Hoe de mens een batterij werd (en de economie ons tot opladen dwingt)
Van vakanties om ‘bij te tanken’ tot wandelingen ‘waar we energie van krijgen’ en ‘Chief Energy Officers’ als de leidinggevenden van de toekomst: ‘energie’ is de heilige graal van deze eeuw. Maar waar laden we ons eigenlijk voor op?
Begin vorig jaar verscheen aan de kiosk in mijn straat een affiche uit de jongste reclamecampagne van Adidas. Het was een foto, zwart-wit met een zweempje kleur, van een jonge vrouw die fier de camera inblikte. I am positive energy, stond erbij. Even verderop, in een abri bij de tramhalte, hing er nog een: een portret van een sportschoen in hardlooppositie – neus omlaag, hak omhoog – met hetzelfde bijschrift.
I am positive energy. Een paar weken lang passeerde ik sportster en schoen vrijwel dagelijks, terwijl ik met opgetrokken schouders en gekromde rug een buggy voortduwde. De slagzin kwam me tamelijk vreemd voor – energie héb je, dat bén je niet – maar de campagne wekte evengoed verlangen. Het was winter, ik was moe en Adidas beloofde een energy boost.
Energie. Het lijkt het panacee van deze tijd. Het zit in energy drinks, energierepen, vitaminepillen en superfoods; je krijgt het van yoga, mindfulness, power naps en hardlopen. En, op de korte termijn, van koffie, sigaretten en drugs. Blogs en zelfhulpboeken helpen je om stress, die notoire energievreter, uit je leven te bannen. Managementboeken met titels als Hoera! Energie of Waar haal je de energie vandaan? beloven werkgevers en werknemers meer energie op de werkvloer. Dat is handig want, zoals de promotietekst van laatstgenoemde stelt, ‘Energie is de beste voorspeller van succes. Energieke mensen zitten beter in hun vel, gedragen zich actiever en presteren beter.’
Die energie meet je niet, die voel je
De ‘positieve energie’ uit de Adidasreclame – en van de welzijnsblogs, adviescolumns en zelfverbeterboeken – gaat verder dan puur lichamelijke energie: het soort energie dat zich laat uitdrukken in ingenomen en verbrande calorieën en dat direct samenhangt met slaap en voeding. (Op de keper beschouwd kost hardlopen natuurlijk energie.) Meestal hebben we het over een mysterieuzer en subjectiever variant: mentale energie. Levenslust en vitaliteit, motivatie, enthousiasme en geestdrift. Het soort energie waar kinderen van overlopen en waaraan het hun ouders ontbreekt. Die energie is zowel vluchtig als terugwinbaar. Die meet je niet, die voel je. En: die energie kun je boosten, met hardloopschoenen bijvoorbeeld.
De vermoeide samenleving
De manier waarop Adidas inspeelde op een diepgewortelde energiebehoefte bij de moderne mens (of de moderne vrouw, want de campagne was op vrouwen gericht) kwam me vorige winter voor als een teken des tijds. We leven tenslotte in wat de Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han ‘de vermoeide samenleving’ noemt.
De diagnose is inmiddels bekend: globalisering, flexibilisering op de arbeidsmarkt en de eisen van de prestatiemaatschappij dwingen ons voortdurend het beste uit onszelf te halen. Daarnaast houden technologische ontwikkelingen – internet, smartphone – een 24-uurseconomie in stand die maakt dat we altijd ‘aan’ staan.
Dus heeft in Nederland een op de zeven werknemers burn-outklachten.* Op steeds jongere leeftijd kampen we met stress en uitputting.* Depressie, met vermoeidheid als een van de voornaamste symptomen, heeft epidemische vormen aangenomen: wereldwijd zouden zo’n 350 miljoen mensen ermee te maken hebben.*
Dit alles is niet alleen een individueel, maar ook een economisch probleem: volgens de Wereldgezondheidsorganisatie* kost productiviteitsverlies door ziekteverzuim vanwege psychische problemen, waaronder depressie en stressgerelateerde aandoeningen, economieën jaarlijks miljarden euro’s. We zouden nog veel harder kunnen werken. Als we maar niet zo moe waren!
Een eeuwenoud probleem
Een paar maanden na die Adidascampagne verscheen Exhaustion: A History van literatuurhistoricus Anna Katharina Schaffner. Uit dat boek begreep ik dat uitputting – en het bijkomstige verlangen naar meer energie – toch niet uniek zijn voor deze tijd:
- De oud-Griekse arts Galenus van Pergamon schreef bijvoorbeeld al over de oorzaken van ‘melancholie,’ een kwaal die onder meer werd gekenmerkt door te weinig energie.
- In de middeleeuwen gold ‘acedia,’ met symptomen als lethargie en een gebrek aan motivatie, als een zonde.
