbeeld hebben. Don’t shoot the messenger!
Naar aanleiding van alle ophef verscherpte de American Psychological Association in 1973 de richtlijnen voor experimenten. Het gevolg: niemand kon Milgrams onderzoek nog herhalen, waardoor inhoudelijke kritiek bijna onmogelijk werd.
Al die tijd droeg Milgram nog twee geheimen met zich mee. Zo had hij de schokkendste variant van zijn experiment nooit openbaar gemaakt. Deze werd uitgevoerd met vrienden en familie van elkaar. Een vader moest zijn zoon mishandelen. Een man werd gevraagd zijn buurman te elektrocuteren. Pas in 1997 ontdekten twee psychologen deze variant in de archieven.
En dan was er nog dat andere geheim. Milgram had ongeveer 600 deelnemers ook ná het experiment niet verteld dat de schokken nep waren. Hij was bang dat de waarheid over zijn experiment zich zou verspreiden in New Haven, en dat hij vervolgens geen proefpersonen meer kon vinden. Het gevolg: honderden mannen liepen maanden rond met de gedachte dat ze iemand hadden geëlektrocuteerd. ‘Ik checkte zelfs de overlijdensberichten in de New Haven Register tot minstens twee weken na het experiment,’ schreef een van hen later, ‘om te zien of ik betrokken was geweest bij de dood van een zogenaamde leerling.’
Ondertussen groeide Milgram uit tot een van de beroemdste wetenschappers van zijn tijd. Zijn bestseller Obedience to Authority (1974) werd in elf talen vertaald. Hij verzon er meer dan vijftig aanbevelingen voor, zoals ‘Is jouw buurman een potentiële Eichmann? Dit briljante en controversiële boek haalt de waarheid boven tafel.’ En: ‘Lees dit boek, zodat je je naam niet in Eichmann hoeft te veranderen.’
Tot op de dag van vandaag wordt Milgrams werk positief besproken in vrijwel alle lesboeken. Zijn experimenten zijn onderdeel geworden van de canon. De banaliteit van het kwaad is een cliché dat in boeken en op televisie, tijdens lezingen en op verjaardagsfeestjes voortdurend wordt aangehaald als er iets diepzinnigs moet worden gezegd over de menselijke natuur.
Stanley Milgram had zijn doel bereikt, en hoe.
Nieuw licht op oud onderzoek
Het is inmiddels vijftig jaar later. Eindelijk is het moment gekomen om nog eens, maar nu zonder vooroordelen, de vraag op tafel te leggen. Wat gebeurde er nu echt in dat laboratorium van de Yale-universiteit? Hoe moeten we verklaren dat honderden mensen bereid waren om dodelijke schokken toe te dienen?
Maak kennis met Alex Haslam en Stephen Reicher. Deze twee Britse wetenschappers zijn de belangrijkste vertegenwoordigers van een nieuwe generatie van psychologen. En hun verklaring heeft maar weinig te maken met gehoorzaamheid, laat staan banaliteit. Haslam en Reicher betogen dat de deelnemers op de knop drukten uit liefde voor de wetenschap. Dat wil zeggen: als de man in de grijze jas benadrukte hoe belangrijk hun hulp was, dan gingen de meesten tot het uiterste.
De Milgram-experimenten gingen niet over blinde gehoorzaamheid. Ze gingen over verleiding en misleiding, over overtuiging en engagement
Ineens valt alles op z’n plaats. Dit verklaart waarom minder mensen doorgingen toen Milgram zijn experiment in een gewoon kantoorpand uitvoerde, in plaats van op de prestigieuze Yale-universiteit. Het verklaart waarom de ‘duwtjes’ die appelleerden aan wetenschappelijke doelen (bijvoorbeeld: ‘Het experiment vereist dat u doorgaat’) het effectiefst waren. En het verklaart waarom uit later onderzoek bleek dat leraren langer doorgaan als hen verteld wordt dat het experiment over ‘cognitieve neurowetenschap’ gaat in plaats van ‘sociaal gedrag.’
