Kort na het verschijnen van het stuk  verscheen er een kritisch berichtje op ‘GGD-kennisnet’. De GGD vond dat ze als organisatie tekort was gedaan in het artikel. Zij zouden meer aandacht besteden aan de pedagogische kwaliteit dan in ons artikel werd beweerd. Hoe zit dat? Ik zocht het uit.

Om te beginnen googel ik willekeurig een aantal crèches in Nederland en bekijk een paar - de meesten zijn van eind Je ziet dan een lange lijst met eisen, waaronder ook pedagogische eisen. Achter die lijst eisen staan drie hokjes die kunnen worden aangekruist door de inspecteur: ‘ja’, ‘nee’ en ‘niet beoordeeld’.

Kijk je naar de punten die gaan over de pedagogische kwaliteit dan lees je dingen als: ‘de beroepskracht communiceert met de kinderen,’ ‘De beroepskracht ondersteunt en stimuleert individuele kinderen,’ ‘De beroepskracht ondersteunt de kinderen in de interactie tussen de kinderen onderling.’

De eisen die worden gesteld aan de pedagogische kwaliteit zijn ondergebracht in een aantal categorieën: ‘de emotionele veiligheid,’ ‘de persoonlijke en sociale competentie van de pedagogisch en ‘de overdracht van normen en waarden.’ Onderaan iedere categorie is een open veld waar de inspecteur zijn keuze kan toelichten. In geen van de inspectierapporten die ik heb bekeken is dat open veld ingevuld.

Vervolgens bel ik met een aantal kinderopvangondernemers die als ‘uitstekend’  bekendstaan bij de GGD. Wat is hun ervaring met de GGD-inspectie? Letten zij goed op de pedagogische kwaliteit?

Zeven groepen in twee uur

De ondervraagden zeggen dat het ze is opgevallen dat de GGD sinds een jaar meer let op de pedagogische kwaliteit dan vroeger. Crèchemedewerkers worden nu uitgebreider ondervraagd over het pedagogische beleid bijvoorbeeld – kennen ze het ook echt en hoe passen zij het toe?

Opvallend is wel dat ze alle drie, ongevraagd, beginnen over de kwaliteit van de GGD-inspecteurs. Die wisselt erg, vinden ze. Soms tref je iemand met een hbo-opleiding pedagogiek en soms een oud-verpleegkundige of iemand die zelf crècheleidster is geweest.

‘Sommige inspecteurs schrijven dingen als: ‘ze zitten heel gezellig samen boterhammetjes te eten’

‘Dat zie je terug in de verslagen’, stelt Jessica Haije, directeur van het Amsterdamse ‘Kids&Zo’. Haije: ‘Sommige inspecteurs schrijven dingen als ‘ze zitten heel gezellig samen boterhammetjes te eten.’ Als ouder weet je dan natuurlijk nog niks. Maar er zijn er ook die heel gedetailleerd beschrijven wat het taalniveau is van de crèchemedewerkers en of ze tegen baby’s praten tijdens het verschonen van een luier bijvoorbeeld.’

Wat volgens de crèche-eigenaren ook een rol speelt bij de beoordeling, is de duur van het GGD-bezoek. Die is gemiddeld twee á drie uur, al kan het langer zijn als de crèche een slechte reputatie heeft. Lisette Smid van Ben Belle Kinderopvang in Amersfoort vindt de twee uur die de inspectie bij haar langs komt wel erg weinig om een goed beeld te krijgen. ‘Daarin moet hij of zij alles controleren en - in ons geval - iets vinden van de pedagogische kwaliteit van maar liefst zeven groepen!’ 

Afvinken niet genoeg

Wat vindt de GGD van dit soort commentaar? Anja Schrik is ‘Projectleider Ondersteuning Toezicht Kwaliteit Kinderopvang’ bij PGV Nederland, de landelijke vereniging voor GGD. Zij erkent dat het afvinken van de eisen niet genoeg is om een goed beeld te krijgen van de pedagogische kwaliteit. Als aan een bepaalde eis niet wordt voldaan, kun je niet zien wát er precies niet deugt.

Bovendien kun je met wat uitleg ook beter beoordelen hoe erg een mogelijke overtreding is. Om die reden moeten inspecteurs – in aanvulling op de vinkjes achter de eisen - per 2014 ook altijd beschrijven wát ze zien. ‘In het verleden lag het accent vooral op gezondheid. Dat is op een bepaalde manier wel logisch want daar gaat de GGD van oudsher over. Nu is dat aan het verschuiven naar meer aandacht voor de pedagogische aspecten’, aldus Schrik. Het past ook bij de nieuwe visie van het kabinet. Sinds de komst van minister Asscher - verantwoordelijk voor het kinderopvangbeleid - is er meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen. 

