Op de eerste pagina van besluit Angelique de Waal om toch maar niet uit het raam te springen. Niet dat ze opeens inziet hoe schitterend het leven is – het is meer dat ze te laag woont voor een succesvolle zelfmoord: ‘Zelfs als ik uit het zolderraam op het dak klim is de val te kort om zeker te weten dat ik doodga.’

In een groot café in Amsterdam-Oost, vlak bij Angeliques te lage huis – met een beetje fantasie kun je haar voor het raam zien roken en peinzen - vertelt Roos van Rijswijk over haar debuutroman, haar hoofdpersonen en haar schrijverschap. Al zou ze een woord als ‘schrijverschap’ niet snel gebruiken, in elk geval niet zonder er haar Serieuze Schrijversstem bij op te zetten.

Van Rijswijk praat makkelijk. Soms onderbreekt ze zichzelf voor een plotselinge opmerking over de muziek of de andere bezoekers, of voor een oprechte vraag. Ze vertelt tegelijk nuchter en vrolijk. Tussen haar relativeringen en grappen door merk je aan alles dat ze haar schrijven, en kunst in het algemeen, hartstochtelijk serieus neemt.

Het makkelijke praten zit in de familie: ‘Wat mij vooral gevormd heeft in het schrijven, is dat we heel veel vertellen. Niet alleen kletsen – als we met de familie, dus niet alleen met het gezin, rond de tafel zitten, dan is iedereen alleen maar anekdotes aan het vertellen. Ik ook, ik lul gewoon mee. Het is niet dat ik dan de stille observator ben, dat ik materiaal aan het verzamelen ben voor mijn memoires, God nee.’

Hoe Van Rijswijk ging schrijven

Van Rijswijk had de enthousiaste recensies en de voor Onheilig totaal niet zien aankomen. Dat ze überhaupt een roman – of íets – had afgemaakt, was al bijzonder genoeg: ‘Als je me zes jaar geleden had verteld dat ik een roman ging publiceren, had ik heel hard gelachen,’ zegt de schrijfster, hoewel ze al vanaf haar middelbare schooltijd schrijft.

Aanvankelijk vooral toneelteksten voor ‘Die heb ik opgericht met een groep mensen toen ik zeventien was. Ik schreef avondvullende voorstellingen, en soms kleine stukken, locatietheater. Ik heb als tiener heel veel toneelgespeeld, maar uiteindelijk vond ik het schrijven leuker dan zelf op het podium staan.’

‘O, er zijn twee mensen elkaar aan het opeten daar. Hoe oud ben je?’

Naast het toneelschrijven had ze allerlei baantjes. ‘Ik hield op de middelbare school al helemaal niet van school, dus na mijn examen heb ik eerst een jaar gewerkt, bij een klein internetbedrijf, op de helpdesk. En daarna heb ik een halfjaar theaterwetenschappen gedaan, maar ook zeer halfslachtig. Uiteindelijk heb ik in heel veel winkels gewerkt, en ook andere dingen, in de theatersector. Productie, sales, dat soort dingen. En boekwinkels. Ik vind in een winkel werken een van de leukste dingen die er bestaan, dus je kunt me in bijna elke winkel neerzetten en dan heb je eigenlijk geen kind aan me.’

Op haar 24ste, op zoek naar iets meer uitdaging, besloot Van Rijswijk toch maar te gaan studeren. Ze schreef zich in voor Nederlands, aan de Vrije Universiteit. Ze bleef toneel schrijven, en begon algauw columns te schrijven voor het magazine van de VU.

‘Ik probeerde wel verhalen te schrijven, maar kreeg nooit iets af. En toen had ik opeens een keer een verhaal afgemaakt, ik denk dat ik al in mijn masterjaar zat. Ik had het opgestuurd naar of in ieder geval naar schrijver Jan van Mersbergen, die in de redactie zat. Ik wist niet eens dat ik het naar De Revisor opstuurde, ik dacht alleen: wat leuk dat je ernaar wilt kijken. Dat klinkt heel koket, maar het ging echt zo. En toen werd het gepubliceerd. O, er zijn twee mensen elkaar aan het opeten daar. Hoe oud ben je?’

Hoe de roman Onheilig ontstond

Nadat een aantal andere korte verhalen werden gepubliceerd, begon Van Rijswijk aan het verhaal dat uiteindelijk Onheilig zou worden.