De Milgram-experimenten gingen niet over blinde gehoorzaamheid. Ze gingen over verleiding en misleiding, over overtuiging en engagement. De deelnemers onderwierpen zich niet aan de man met de grijze jas, ze besloten om zich bij hem aan te sluiten. Bedenk: de meeste proefpersonen kwamen het lab in een behulpzame stemming binnen. Ze wilden meneer Williams graag helpen met zijn onderzoek. Milgram maakte dan ook geen gebruik van de apathie of onverschilligheid van zijn proefpersonen; hij manipuleerde hun behulpzaamheid en loyaliteit. Ze deden het kwade omdat ze dachten dat het goed was.
Een van de deelnemers vertelde dat hij het had gedaan voor zijn dochter van zes. Ze had een hersenverlamming en de man hoopte dat de wetenschap ooit met een oplossing zou komen. ‘Ik kan alleen maar zeggen dat ik - kijk, ik wil alles doen waarmee ik, nou ja, de mensheid kan helpen.’
Toen Milgram zijn proefpersonen vertelde dat hun ongemak ten goede kwam aan de wetenschap, reageerden veel van hen opgelucht. ‘Ik ben blij te hebben geholpen,’ was een typische reactie. ‘Ga vooral door met uw experimenten zolang er iets goeds uit voort kan komen. In deze gekke, doorgedraaide wereld van ons is ieder stukje goedheid hard nodig.’
Een ding is zeker: van harte ging het niet. De deelnemers stelden zich niet op als gedachteloze robots, maar werden juist verscheurd door twijfel. Aan de ene kant voelden ze de man in de grijze jas aan zich trekken, aan de andere kant knaagde het lijden van de leerling. ‘Ik kan dit niet meer aan’ en ‘ik stop ermee’ werd om de haverklap geroepen, zelfs door de mensen die doorgingen.
De les van het Milgram-experiment is dat als je hard genoeg aan mensen trekt, als je ze bewerkt en boetseert, verleidt en manipuleert, veel van ons tot het kwaad bereid zijn. Maar de hoopvolle les is dat dit niet zomaar gaat. Het kwaad ligt niet aan de oppervlakte; het moet met veel moeite omhoog worden gepompt. En belangrijker nog: het kwaad moet zich steevast vermommen als het goede.
De ware Adolf Eichmann
Zo komen we weer terug bij Adolf Eichmann. Op 11 april 1961 ging het proces van start. Veertien weken lang werden honderden getuigen gehoord. Veertien weken lang probeerden de aanklagers te laten zien wat voor gruwelijk monster hij was. Maar het was niet alleen een rechtszaak. Het was ook de grootste geschiedenisles ooit, een mediaspektakel dat wereldwijd door miljoenen mensen werd bekeken.
Stanley Milgram - een ‘nieuwsverslaafde’ volgens zijn vrouw - volgde het proces op de voet. Milgram keek toe terwijl Eichmann zei dat hij slechts bevelen had opgevolgd. Tijdens zijn gevangenschap was de oorlogsmisdadiger door maar liefst zes psychologen onderzocht. Geen van hen had een symptoom kunnen vinden van een gedragsstoornis. Het enige rare aan Eichmann was, aldus een van de dokters, dat hij nog ‘normaler’ leek dan normaal.
Het veranderde niets aan zijn lot. Op 31 mei 1962, iets voor middernacht, werd Eichmann opgehangen - vier dagen nadat de laatste proefpersoon Milgrams lab was binnengestapt. In de daaropvolgende decennia ging Eichmann symbool staan voor de gedachteloze bureaumoordenaar, en voor het kwaad in ieder van ons. ‘Het probleem met Eichmann,’ schreef Hannah Arendt in haar klassieker Eichmann in Jeruzalem, ‘was dat zovelen op hem leken, en dat velen pervers noch sadistisch waren, maar dat ze juist verschrikkelijk normaal waren en zijn.’
