Zo verdeelt de Postcode Loterij 5 miljard onder mensen zonder lot

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Illustraties: Cliff van Thillo (voor De Correspondent)

Je kent de Postcode Loterij waarschijnlijk van Gaston (‘Goooooedemiddag!’) en Miljoenenjacht. Maar ze is óók een van de grootste geldbronnen ter wereld voor goede doelen. Ik mocht kijken achter de coulissen van de loterij en vroeg: hoe bepaal je wie miljoenen krijgt en wie niet?

Stel, je gaat ‘s ochtends naar je werk en je treft daar vijf collega’s met wie je elke dag maar één taak te vervullen hebt: geld verdelen. Niet hier en daar een duizendje, nee, honderden miljoenen per jaar.

Om precies te zijn 341 miljoen euro. Elk jaar weer.

Er is maar één voorwaarde: de wereld moet een stukje beter worden van het geld dat jij verdeelt.

Hoe ga je te werk?

Het klinkt als een of ander sociaal-psychologisch experiment, maar dit is het dagelijks werk van Marieke van Schaik, Margriet Schreuders en hun vier collega’s. Zij zijn na de en het Britse de grootste private goededoelendonateur

Als journalist kan ik me weinig voorstellen bij de dilemma’s die het verdelen van zulke sommen geld met zich meebrengt. De is er niets bij. Waar begin je met het maken van zulke keuzes? Waar baseer je je op? En hoe ga je om met de onvermijdelijke machtspositie die zo’n dikke portemonnee je geeft?

Op mijn verzoek mocht ik - met die vragen op zak - een paar dagen meelopen met Van Schaik en Schreuders. En ver hoefde ik daarvoor niet te reizen, want ze werken bij een organisatie die aan het Amsterdamse Vondelpark huist. Een organisatie die iedereen kent.

De Nationale Postcode

Een vies, commercieel circus

Ik hoor je nu denken, ho even, de Postcode Loterij? Die zijn toch van Miljoenenjacht? Van Gaston Starreveld en Caroline Tensen? Van ‘winnen doe je bij... Wat hebben zij met goede doelen te maken?

Nu, misschien ken je de andere slogan ook:

Een beetje geschiedenis verklaart de combinatie.

De Nationale Postcode Loterij werd zevenentwintig jaar geleden opgericht door vier mannen, van wie de kartrekker was. - eerder werkzaam bij - is nog altijd voorzitter van de loterij, en was een van de eersten in Nederland die commerciële tactieken ging gebruiken om sociale idealen te realiseren. Van hem kwam het idee om de postcode de basis te laten zijn voor het lotnummer, en de prijzen te delen met meespelende buren. Een geniaal concept: ook als je niet meespeelt in de loterij, kun je verliezen.

De Nederlandse kansspelwetgeving schrijft voor dat elke nieuwe goededoelenloterij 50 procent van haar omzet moet afstaan aan Maar dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan. De meeste goede doelen vonden zo’n loterij maar een vies, commercieel circus - daar gingen ze geen geld van aannemen. Met veel pijn en moeite wist Poelmann drie organisaties te overtuigen een vast percentage van de loterij-opbrengst in ontvangst te nemen: VluchtelingenWerk, Novib en Natuurmonumenten. Drie jaar later werden daar nog het Wereldnatuurfonds, Artsen Zonder Grenzen en Unicef aan toegevoegd.

Ondertussen groeide en In de goededoelensector begon door te dringen de zes clubs van de Postcode Loterij kregen. Toen in 1996 het aantal ontvangers werd uitgebreid, stonden de goede doelen in de rij - ook organisaties die een paar jaar eerder nog vurig het ‘vuile’ geld van de loterij hadden geweigerd.

De zes ontvangers van het eerste uur (of ‘oerbeneficiënten,’ zoals ze bij de loterij worden genoemd), ontvangen nog altijd aanzienlijk dan vrijwel alle goede doelen die later zijn aangeschoven. In een interne vergadering van een grote Nederlandse hulporganisatie, waar ik eerder dit jaar bij aanwezig was, werd door de voorzitter gegrapt dat ze zich nog jaarlijks voor hun kop slaan dat ze ooit hebben geweigerd ‘oerbeneficiënt’ te worden. Een boer met kiespijn.