‘Ik begon met Jorge en Miguel – gaat de muziek nou nog harder? Ik ben begonnen met Jorge en Miguel, omdat ik zelf in was, en daar twee mannen kersen zag plukken. Dat zijn Miguel en Jorge geworden. Het waren ongetwijfeld geen Mexicanen, maar ze waren niet zo wit als de rest van Nieheim. Ik wilde dat Miguel naar Nieheim keek met de blik waarmee ik zelf naar Nieheim kijk. Het moest dus geen Nieheimer zijn, daarvoor kende ik de stad niet goed genoeg, dan zou ik zelf een jaar in Nieheim moeten wonen, ik kijk wel uit. En toen dacht ik, maar waarom gaat een Nederlander in godsnaam naar Nieheim? Waarom ging ik naar Nieheim? Nou ja, omdat ik op vakantie wilde en op een hotelsite een aanbieding vond en geen geld had.

‘Maar het is natuurlijk leuk als iemand om een reden weg is, en dat werd dus Miguels moeder. Eerst heb ik geprobeerd dat hele verhaal alleen maar vanuit Miguel te schrijven. Maar omdat Miguel niet zo introspectief is, liep ik steeds vast. Want zijn moeder werd ziek, maar hij dacht er gewoon niet zoveel over na. Dus toen dacht ik in een wanhopig moment, nou ja, laat ik dan maar eens kijken hoe het met die moeder is. Ik was toen al heel lang aan het schrijven, ploeteren en ploeteren. Eerst heb ik ook haar vanuit de derde persoon geschreven, omdat dat me wel logisch leek, en toen heb ik het in de eerste persoon geprobeerd, maar dan zette ik de stukken van Miguel ook naar de eerste persoon, maar ja, waarom zou Miguel in de eerste persoon vertellen, hij denkt nergens over na, en toen dacht ik: weet je wat, volgens mij kan het best, Angelique in de eerste persoon en Miguel in de derde.’

‘Die moeder heeft ook verschillende vormen gehad hoor. Eerst wilde ik van haar echt een soort oude Amsterdamse maken, maar dat wordt snel een soort stereotype. Dus dat werd Leendert. Daar kon ik mijn Amsterdammer in kwijt. Van Angelique heb ik een gegoede, ietwat teleurgestelde vrouw gemaakt. Ik wilde wel dat zij een reden had om te schrijven. Dat is die Jacoba geworden, Angeliques therapeute, aan wie ze brieven schrijft.’

‘Daarmee kon ik Angelique meteen als een soort vilein mens neerzetten. De vorm waarin het uiteindelijk is beland, daar zijn dus wel een paar halve versies aan voorafgegaan, ja, tuurlijk. Ik ben ook veel bezig geweest met de volgorde. Ik had op een gegeven moment twee documenten, een van de moeder en een van Miguel. Daar ben ik gaandeweg mee gaan schuiven. Als ik even genoeg had van Miguel, ging ik weer naar Angelique, of andersom.’

Hoe het proza schrijven beviel (en steeds beter ging)

Uiteindelijk heeft Van Rijswijk, naast haar werk in een boekwinkel en op een kantoor, zo’n drie jaar aan Onheilig geschreven. Ondanks het geploeter, en de vele halve romanversies, beviel het proza schrijven goed.

‘Ik ben beter in proza dan toneel, denk ik. Bij toneel schrijf je nooit wat zich in iemands hoofd afspeelt. Je kan wel heel lange monologen schrijven, en dat vond ik ook leuk om te doen, maar dan heb je alsnog iemand die aan het vertellen is. Je kan niet schrijven: ‘maar tegelijkertijd dacht hij...’ - wat natuurlijk fantastisch is.’

Hoe gaat een personage in godsnaam zijn deur uit, zonder dat het saai wordt?

‘Als je dan de stap zet naar proza, heb je zoveel bewegingsvrijheid. Dan kun je inderdaad een omgeving gaan beschrijven, iemand op een andere manier een stem geven, switchen tussen personages. De beperkingen die toneel je oplegt, zijn ook wel leuk, hoor, maar dat is meer dan een technische uitdaging. Bij de roman moest ik tot mijn grote verbazing leren hoe personages bewegen. Ook in mijn korte verhalen stonden ze gewoon stil.’