Pas in de afgelopen jaren zijn historici, wederom, tot een heel andere conclusie gekomen.
Het bewijs lag eigenlijk altijd al voor het oprapen. Voordat Eichmann door de Israëlische geheime dienst werd gekidnapt, verschuilde hij zich in Argentinië. Daar werd hij maandenlang door de Nederlandse SS’er Willem Sassen geïnterviewd. Sassen hoopte dat Eichmann zou toegeven dat de Holocaust een verzinsel was, maar dat viel tegen. ‘Ik heb nergens spijt van!’ verzekerde Eichmann hem. ‘Ik zal lachend in mijn graf springen in de wetenschap dat ik zes miljoen vijanden van het Rijk de dood heb ingejaagd.’
In de 1.300 pagina’s aan interview - vol zieke ideeën en fantasieën - wordt al snel duidelijk dat Eichmann geen gedachteloze ambtenaar was. Hij was een fanatiek ideoloog. Hij handelde niet uit onverschilligheid, maar uit overtuiging. Net als Milgrams proefpersonen deed hij het kwade omdat hij dacht dat het goed was.
Tijdens het proces waren de Argentijnse documenten al wel in omloop, maar het lukte Eichmann twijfel te zaaien over de authenticiteit. En zo zette hij de hele wereld op het verkeerde been. Al die tijd lagen de bandopnamen te verstoffen in het Bundesarchiv van Koblenz. Toen de filosofe Bettina Stangeth ze vijftig jaar later terugvond en beluisterde, bleek dat Sassen geen letter had verzonnen. De interviews waren 100 procent authentiek.
‘Ik deed nooit iets, groot of klein, zonder expliciete instructies van Adolf Hitler of een van mijn superieuren,’ getuigde Eichmann tijdens zijn proces. Het was een keiharde leugen.
En dat gold voor al die nazi’s die achteraf zeiden dat ze slechts bevelen hadden opgevolgd. De bevelen waren meestal erg vaag, zo weten historici nu. In de nazibureaucratie werden überhaupt weinig formele commando’s gegeven. En dus moesten de daders wel creatief zijn. De beroemde historicus Ian Kershaw legt uit dat ze Hitler niet zomaar gehoorzaamden, maar ‘naar hem toe werkten.’ Ze probeerden te handelen in zijn geest, en elkaar daarin te overtreffen.
De Holocaust werd dan ook niet zomaar uitgevoerd door mensen die in robots waren veranderd. Auschwitz was het eindpunt van een langdurig proces waarin het kwaad steeds iets normaler werd. De Duitse cultuur was niet inherent antisemitisch; het werd ermee geïnfecteerd, en toen verspreidde de haat zich als een virus. En inderdaad: uiteindelijk werd het de normaalste zaak van de wereld. Antisemitisme werd een kwestie van gezond verstand, het water waarin Duitsland zwom.
Maar vergis je niet: het kwaad begint nooit banaal. Het kan hoogstens banaal worden.
De ware Hannah Arendt
Had Hannah Arendt zich laten misleiden? Was ze gevallen voor het toneelstukje dat Eichmann opvoerde?
Veel historici komen inderdaad tot die conclusie: haar boek zou een gevalletje ‘mooi idee, slechte geschiedenis’ zijn. Maar ik denk dat het andersom is - misschien hebben de geschiedkundigen Arendts filosofie gewoon niet goed begrepen. Zij had namelijk wel degelijk Willem Sassens interviews bestudeerd. En ze schreef nergens dat Eichmann slechts bevelen opvolgde.
Toegegeven, Stanley Milgram was een groot fan van de joodse filosofe. Maar die liefde was niet wederzijds. Arendt moest niets hebben van de schokexperimenten. Ze verweet Milgram een ‘naïef geloof dat verleiding en dwang hetzelfde zijn.’ Later benadrukte Arendt dat ze helemaal niet dacht dat er een nazi in ieder van ons zit. Ze heeft zich, kortom, altijd verzet tegen Milgrams kaping van haar gedachtegoed.
