‘Als ik zou willen, zou ik alle CO2-rechten op de markt kunnen opkopen,’ zegt een data-analist voor een belangrijke Nederlandse commodity trader over de telefoon. ‘Ik hoef ze niet te vervoeren, niet op te bergen. Geld is de enige beperking. Wanneer ik gas of elektriciteit koop, zit ik ook daadwerkelijk met dat spul. CO2-rechten kan ik eindeloos bijschrijven op de balans van het bedrijf,’ aldus de data-analist. ‘Het zou alleen niet zo’n slimme investering zijn in crisistijd. Het levert niet veel op.’

Een merkwaardig iets, dat CO2-recht. Je kunt het niet vastpakken, je kunt het niet zien en er worden er wekelijks ruim elf miljoen van geveild op een speciale Europese energiebeurs in Leipzig. CO2-rechten moeten binnen het Emissions Trading Scheme, kortweg ETS, Europa naar een duurzame toekomst leiden. Maar wat zijn het dan, die CO2-rechten?

Wat is het ETS?

CO2-rechten (ook wel emissierechten of ETS-rechten) zijn onderdeel van het ETS-systeem, de hoeksteen van de Europese verduurzaming.

Dat systeem ging in 2005 van start. Sindsdien stelt Brussel aan meer dan 12.000 industriële bedrijven, zoals energiecentrales, staalsmelters, chemie- en cementfabrieken, een limiet voor de totale CO2 die de bedrijven uit mogen stoten. Die limiet wordt ook wel het ‘emissieplafond’ genoemd. De Europese Commissie geeft vervolgens aan alle bedrijven die onder het systeem vallen "rechten" uit tot aan het plafond.

Sinds 2013 moet een deel van de Europese bedrijven deze rechten kopen een ander deel, bestaande bedrijven die in hun internationale concurrentie last hebben van de kosten van een veiling, krijgt de rechten wel nog gratis. Maar voor iedereen geldt: het plafond daalt. De maximale uitstoot van CO2 in Europa wordt ieder jaar naar beneden bijgesteld – zo worden de rechten schaarser en duurder.

Aan het einde van het jaar moet elk bedrijf in ruil voor de uitgestoten CO2, de rechten weer inleveren. Voor elke uitgestoten ton CO2 één recht. Heb je minder ton uitgestoten dan dat je rechten hebt, dan mag je die rechten houden. Bedrijven mogen onderling ook handelen in die rechten. Hoe? Optie 1: steeds minder CO2 uitstoten, steeds zuiniger produceren en steeds meer geld investeren in duurzame technieken. Dan houd je rechten over die je weer kan verkopen aan andere bedrijven. Optie 2: niet in duurzaamheid investeren, maar wel rechten bij blijven kopen op de beurs in Leipzig of bij andere bedrijven die rechten overhebben – rechten die steeds schaarser en duurder worden tot ze vrijwel onbetaalbaar zijn.

Zo dwingt Brussel het bedrijfsleven duurzamer te worden. Een slim plan, want Brussel legt bedrijven dus geen belasting of heffing op voor CO2, maar creëert een markt. Er is geld te verdienen aan duurzaamheid.

En, werkt het?

Is het ETS een succes? Daarover zijn de meningen verdeeld.

Enerzijds probeert Brussel sinds 2005 de CO2-uitstoot in de hele Europese Unie aan banden te leggen. Op de klimaattop in Kyoto van 1997 hebben Europese landen namelijk beloofd hun CO2-emissies met 8 procent terug te dringen ten opzichte van 1990. Dat doel is ruimschoots bereikt. Vorig jaar meldde de Europese Commissie trots dat de EU een ‘overachiever’ was en dat de klimaatdoelen ‘overaccomplished’ waren. De uitstoot was met maar liefst 14 procent gedaald ten opzichte van 1990. Het plafond werkt!

Dat is heel mooi, maar mensen uit de duurzame hoek wijzen erop dat het ETS meer zou kunnen doen dan het stellen van een "limiet" aan de hoeveelheid uitstoot. Het ETS moet ook daadwerkelijk een financiële prikkel aan bedrijven geven om te verduurzamen. Normaal zou dat hand in hand gaan: het plafond zakt, rechten voor CO2 worden duurder en dus gaan bedrijven liever investeren in CO2-arme technologie dan dat ze simpelweg rechten kopen. Door de crisis liep het even anders.

Wat is het effect van de crisis?

Nu we al bijna vijf jaar in een economische crisis zitten is er iets anders aan de hand: de Europese industrie zit ruim onder het plafond, niet omdat ze zo duurzaam produceert, maar omdat het zo slécht gaat. Bedrijven stoten minder uit omdat ze minder produceren.

ETS-rechten zijn hierdoor in overvloed aanwezig en zijn erg weinig waard. Eén ETS-recht kost nu 4,50 euro. Dat is ongeveer tien keer te weinig voor bijvoorbeeld energieproducenten om over te stappen van goedkope, maar vervuilende steenkool op schoner, maar duurder gas. Die overstap zal namelijk pas plaatsvinden bij een CO2-prijs van 40 euro per ton. Bedrijven die nu nog afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen investeren dus niet in duurzaamheid – tenzij ze daar subsidies voor ontvangen. Het ETS-systeem biedt geen enkele prikkel meer.

Wat als de economie straks weer aantrekt?

Even voor Kerstmis kondigde de voorzitter van de Raad van Europa Herman van Rompuy nog aan dat volgens Brusselse berekeningen de crisis nu officieel over is. Wat als dat waar blijkt te zijn en de productie van de Europese industrie weer reusachtig aantrekt? Dan dreigen bedrijven meer uit te stoten dan toegestaan is onder het langzaam dalende plafond. Zullen nationale overheden, die het EU-beleid moeten uitvoeren, hun pas herstelde industrieën zwaar laten betalen voor steeds duurder wordende CO2-rechten?

Nationale overheden vinden klimaatbeleid en het ETS belangrijk, maar is het ook belangrijk genoeg om economische risico’s te nemen? In het verhaal dat ik morgen publiceer geef ik antwoord op deze vragen.