‘In het verleden lag het accent vooral op gezondheid. Nu is dat aan het verschuiven naar meer aandacht voor de pedagogische aspecten’

Dat de kwaliteit van de GGD-inspecteurs erg wisselend is, klopt niet volgens Schrik. Het is inderdaad waar dat zowel hbo’ers als mbo’ers de controles kunnen uitvoeren. Maar dat wil volgens haar niet zeggen dat de hbo’er geschikter is dan de mbo’er; iedereen die wordt aangenomen wordt geselecteerd op hbo-denkniveau en krijgt een speciale training over hoe je moet rapporteren. 

Ik leg Schrik de twijfels van Lisette Smid van Ben Belle voor: kun je als inspecteur tijdens een inspectie van twee uur wel zien of een crèche goede pedagogische kwaliteit levert? Schrik legt uit dat de GGD niet bepaalt of een crèche kwaliteit levert. Zij controleert of een crèche aan de minimale kwaliteitseisen voldoet die zijn opgesteld door de Brancheorganisatie Kinderopvang (de ondernemers dus), in samenwerking met de Belangen Vereniging voor Oudercommissies in de Kinderopvang: BOinK. Of de eisen die door deze ‘convenantpartijen’ zijn opgesteld voldoende zijn om kwaliteit te bieden, daar gaat de GGD niet over. 

Hoe zit dat precies?

Neem de . In Nederland is het zo dat één leidster voor vier baby’s en een peuter mag zorgen terwijl we weten dat dit pedagogisch niet geheel is. Dat betekent dus dat je als crèche aan de wettelijke eisen kunt voldoen terwijl je toch niet genoeg kwaliteit biedt.

Iets vergelijkbaars geldt voor de eisen die worden gesteld aan de kinderopvangondernemer. Die hoeft niet psychologisch of pedagogisch geschoold te zijn mits degene die met de kinderen omgaat de juiste mbo-papieren heeft. Met andere woorden: iedereen kan een crèche beginnen.

Dat is vreemd, want de eigenaar is volgens Schrik wel ‘primair verantwoordelijk voor de kwaliteit.’ Hij of zij moet uiteindelijk zelf bepalen of die specifieke crèchemedewerker zijn of haar werk goed doet. Schrik beaamt dat de tijd die de GGD -inspecteur heeft tijdens een inspectie niet genoeg is om dat te bepalen.

Je kunt je dus afvragen of de ongeschoolde eigenaar zijn medewerker wel kan beoordelen. Weet hij waar hij op moet letten?  

Schrik benadrukt dat de GGD wel een signaleringstaak heeft. Soms blijkt bijvoorbeeld dat het afwijken van een bepaalde eis helemaal niet ten koste gaat van de pedagogische kwaliteit. Zo wordt er in de buitenschoolse opvang - voor kinderen van vier tot twaalf - nog steeds vastgehouden aan de zogenaamde stamgroepen - vaste ruimtes met een vaste groep kinderen. Dat is niet altijd nodig voor oudere kinderen; er zijn goede redenen om daar af en toe van af te wijken. Dat soort zaken geeft de GGD dan door.

Het valt de GGD-inspecteurs op dit moment op dat de kinderopvangorganisaties die vroeger hun zaken goed op orde hadden, nu regelmatig gebreken tonen. Dat heeft alles te maken met de bezuinigingen; er wordt onder andere veel geschoven met personeel. Dat kan zorgen voor onrust, zowel bij de kinderen als de medewerkers. 

Dus, is de kwaliteit voldoende?

Hoeveel crèches op dit moment aan de minimale kwaliteitseisen voldoen, is niet te zeggen. De laatste cijfers gaan over 2011. Toen voldeed 49 procent van de crèches niet aan de eisen die de GGD moet toetsen. Hoe je dit moet interpreteren is niet duidelijk omdat er tot op heden vooral met een afvinklijstje werd gewerkt. Je weet daardoor niet wat de ernst van de overtredingen zijn.

Wat de pedagogische kwaliteit betreft, geven de cijfers van het Nederlands Consortium Kinderopvang een beter beeld - althans van de gemiddelde kwaliteit van de Nederlandse crèches. Grof gezegd stellen zij in het laatste rapport (dat gaat over 2012) dat de pedagogische kwaliteit gemiddeld genomen beter is geworden -  86 procent scoort ‘matig’ en 12 procent ‘goed’ - maar op een aantal punten nog flink tekortschiet. Net als de GGD signaleren ook zij dat de pedagogische kwaliteit een weinig stabiel gegeven is. 

Eigenlijk is de enige conclusie die je hieruit kunt trekken dat het in 2012 beter ging dan in 2008. Binnenkort lopen wij mee met een GGD-inspecteur om te kijken hoe het er in de praktijk aan toegaat.

Geschreven door Marilse Eerkens