Strooien met miljoenen

Inmiddels is de Postcode Loterij niet meer weg te denken uit de jaarverslagen van bijna honderd goede doelen. In totaal gaf ze sinds 1990 zo’n 5 miljard euro

Dat is niet alleen veel geld - het is ook ongeoormerkt. Dat wil zeggen: het hoeft niet aan een specifiek project, een specifieke regio of een specifiek probleem besteed te worden, zoals vaak het geval is bij subsidies en donaties. De organisaties kunnen ermee doen wat ze Bovendien lopen de contracten meerdere jaren, en hoeft het geld niet binnen een jaar te worden zoals met andere subsidies vaak wel moet gebeuren. Niet zo gek dus, dat bijna ieder goed doel tegenwoordig geld wil van de

Maar niet iedereen komt in Ieder jaar kiest de Postcode Loterij - uit honderden aanvragen - zo’n drie nieuwe vaste ontvangers: organisaties die voor een periode van vijf jaar geld krijgen. Bij een positieve evaluatie wordt die termijn verlengd. Het bedrag dat deze clubs jaarlijks krijgen is minstens In de loop van de jaren kan dat flink Zo krijgt Amnesty International nu jaarlijks 3,6 miljoen euro, Humanitas 4,5 miljoen euro en het Nederlandse Rode Kruis 5,4 miljoen euro.

Met zulke bedragen strooien in een sector die te maken heeft met almaar teruglopende geeft onvermijdelijk een machtspositie. Nederlandse hulporganisaties noemen de loterij dan ook wel het ministerie van Goede Doelen.

Welkom bij het ministerie van Goede Doelen

Als ik voor het eerst binnenstap op de Van Eeghenstraat nummer 70 moet ik mijn stem verheffen om tegen de receptioniste te zeggen voor wie ik kom. Overal om me heen wordt gebeld. Met headsets, aan bureautjes die in cirkels staan opgesteld. Een meisje met uitgegroeid geblondeerd haar inspecteert haar gespleten punten: ‘Als u de post van morgen nog even afwacht, mevrouw,’ roept ze in haar microfoontje. ‘Anders duurt het weer vijf werkdagen voor u de nieuwe cadeaukaart binnen heeft.’

Ik ben rechtstreeks het callcenter van de Postcode Loterij binnengestapt. Hier is in één klap die andere kant van de loterij zichtbaar: de lotenverkoop, de commercie. En die staat soms op gespannen voet met de keuzes om bepaalde goede doelen te steunen.

Twee verdiepingen hoger stap ik een vergadering binnen waar een extra bijdrage voor vluchtelingen wordt besproken. Directeur Marieke van Schaik: ‘Ik vind dit heel belangrijk. Maar als je dit tegen de deelnemers van de Postcode Loterij zegt… we verkopen ook loten aan PVV-stemmers.’

Zo val ik meteen bij het eerste dilemma binnen: het geld dat hier verdeeld wordt, moet ook ieder jaar weer En dus moet een deel van het geld ook naar clubs of projecten die mooie plaatjes

Het ongeoormerkte geld maakt dat soms lastig: goede doelen kunnen het ook besteden aan een nieuw computersysteem of een communicatiemedewerker. ‘Geen deelnemer gaat meer loten kopen als je zegt, dankjewel, deze communicatiemedewerker heeft ú betaald,’ zegt Van Schaik later in haar kantoor. Ze heeft een grote lach vol tanden, kort krullend haar en draagt een nauwsluitende kokerrok. Ze praat op hoog tempo, alsof er geen tijd te verliezen is. ‘We moeten de balans vinden tussen wat deelnemers belangrijk vinden - een ziekenhuisje in Afrika - en wat wij denken dat impact heeft.’

Wie zijn wij om te zeggen dat warmtematjes voor katjes niet belangrijk genoeg zijn?

Om dat te weten, verdiepen de medewerkers van de afdeling Goede Doelen zich constant in de ontwikkelingssector. De bureaus liggen vol met de laatste rapporten van de Verenigde Naties, Oxfam en Human Rights Watch. In de pantry, bij de Douwe Egberts-automaat, wordt gesproken over debatten die ze in de avonduren bijwoonden. En ze e-mailen elkaar bijna dagelijks interessante artikelen door.

Maar die intellectuele ins and outs geven niet altijd de doorslag. Een van de nieuwe organisaties die dit jaar geld heeft gekregen is Stichting Dierenlot: een club die lokale opvangplekken voor zwerfdieren runt. ‘Ze hebben een indrukwekkende achterban,’ zegt Margriet Schreuders in de vergadering. Schreuders begon tijdens haar studententijd op het callcenter van de loterij, en is inmiddels hoofd van de afdeling Goede Doelen. Ze is het type goelijke moeke, die je meteen op je gemak laat voelen, ook in moeilijke gesprekken. ‘10.000 vrijwilligers, jaarlijks 4 miljoen aan donaties. Kennelijk spreekt het mensen aan. Wie zijn wij dan om te zeggen dat warmtematjes voor katjes niet belangrijk genoeg zijn?’