Waarom zijn de pyscholoog en de filosoof dan toch samen de geschiedenis ingegaan? Het antwoord is simpel: miscommunicatie. We kunnen de verwarring verklaren door in te zoomen op wat Arendt bedoelde als ze schreef dat Eichmann ‘niet nadacht.’ ‘Denken’ was voor haar niet alleen een kwestie van analyseren. Het was bovenal een kwestie van inleven. Als ze schreef dat Eichmann ‘gedachteloos’ was, dan bedoelde ze niet dat hij een robot was, maar dat hij geen empathie had - dat het hem niet lukte om in andermans schoenen te staan. Zie hier: de wortel van alle kwaad.
Hannah Arendt was een van de weinige filosofen die geloofde dat de mens in essentie goed is - dat onze behoefte aan liefde en vriendschap menselijker is dan onze behoefte aan haat en geweld. En als we voor het kwaad kiezen, dan voelen we alsnog de behoefte om ons te verschuilen achter leugens en clichés die suggereren dat het kwade goed is.
Eichmann had zichzelf ervan overtuigd dat hij iets groots had neergezet, iets historisch, iets waarvoor hij nog eeuwen zou worden bewonderd. Maar dat maakte hem niet tot psychopaat of bureaucraat. Het maakte hem tot meeloper. Hij had zich laten meeslepen, zoals de proefpersonen in Milgrams lab ook steeds zwaardere schokken waren gaan geven.
Het cruciale verschil: de doodgewone mannen in New Haven dachten nog na. De bouwvakkers en kappers, zakenlui en ambtenaren werden verscheurd door twijfel, en het lukte de meerderheid om te stoppen door in de schoenen van de leerling te stappen.
Voor de mannen van Politiebataljon 101 was stoppen veel moeilijker. Zij hadden zich al een stuk verder laten meesleuren door het kwaad. Ze leefden al jaren in een land dat zichzelf aan het verliezen was. En de groepsdruk was enorm. Uiteindelijk lukte het de agenten om te vergeten dat de 1.800 joodse mannen, vrouwen en kinderen van Józefów ook gewone mensen waren, net als zij.
Maar God, wat walgden ze van zichzelf. Die ochtend van 13 juli 1943, een paar uur voor de slachting, sprak majoor Wilhelm Trapp zijn mannen toe. Hij zag lijkbleek, trilde en had een brok in zijn keel, zoals ook Milgrams proefpersonen zweetten, kreunden en op hun nagels beten. Toen Trapp de opdracht tot massamoord gaf, zo zou een van zijn mannen zich later herinneren, ‘huilde hij als een kind.’
De oudste en meest invloedrijke profetie in onze geschiedenis
In de afgelopen jaren heb ik me vaak afgevraagd waarom we zo graag het slechtste over onszelf geloven. Sint-Augustinus, Thomas Hobbes, Sigmund Freud - veel van de grootste denkers uit de wereldgeschiedenis waren het er over eens. ‘De mens is onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad,’ leert ook de Heidelbergse Catechismus. En Stanley Milgram leverde het wetenschappelijke bewijs.
Natuurlijk, de jaren zestig waren de wildwestjaren van de sociale psychologie. Jonge honden konden snel naam maken met hun vernuftige experimenten. En de 28-jarige Milgram was een geweldig regisseur, met een groot gevoel voor drama en een feilloze antenne voor wat werkt op televisie.
Maar de man van de schokmachine werd vooral beroemd omdat hij het bewijs leverde bij een oud geloof. ‘De experimenten leken sterke ondersteuning te bieden,‘ zo schrijft de psycholoog Don Mixon, ‘voor de oudste en meest invloedrijke zelfvervullende profetie die de geschiedenis rijk is: dat we geboren zondaars zijn. De meeste mensen, zelfs atheïsten, geloven dat het goed is om herinnerd te worden aan onze zondige natuur.’
