Hoe ik mijn stuk over de Postcode Loterij maakte (en wat er niet in staat)

Vandaag publiceerde ik een groot artikel over hoe de Postcode Loterij - een van de grootste goededoelendonateurs ter wereld - haar geld verdeelt. De meest gehoorde kritieken op de loterij nam ik niet in het stuk op. Een korte uitleg over de totstandkoming van dit stuk.

Ik benaderde de Postcode Loterij een jaar geleden, op 9 februari 2016, met de vraag of ik mee mocht kijken met haar verdeelproces. ‘Ik denk dat maar weinig mensen weten dat jullie de derde goededoelendonateur ter wereld zijn,’ schreef ik. ‘Ik ben heel geïnteresseerd in hoe jullie keuzes maken voor het al dan niet steunen van bepaalde goede doelen. [...] De hoofdvraag zou dus zijn: hoe beslissen jullie waar jullie geld de meeste impact heeft?’

Het leek me een relevante vraag: met honderden miljoenen per jaar kan de loterij serieuze macht uitoefenen op de goededoelensector. De respons was positief: ik werd uitgenodigd voor een gesprek met directeur Marieke van Schaik en het hoofd communicatie.

In het gesprek en daarna kwamen we tot afspraken: momenten, gesprekken en vergaderingen die ik bij mocht wonen om een beeld te krijgen van het verdeelproces. We spraken bovendien af dat de goede doelen die besproken werden in de vergaderingen niet herkenbaar in het artikel mochten worden opgevoerd.

En zo liep ik uiteindelijk twee dagen mee op de afdeling goede doelen, woonde een directiebespreking bij, en deed enkele interviews. Ik keek zonder vooringenomenheid rond, hoorde de vergaderingen aan, en stelde kritische vragen.

Het beeld dat ik kreeg was er niet een van schandaal of mooimakerij: de medewerkers praatten open met me over de dilemma’s die ze tegenkwamen bij het verdelen van het geld. Ze worstelden zichtbaar en stopten dat niet onder stoelen of banken. Daar was ik van onder de indruk. In de goededoelensector wordt maar al te vaak een te positief beeld van het werk voorgeschoteld, uit angst voor slechte pers.

Nu zijn er veelgehoorde kritiekpunten op de loterij, die ik niet in mijn stuk heb opgenomen. Over de salarissen van de oprichters bijvoorbeeld, over agressieve marketing (geschat wordt dat de loterij tussen de 50 en 100 miljoen brieven en folders per jaar verstuurt) en over arme mensen die door de loterij in de schulden komen.

Dergelijke kritieken heb ik in het verhaal buiten beschouwing gelaten, omdat ze niets te maken hebben met mijn hoofdvraag: hoe wordt het geld onder goede doelen verdeeld?

Voor wie meer wil lezen over deze kritieken en een breder beeld van de loterij wil krijgen, raad ik het boek De Mannen van de Droomfabriek van Ineke Holtwijk van harte aan. Over het boek ontstond een behoorlijke rel bij publicatie: volgens Holtwijk had loterij-oprichter Boudewijn Poelmann flinke kritiek op het manuscript.

Maar dat opstootje doet niet af aan het goede journalistieke werk dat in het boek zit: Holtwijk keek gedurende zes jaar (!) mee op de Van Eeghenstraat en interviewde tachtig betrokkenen. Het boek leest als een jongensroman: de oprichters hebben een wild idee, bluffen en buffelen zich door de beginjaren, en staan dan aan het hoofd van een waar imperium.

Wie dus nog niet genoeg heeft van de loterij: lees vooral verder bij Holtwijk.

Lees hier mijn artikel over de afdeling Goede Doelen van de Postcode Loterij Lees hier meer over ‘De Mannen van de Droomfabriek’ op de site van Uitgeverij Balans