Ze leerde zichzelf romantechnieken aan met simpele schrijfoefeningen: ‘Ik heb gewoon mannetjes, personages, de trein in laten stappen. Ik heb hen de treinreis laten beschrijven. Ik heb iemand zijn deur uit laten gaan, dat is echt supermoeilijk. Hoe gaat een personage in godsnaam zijn deur uit, zonder dat het saai wordt? Hoe kan ik er tempo aan geven? Hoe kan ik het minder letterlijk maken?’

Hoe het lezen een droom schiep voor een volgend boek

Van Rijswijk is altijd een romanlezer geweest. ‘Maar pas tijdens mijn studie echt fanatiek. Daarvoor zat er niet echt een systeem achter, en ook niet heel veel kennis. Ik ontdekte toen eigenlijk pas hoe fantastisch lezen is, juist omdat je zoveel leert over de techniek die iemand gebruikt, de traditie waarin iemand staat, de stromingen.’

‘Op de middelbare school was het vooral poëzie. Ik vond Leo Vroman heel mooi. Tjitske Janssen, toen al. En verder de traditionele dichters. Ik zit nog steeds niet heel diep in de poëzie hoor. Ik hou gewoon heel erg van poëzie lezen. Hardop. Met mooie boeken, als de taal mooi is, doe ik dat ook. Bij Dimitri Verhulst, bijvoorbeeld. Niet zozeer om het Vlaams waar Nederlanders graag over jubelen, maar omdat zijn zinnen ritme hebben, hij swingt.’

‘En ik vind Carolina Trujillo fantastisch, haar boek is echt een van mijn lievelingsboeken. Manon Uphoff vind ik heel goed, die doet exact wat ze wil en kán dat ook. Annelies Verbeke, ik vond Dertig dagen geweldig, en Slaap! ook trouwens. Maar ook Murakami: Kafka op het strand en De opwindvogelkronieken. Of dat enorme boek van Michel Faber,

‘Ik noem nu allemaal schrijvers op die iets – magisch-realistisch dekt de lading niet, maar het zijn wel schrijvers die vreemde dingen laten gebeuren, dingen die helemaal niet kunnen. Zelf doe ik dat niet. Maar ik hou er wel heel erg van. Ik hoop, ik hoop dat het me ooit nog lukt: een heel goed magisch-realistisch boek schrijven. Of sciencefiction, of een geweldig spookverhaal, of iets waarin een dier ineens kan gaan praten, en dat je dat als lezer volledig accepteert.’

Over deze Boekenclub:

Schrijf je in voor de boekenclub Wil je meelezen? Meediscussiëren? En als eerste horen welk boek we komende maand gaan lezen? Schrijf je deze week in voor de boekenclub, en ontvang het nieuws en de updates in je mailbox.
Naar het aanmeldformulier
Dit is de boekenclub van De Correspondent in dertien veelgestelde vragen De veellezer klaagt dat hij hoogstens één roman per week leest. De weiniglezer klaagt dat hij alleen nog maar op vakantie leest. Voor beide groepen ben ik de leesclub van De Correspondent begonnen. Ruim 2.700 lezers werden al lid. Lees je mee? Lees het verhaal van Dries hier terug

Eerder over Onheilig:

Roos van Rijswijk schreef het beste debuut van 2016. Laten we het samen lezen Niet meer, maar beter lezen. Dat is het goede voornemen van de Boekenclub dit jaar. Deze maand lezen we Onheilig van Roos van Rijswijk. Haar compacte roman won in 2016 de Anton Wachterprijs voor het beste debuut. Lees en discussieer je mee? Lees de aankondiging hier terug Waarom ons Boek van de Maand zo vlekkeloos is (en er toch alle ruimte voor discussie is) Het is geschreven door een jonge debutante, kreeg unaniem lovende recensies en het plaatsje Nieheim bestaat echt. Dit moet je weten over ons Boek van de Maand: Onheilig, van Roos van Rijswijk. Lees het verhaal hier terug Verbazing, ongeloof en dan bewondering: lees dit debuut Soms voel je het bij een boek al na een paar alinea’s: dit kan weleens een heel goed boek worden. Na de eerste sterke pagina’s denk je dan: maar dit is een debuut. De schrijver móet wel ergens uitglijden. Dat doet Roos van Rijswijk nergens. Onheilig begint sterk, blijft sterk, eindigt sterk. Lees de analyse hier terug