Stanley Milgram veroverde de wereld niet omdat hij zo’n briljant wetenschapper was, of omdat hij een diepe waarheid onthulde. Hij veroverde de wereld omdat hij iets vertelde wat we graag willen geloven.
Waar komt dat verlangen toch vandaan? Ik denk dat het in de eerste plaats gemakzucht is. Het geloof in onze eigen verdorvenheid is op een vreemde manier geruststellend. Eigenlijk pleit het ons vrij. Als de meeste mensen niet deugen, dan hebben verzet en engagement ook niet zoveel zin. Naastenliefde en altruïsme zijn dan hoogstens manieren om je zielenheil veilig te stellen.
Het idee van een erfzonde biedt ook een makkelijke verklaring voor het kwaad. Je wordt geconfronteerd met hebzucht of haat en verzucht ‘ach, dat zit nu eenmaal in de aard van het beestje.’ Wie daarentegen zegt dat de mens in essentie goed is, moet veel harder nadenken over waarom het kwaad toch bestaat, en hoe het om zich heen kan grijpen. En die verplicht zichzelf in actie te komen.
We hebben twee benen, een goede en een kwade - de vraag is welke we trainen
Ik denk dat het er uiteindelijk niet om gaat wat we ‘van nature’ zijn. We hebben twee benen, een goede en een kwade - de vraag is welke we trainen. Maar dat neemt niet weg dat onze ideeën over de menselijke natuur zichzelf kunnen bewijzen. Als we geloven dat de meeste mensen deugen, dan zal dat ook blijken. Als we geloven dat we lui, hebzuchtig of erger zijn - dan kan ook dat werkelijkheid worden.
In deze tijd, waarin het wantrouwen eens te meer om zich heen grijpt, is het belangrijker dan ooit om ons te verlossen van het juk van de erfzonde en haar ‘wetenschappelijke’ rechtvaardiging. Het is tijd om afscheid te nemen van de mythe die Stanley Milgram de wereld in hielp. We zijn geen gedachteloze robots. We zijn niet zomaar tot het grootste kwaad in staat. We hebben een keuze. Altijd.
In de eerste plaats hebben we de keuze ons te verzetten tegen het kwaad. Dat is wat meer dan de helft van Milgrams proefpersonen deden. Onlangs publiceerde de psycholoog Matthew Hollander een nauwgezette analyse van de opnames van 117 sessies voor de schokmachine. Hij zag een patroon. Diegenen die zich met succes verzetten, maakten steevast gebruikt van drie tactieken: (1) praten tegen het slachtoffer, (2) de man in de grijze jas op zijn verantwoordelijkheid aanspreken en (3) meerdere keren weigeren om verder te gaan.
Empathie en verzet. Hollander ontdekte dat vrijwel iedereen gebruik maakte van deze tactieken - vrijwel iedereen wilde immers stoppen - maar dat degenen die daarin slaagden het veel vaker deden. Het goede nieuws: je kunt hierop oefenen. Inleven kun je leren. Verzet is een vaardigheid. ‘Wat Milgrams helden onderscheidt,’ concludeert Hollander, ‘is een grotendeels doceerbare competentie in het verzet tegen dubieuze autoriteit.’
In de tweede plaats is er altijd een ander verhaal. Als er vicieuze cirkels de afgrond in zijn, dan moeten er ook virtueuze cirkels omhoog zijn. Als er hatelijke virussen bestaan, dan kunnen we ook met vriendschap en empathie worden besmet. Het enige wat daarvoor nodig is, is een kleine groep van overtuigde mensen die het goede nieuws verspreidt, net zo lang tot moed en naastenliefde zo banaal zijn als Eichmanns kwaad.
Mocht je denken dat dit een hopeloze zaak is, luister dan tot slot naar het verhaal van Denemarken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is een verhaal van doodgewone mensen en buitengewone moed. Het is een verhaal dat bewijst dat ál die mechanismen die het kwaad banaal maken ook de andere kant op kunnen werken.