- En aan het eind van de negentiende eeuw gingen veel West-Europeanen en Amerikanen gebukt onder ‘neurasthenie,’ of zenuwzwakte. Vermoeidheid was een van de voornaamste uitingen, de oorzaak een verstoorde energiehuishouding. Reden voor die verstoring: de eisen van het kapitalisme en technologische innovaties als stoomtrein, telefoon en telegraaf.
Maar, schrijft Schaffner, vermoeidheid mag een lange geschiedenis hebben, de manier waarop we haar verklaren én interpreteren is in elk tijdperk anders. Net als in de negentiende eeuw zijn het ook nu externe factoren – en dan vooral: technologische ontwikkelingen – die al dan niet terecht de schuld krijgen van stress, slapeloosheid en burn-out.
De oorzaak is extern, de oplossing komt van binnenuit
De zo vermoeiende 24-uurseconomie, schrijft kunsthistoricus Jonathan Crary bijvoorbeeld in zijn boek 24/7: Late Capitalism and the Ends of Sleep, uit 2014, is mede mogelijk gemaakt door technologische innovaties, van glasvezelkabels tot smartphones. Information overload (veroorzaakt door internet) zou ons eveneens mentaal uitputten.
Hoewel we de oorzaak van ons energiegebrek buiten onszelf leggen – en we het dus zouden kunnen zien als een collectief probleem – is de oplossing tegenwoordig individueel, en komt die van binnenuit. En ook hier speelt technologie een belangrijke rol: als metafoor.
De kracht van metaforen
In het industriële tijdperk werd het lichaam vaak vergeleken met een machine of een motor. In de eenentwintigste eeuw bepaalt niet de machine, maar de oplaadbare batterij ons denken over energie. Nu rode, knipperende batterijsymbooltjes op telefoons, tablets en laptops ons geregeld in paniek naar opladers doen grijpen en Tesla Motors als een van de spannendste bedrijven ter wereld geldt, staat de accu symbool voor de energiebehoevende mens.
Je brein is een onuitputtelijke energiebron
Neem het begin vorig jaar verschenen Waar haal je de energie vandaan? Daarin stelt Hans van der Loo – ‘een van de meest vooraanstaande goeroes die zorgen voor een geweldig presterend personeel’ – samen met co-auteur Patrick Davidson dat je energie kan zien als ‘een batterij.’ Energie, schrijven ze, komt ‘gewoon uit je brein, kost niets en is altijd in overvloed beschikbaar.’ Als lezer van het boek leer je te detecteren waardoor jouw energie ‘weglekt’ en hoe je ‘je brein als onuitputtelijke energiebron kunt aanboren, steeds opnieuw.’
Of neem adviesbureau The Energy Project, een internationale firma die onder meer met Google en Microsoft heeft gewerkt. Volgens een rapport dat het met de Harvard Business Review uitbracht, vraagt de eenentwintigste eeuw om ‘een nieuw soort leider’: de Chief Energy Officer. Diens taken: ‘het mobiliseren, concentreren, inspireren en geregeld opladen van de energie’ van werknemers. We zijn immers op ons best ‘wanneer we ritmisch heen en weer bewegen tussen het verbruiken en hernieuwen van energie.’
Boosten, bijtanken, opladen. Ja, energie is enigmatisch en vluchtig, maar met de juiste producten en activiteiten kan je haar herwinnen. Dat is ook de insteek van de vele blogs en zelfverbeteringartikelen die adviseren om geregeld een stukje te gaan wandelen, hard te lopen, te mediteren, en je telefoon uit te zetten in het weekend: met zulke ‘mental downtime’ laad je jezelf weer helemaal op.
Hoe wij én de aarde batterijen werden
Het is niet vreemd dat juist nu de oplaadbare batterij zo’n aantrekkelijke metafoor is geworden. In het idee van oplaadbaarheid klinkt immers een echo door uit dat andere energiedebat – dat over klimaatverandering, oprakende fossiele brandstoffen en de belofte van duurzame, renewable energiebronnen als zon, wind en water.
De klimaatbeweging maakt zich al langer druk over de schadelijke gevolgen van extractivisme. Die politieke ideologie laat zich samenvatten als ‘nemen nemen nemen’ – en behandelt de aarde als een bron die straffeloos kan worden uitgebuit. Wetenschappers, beleidsmakers en progressieve bedrijven zijn het, in weerwil van die zienswijze, eens over de noodzaak van overschakelen op een duurzame energievoorziening.
Wie écht zijn steentje wil bijdragen, die schakelt tijdig over op de sleep modus
Zo bezien is de ‘positive energy’ uit de Adidascampagne de evenknie van de groene energie die klimaatverandering moet beperken. Zon, wind en water – renewables – kunnen de beschaving redden; hardlopen, mediteren, en powernaps kunnen helpen een burn-out – en daarmee economisch verlies – te voorkomen.