Hiv-remmers of dierenopvang?

Lang niet al het geld gaat natuurlijk naar warmtematjes voor katjes. Als ik de lijst van ontvangers doorloop sta ik versteld van het aan clubs die geld van de loterij krijgen. Van Free Press Unlimited tot Wakker Dier en van de Leprastichting tot de Johan Cruyff Foundation.

Maar hoe kies je dan in vredesnaam of je meer geld geeft aan de Dierenbescherming, of aan hiv-remmers in Swaziland? Ik leg dat dilemma voor aan Van Schaik.

‘Wij steunen mens en natuur in binnen- en buitenland,’ zegt ze, terwijl ze elk woord benadrukt met een tik op de tafel. ‘Dat is ontzettend breed - maar dat moet ook: we geloven niet dat er één oplossing is voor alle problemen van de wereld. Maar om voor onszelf een balans te bewaken, hebben we zes thema’s geïdentificeerd, zoals ‘klimaat’ en ‘vrouwen en meisjes,’ waar we het geld tussen verdelen, zodat ze allemaal aan bod komen. We moeten er op die manier een lijn in brengen, anders is het gewoon veel te veel.’

Toch ontkom je niet aan ronduit absurdistische gesprekken. Nee, als die grote, bekende organisatie negen ton krijgt kan die kleinere, onbekende club niet ook negen ton krijgen. ‘Dat is een raar signaal,’ zeggen ze dan. Of: ‘Ik vind het nu een beetje versnipperd. Kunnen we niet nog een groot gebaar maken?’

Ik kan er met mijn hoofd niet helemaal bij hoe nonchalant er over zulke bedragen gesproken wordt. ‘Ik weet nog dat ik hier net werkte, en dat ik thuis op een rekenmachine probeerde alle bedragen op te tellen,’ lacht Van Schaik. ‘Het paste niet op het scherm! Dat is best wel eng. Maar het went nu eenmaal.’

Hoe weet je wat de impact van je geld is?

De muren op de Van Eeghenstraat zijn bedekt met posters van vrolijke kinderen, walvissen en confetti. Het is een vol, krap kantoor. Er heerst een betrokken, maar zakelijke sfeer.

De vergadering waar ik ben aangeschoven duurt inmiddels al een paar uur. De volgende aanvraag wordt erbij gepakt. Het duurt even voordat Marieke Rodenhuis, accountmanager toekenningen, heeft uitgelegd wat Commonland precies doet. Op grote schaal probeert deze ngo landschappen te herstellen - zowel voor natuur als voor economisch gebruik. Ze zijn pas sinds vorig jaar bezig. ‘Het duurt twintig jaar voor je het uiteindelijke resultaat ziet. Het zijn projecten van de lange adem,’ zegt Rodenhuis. ‘Daardoor zijn er weinig financiers die met hen willen werken. Maar het is heel ambitieus en veelbelovend. Ze hebben ons geld echt nodig om door te pakken, om te tonen dat dit kan.’

Het is nu eenmaal geen wiskunde helaas, het is niet altijd keihard te maken

Wanneer kies je voor wetenschappelijk bewezen methodes, en wanneer voor veelbelovende innovatie? Dat is het volgende grote dilemma. ‘Een constante worsteling,’ zoals Schreuders zegt.

Ik snap het probleem. Ik schreef eerder al eens over een mondige groep ontwikkelingswetenschappers, die zich effectieve altruïsten noemen. Zij maken zich hard voor het zo effectief mogelijk besteden van elke filantropische euro. En dus vinden zij dat de loterij haar euro’s zou moeten besteden aan projecten met een wetenschappelijk zoals het ontwormen van kinderen. De Bill & Melinda Gates Foundation geeft haar geld op die manier uit: gebaseerd op de cijfers. ‘Zo’n manier van investeren past niet bij ons,’ zegt Schreuders stellig. ‘Als je je alleen op cijfers baseert, verlies je menselijke waarden. Het werk van Amnesty laat zich bijvoorbeeld niet vertalen in keiharde cijfers.’

Van Schaik vult aan: ‘Als je puur kijkt naar waar je euro het meest oplevert, kun je nooit meer investeren in natuurbehoud in Nederland, want in Brazilië heeft je euro sowieso meer impact. Maar wij vinden Nederland ook belangrijk. Ik vind de visie van de Gates Foundation niet verkeerd, maar wel star.’