De bekeerde nazi
Dit laatste verhaal begint met een bizarre scène. We schrijven 28 september 1943. In een veilige ruimte van het hoofdkantoor van de Arbeidersvereniging, op de Rømersgade 24 in Kopenhagen, is de voltallige leiding van de Sociaal Democratische Partij bijeengekomen. De mannen staren geschokt naar een bezoeker die is gekleed in een nazi-uniform.
‘De ramp gaat gebeuren,’ vertelt hij. ‘Het is allemaal tot in detail voorbereid. De schepen zullen bij de kade van Kopenhagen voor anker gaan. Diegenen onder uw arme joodse landgenoten die door de Gestapo worden gevonden, zullen aan boord van de schepen worden gebracht om met een onbekende bestemming weggevoerd te worden.’
De spreker ziet lijkbleek en trilt van verontwaardiging. Zijn naam: Georg Ferdinand Duckwitz. Wat de man - die later bekend zal staan als ‘de bekeerde nazi’ - nog niet weet, is dat zijn waarschuwing een wonder teweeg zal brengen.
De Deense uitzondering
Aan het plan van de SS lag het in ieder geval niet. De razzia van vrijdag 1 oktober 1943 was minutieus voorbereid. Om klokslag 20.00 uur zouden honderden Duitse troepen de deuren afgaan om alle Deense joden op te pakken. Ze zouden naar de haven worden gevoerd, waar een schip met plek voor 6.000 gevangenen klaar lag.
Dat wil zeggen: Denemarken ging niet van 15 volt naar 30 volt, en van 30 volt naar 45 volt. Het land kreeg in één keer een schok van 450 volt. Discriminerende wetten waren er nog niet geweest, de Jodenster was niet ingevoerd en joodse bezittingen waren niet in beslag genomen. De joden kregen vanuit het niets het uiterste voor de kiezen: deportatie naar een Pools concentratiekamp.
Of althans, dat was het plan. Die nacht bleek dat tienduizenden doodgewone Denen - bouwvakkers en kappers, zakenlui en ambtenaren - weigerden op de laatste knop van de schokmachine te drukken. Die nacht ontdekten de Duitsers dat de joden waren gewaarschuwd, en dat de meesten al waren gevlucht.
Waar in een land als Nederland maar liefst 75 procent van alle joden omkwam, vond in Denemarken slechts 1 procent de dood.
De banaliteit van het goede
Hoe kunnen we het wonder verklaren? Wat maakte Denemarken tot een lichtpunt in een zee van duisternis?
Na de oorlog zijn historici met verschillende antwoorden gekomen. Een belangrijke factor was dat de nazi’s in Denemarken niet alle macht grepen. Ze wilden de indruk wekken dat ze harmonieus met de Denen samenwerkten, en dus was de bezetting milder dan in Nederland.
Maar uiteindelijk springt één verklaring eruit. ‘Het antwoord,’ zo schrijft de historicus Bo Lidegaard, ‘is onweerlegbaar: de Deense joden werden beschermd door de consequente solidariteit van hun landgenoten.’
Toen het nieuws van de razzia zich verspreidde, kwam het verzet overal vandaan. De kerken, de universiteiten, het bedrijfsleven, het koninklijk huis – allemaal tekenden ze protest aan. In no-time werd een immens netwerk van vluchtroutes opgezet. Er was geen centrale organisatie, er werd geen poging gedaan de honderden initiatieven op elkaar af te stemmen. Daar was ook geen tijd voor. Duizenden Denen, arm en rijk, jong en oud, beseften dat hun moment was gekomen. Wie nu wegkeek, zou zijn land verraden.