De belofte is er een van een harmonieus samengaan van belangen. Iedereen zegeviert: uitputting is voor eens en altijd de wereld uitgeholpen. Als we alle kringlopen sluiten en zorgen dat er nergens iets nuttigs weglekt, dan ligt een utopia van balans en evenwicht in het verschiet.
Alsof tijd niet schaars is, en we nooit zullen sterven.
Waar de vergelijking ophoudt
En daar zit ‘m de crux. Managementgoeroes kunnen roepen wat ze willen, het brein als ‘onuitputtelijke energiebron’ is natuurlijk een fictie. Onze lichamen zijn stoffelijk en sterfelijk. Uiteindelijk zijn accu’s dat overigens ook: een batterij kan behoorlijk vaak opnieuw worden opgeladen, maar na een tijd geeft zelfs de krachtigste er de brui aan. Dan rest vervanging – en eventueel: recycling.
Maar dat is niet waar we het over hebben wanneer we het over oplaadbaarheid hebben.
Dat de mens zijn eigen sterfelijkheid het liefst ontkent, is niet nieuw. Maar in een tijdperk dat jeugdigheid zo kritiekloos aanbidt als het onze, is het idee van eindeloze oplaadbaarheid misschien wel onweerstaanbaarder dan ooit. De ongemakkelijke waarheid is dat onze tijd op deze planeet beperkt is, dat wij niet voor eeuwig mee zullen gaan – hoeveel hardloopschoenen we ook kopen, hoeveel meditatieve wandelingen we ook maken, hoe hard we ook ons best doen om weer op te laden.
De ongemakkelijke waarheid is dat onze tijd op deze planeet beperkt is
Nog een verschil tussen groene energie en mentale energie is het antwoord op de vraag: energie voor wie? De omschakeling naar een duurzame energievoorziening gebaseerd op renewables is een collectief project met een individu-overstijgend streven: het leven op de planeet veilig stellen – niet alleen voor onszelf, maar vooral voor toekomstige generaties. Het opladen en boosten van mentale energie daarentegen dient in de eerste plaats het energieke individu en zijn prestaties (in de tweede plaats: economische groei.)
Veelzeggend is het online filmpje dat onderdeel uitmaakte van de Adidascampagne: jonge, fitte en vooral competitieve vrouwen rennen op opzwepende muziek door de stad – aangejaagd, deels, door de aanblik van elkaar. Het leven is een wedstrijd. I am positive energy – met de nadruk op ‘ik.’
Als de manier waarop we over mentale energie praten dan toch zo samenvalt met ons denken over duurzame energie, kunnen we dan niet óók een hoger, collectief belang de inzet maken van onze pogingen energieker in het leven te staan? De individuele oplaadbare mens gaat uiteindelijk maar zoveel jaar mee; de maatschappij waaraan hij zijn energie besteedt, stukken langer.
Wat we dus beter kunnen doen
Het beeld van het individu dat zichzelf moet opladen om zich te weren tegen de energy drain van de kapitalistische, technologische samenleving, ontneemt ons het zicht op mogelijke alternatieve strategieën om de massale vermoeidheid het hoofd te bieden.
In plaats van meedraaien in de prestatiemaatschappij zouden we ons ook tegen de logica van die maatschappij kunnen verzetten – bijvoorbeeld door collectief ‘nee’ te zeggen tegen sommige van haar eisen, en ‘nee’ tegen het idee dat alles, zelfs onze rust, slaap en wandelingen, in dienst kan en moet staan van optimale prestaties.
We willen meer energie om meer te kunnen produceren en consumeren van dat wat ons energie kost
Want dat is natuurlijk de grote ironie van de oplaadbare mens: hij dient zich tijdig op te laden, om zo een burn-out af te wenden, om zich zo nog langer, harder en beter in te kunnen zetten voor een systeem dat hem juist zo uitput. We willen meer energie om meer te kunnen produceren en consumeren van datgene wat ons energie kost.
Het kan wel zijn dat ik, wanneer ik eenmaal energie heb, productiever ben; misschien wil ik mijn (gelimiteerde) tijd wel helemaal niet productief besteden. Weigeren heeft, in tijden van Just Do It en Yes We Can iets negatiefs. ‘Nee’ zeggen, dat is wat de vermoeide mens doet. ‘Nee, doe maar niet,’ zegt de slapeloze ouder tegen het jaloersmakend energieke kind. ‘Nee, liever niet,’ zegt Bartleby, de klerk uit het verhaal van Herman Melville – net zo lang tot hij depressief, uitgeput en uitgehongerd het loodje legt.
Maar ‘nee’ zeggen tegen de ironie van de oplaadbare mens? Dat lijkt me nou het tegenovergestelde van negatief.
Of, om Adidas te parafraseren: that is positive energy.