Maar hoe weet je dan - zonder cijfers - dat je geld een verschil maakt, vraag ik Schreuders. Volgens haar begint het met zelf-evaluatie. ‘We stellen simpelweg de vraag aan de ontvangers: hoe weet je dat je aan de knoppen zit?’ Voorheen gingen die vragen vooral over output (hoeveel kinderen gaan er nu naar school?), maar tegenwoordig meer over impact (leren die kinderen ook iets?). Daar moeten de goede doelen een goed antwoord op hebben.

Ik vind dat toch nog wat mager. Kun je echt vertrouwen op zelf-evaluatie als het om zoveel geld gaat?

‘Het is nu eenmaal geen wiskunde helaas, het is niet altijd keihard te maken,’ lacht Schreuders. ‘Ik geloof er niet in dat je het plat kunt slaan. 100.000 kinderen naar school, moooooooi, het probleem in Syrië is opgelost, we kunnen weer verder naar het volgende probleem. De wereld werkt niet zo, alles grijpt in elkaar.’

‘Men denkt vaak: als je een methode met impact hebt, moet je dat opschalen en dan wordt de wereld beter. Maar je hebt soms ook een keten van hulp nodig, om uiteindelijk gezamenlijk effectief te zijn. Stok en wortel. Als en Greenpeace geen keiharde actie voeren, en daarmee maatschappelijke druk opbouwen, zullen heel veel bedrijven - denk ik - veel minder geneigd zijn om met het Wereld Natuurfonds afspraken te maken over duurzame visinkoop.’

En dan zijn er nog de dingen die simpelweg heel moeilijk te bewijzen zijn. ‘Neem de anti-apartheidsbeweging. Terugkijkend zou je zeggen: wat een effect heeft dat gehad, om daar geld in te stoppen! Maar op dat moment zelf was het niet zichtbaar. En toch gaven we.’

‘Klinkt een beetje vagig he?’ Schreuders lacht weer hardop. ‘We worstelen hier ook echt mee. Je moet je niet blindstaren, maar soms moet je ook investeren zonder dat je direct resultaat ziet.’

Vertrouwen of papiermolen?

De contouren van een verdeelrecept beginnen zich af te tekenen naarmate ik langer met de loterijmedewerkers spreek. Een flinke portie achterban, met een scheut innovatie, en af en toe een mooi plaatje - díe organisaties komen in aanmerking voor geld.

Maar het hoofdingrediënt ontdek ik in de volgende vergadering.

‘Wie zit daar verder behalve vraagt Van Schaik. Ze neemt een slok groene thee. ‘Die is ook niet meer de jongste.’

Fred is de directeur van een hulporganisatie die om extra geld vraagt. Alle directeuren worden bij voornaam genoemd. Monica is ‘echt een goede,’ Robert ‘moet zich eerst nog maar eens bewijzen’ en Erica ‘weet waar ze het over heeft.’ Die voornamen, daaruit spreekt de vertrouwensband die de loterij heeft met de goede doelen. Het zijn geen nummertjes, maar mensen.

Het belangrijkste ingrediënt voor het verdelen van het geld is dan ook vertrouwen. ‘Je kunt een enorme bureaucratie optuigen rond al die financieringen, waardoor je met pakken papier kunt laten zien wat werkt,’ zegt Schreuders. ‘Maar ik denk niet dat dat meer inzicht geeft in wat er werkelijk gebeurt. Je moet dat in gesprekken doen. We willen de papiermolen zo klein mogelijk houden.’ Natuurlijk voor de goede doelen, maar ook voor de loterij. Want: al dat papier moet gelezen worden. ‘Hoe kleiner onze afdeling, hoe meer geld er overblijft om aan prijzen te kunnen Dat blijft de reden dat mensen meespelen.’

Dat vertrouwen kent natuurlijk een grens. Schreuders: ‘We houden wel een vinger aan de pols, we zijn geen Maar om eerlijk te zijn weet ik echt niet hoe je op dit moment in Aleppo kinderen naar school krijgt. Wij zijn niet de experts, dat zijn de goede doelen.’

En als het misgaat?

Voor de lunch steken we de straat over naar een ander gebouw - de loterij heeft met de jaren maar liefst elf panden aan de Van Eeghenstraat - waar zo’n veertig medewerkers zich verzamelen in een zaaltje. Er is karnemelk uit bekertjes van suikerrietvezels, en er zijn belegde broodjes brie op aluminium schalen. Een van de goede doelen komt vertellen over zijn werk. Schreuders introduceert de directeur. ‘We hebben onze bijdrage net weer verlengd voor vijf jaar,’ zegt ze enthousiast. De directeur maakt vanaf de zijkant van de zaal met gebalde vuist een juichbeweging.