De historica Leni Yahil noteert dat ‘verzoeken om hulp nooit werden geweigerd.’ Scholen en ziekenhuizen openden hun deuren. Kleine vissersdorpjes namen honderden vluchtelingen op. Ook de Deense politie hielp waar mogelijk, en weigerde met de nazi’s mee te werken. ‘Wij Denen marchanderen niet met onze grondwet,’ brieste de illegale krant Dansk Maanedspost, ‘en al zeker niet als het gaat om de gelijkwaardigheid van onze burgers.’
Waar het grote Duitsland jarenlang racistische propaganda had geslikt, was het kleine Denemarken geïndoctrineerd met het humanisme. De Deense leiders waren blijven hameren op het belang van de democratische rechtsstaat. Wie mensen tegen elkaar opzette, werd niet als echte Deen beschouwd. Er kón dan ook geen sprake zijn van een ‘Joodse kwestie’ - er waren alleen landgenoten.
Uiteindelijk bleek het Deense verzet zo besmettelijk dat zelfs Hitlers trouwste volgelingen gingen twijfelen
Uiteindelijk werden meer dan 7.000 joden in kleine vissersbootjes over de Sont gezet, de zeestraat tussen Denemarken en Zweden. De redding van de Deense joden was een klein, maar schitterend lichtpuntje in een duistere periode. Het was een triomf van menselijkheid en moed. ‘De Deense uitzondering laat zien dat een beroep op humanisme (…) niet alleen een theoretische mogelijkheid is,’ schrijft de historicus Lidegaard. ‘Het kan werken. Dat weten we, omdat het is gebeurd.’
Uiteindelijk bleek het Deense verzet zo besmettelijk dat zelfs Hitlers trouwste volgelingen gingen twijfelen. Het werd voor hen steeds moeilijker om te doen alsof ze het recht in handen hadden. ‘Zelfs onrecht heeft de schijn van rechtvaardigheid nodig,’ schrijft Lidegaard. ‘Die is moeilijk te vinden als de hele samenleving het recht van de sterkste afwijst.’
Alleen in Bulgarije en Italië ondervonden de nazi’s vergelijkbare weerstand, met als gevolg dat ook daar veel minder joden omkwamen. De historicus Peter Longerich benadrukt dat de omvang van de deportaties steevast afhing van de medewerking in het bezette land. Jaren later zei Adolf Eichmann tegen Willem Sassen dat ‘Denemarken ons meer problemen gaf dan andere landen.’ Het resultaat was ‘mager,’ verzuchtte hij. ‘Ik moest ook mijn transporten herroepen - voor mij was het een groot schandaal.’
Vergis je niet: in Denemarken waren geen ‘softe’ Duitsers gestationeerd. De hoogstgeplaatste nazi, Werner Best, stond nota bene bekend als ‘de Bloedhond van Parijs.’ En zelfs Duckwitz, de bekeerde nazi, was in de jaren dertig nog door en door antisemitisch. Maar in de loop van de jaren was hij besmet door de Deense menselijkheid.
In Eichmann in Jeruzalem staat een fascinerende passage over de redding van de Deense joden. ‘Het is het enige geval,’ schreef Hannah Arendt, ‘waarin nazi’s openlijke weerstand ondervonden van de plaatselijke bevolking, en het resultaat lijkt te zijn geweest dat zij (…) van houding veranderden. Blijkbaar beschouwden zij de vernietiging van een heel volk niet meer als vanzelfsprekend. Zij hadden weerstand ondervonden die gebaseerd was op principes, en hun “hardheid” was gesmolten als boter in de zon...’
Als het Wonder van Denemarken iets laat zien, dan is het hoe ontzaglijk sterk medeleven en naastenliefde kunnen zijn. Natuurlijk, de mens is tot afschuwelijke dingen in staat - Denemarken was slechts een voetnoot in de gruwelijke geschiedenis van de Holocaust. Maar toch bewijst het verhaal dat mensen niet van nature slecht zijn. Beschaving is geen dun laagje. Verzet heeft zin. Empathie is besmettelijk. Het goede heeft altijd een kans, als we er in durven te geloven.
Verder lezen?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!