Aan die ontlading zie ik hoe belangrijk dit geld is voor het goede doel. En hoe meer de directeur de Postcode Loterij bedankt voor haar bijdrage, hoe meer ik me afvraag: zouden de goede doelen het durven zeggen als het geld geen impact heeft gehad? Als er iets misgaat? Of zouden ze te bang zijn de grote geldschieter kwijt te raken?

‘Er is inderdaad een angst om te zeggen dat het mis is gegaan,’ zegt Schreuders.

Er is inderdaad een angst om te zeggen dat het mis is gegaan

Die zien we ook meteen in de praktijk na de lunch. Een hulporganisatie die onderwijs probeert te bieden in een conflictgebied, komt op gesprek over het door de loterij gefinancierde project. Er schijnen problemen te zijn bij de uitvoering.

Schreuders: ‘Wat zijn de belangrijkste punten die aangepast moeten worden?’

De projectleider: ‘Tot nu toe wordt het project uitgevoerd zoals ingediend.’

Schreuders: ‘Ik las dat er een conciërge is omgekomen, er zal angst heersen onder de docenten. Hoe gaan ze daarmee om?’

De projectleider: ‘Tja, de situatie van de docenten is hetzelfde als van alle andere burgers.’

Schreuders: ‘Zijn er nog verschuivingen in het budget?’

De projectleider: ‘Tot nu toe konden we binnen het budget blijven. Maar de brandstofkosten gaan enorm omhoog. En het kost steeds meer om er geld naartoe te krijgen. En er zijn minder gebouwen beschikbaar. Maar tot nu toe zijn er geen veranderingen.’

Aan alles merk je: de projectleider loopt op eieren. ‘Ja, dat was een moeilijk gesprek op heel veel niveaus,’ zegt Schreuders achteraf in haar kantoor. ‘Wij weten natuurlijk allang dat projecten in conflictgebieden nooit zo uitgevoerd worden als gepland. We willen helpen zoeken naar een oplossing. Het is lastig dat zij denken dat wij graag willen horen dat alles hetzelfde blijft.’

Het is een zeldzaam goed in de ontwikkelingswereld: eerlijk toegeven dat projecten ook wel eens Het komt, zacht gezegd, niet vaak voor. De angst om donateurs te verliezen regeert.

Daarom ben ik extra gefascineerd door het geld waar alle loterijmedewerkers mij het meest enthousiast over vertellen: het potje dat ze op de Van Eeghenstraat ‘het Droomfonds’ noemen. Geld dat speciaal bedoeld is voor projecten met een grote kans op falen. Maar die - áls ze succes hebben - enorme impact zouden hebben. Noem het een laboratorium.

Hét succesverhaal is Swaziland, waar een om de inwoners massaal te testen op hiv en aidsremmers in te zetten als preventiemiddel tegen de verspreiding van de Het was destijds een absolute doorbraak: ook de Verenigde Naties zien dit nu als een best practice in de strijd tegen aids.

Maar het kan ook heel anders lopen. Zo financierde het Droomfonds het project Internet Now, van Oxfam, om een enorm centrum op te zetten dat heel Oeganda betaalbaar internet zou brengen. Het bleek echter veel lastiger dan gedacht om een telecombedrijf op te zetten in Oeganda. Uiteindelijk kwamen er wel kleinere internetcentra, maar de impact was niet zoals gehoopt. Dat dat gewoon gezegd kan worden, vind ik een voorbeeld voor iedereen die probeert de wereld te verbeteren.

Een paar extra nullen

341 miljoen euro per jaar verdelen, daar is geen vast recept voor. Met zó veel mogelijkheden om iets goeds te doen voor de wereld, kun je alle kanten op.

Bij de Postcode Loterij kiezen ze voor een flinke scheut vertrouwen boven papierwerk, voor achterban boven nieuwkomers, voor innovatie boven bewijs. En voor een snufje warmtematjes voor katjes.

En uiteindelijk is het ook verrassend simpel: je hakt gewoon een knoop door, op basis van een aanvraagformulier, gesprekken en een goed geïnformeerd onderbuikgevoel. Zoals je een keuze maakt tussen sollicitanten eigenlijk. Of zoals jij zelf kiest aan welke club je twintig euro doneert rond Kerst.

Die paar extra nullen maken dan helemaal niet zoveel uit.

Lees verder