In vijf stappen naar de Dienst Toekomst & Vertrouwen

Karel Smouter
Journalist, gespecialiseerd in boerenprotesten
Bij deze reeks verhalen over DT&V maakt illustrator Wijtze Valkema een reeks illustraties. Elke aflevering zal de illustratie verder worden aangevuld met elementen die voorkomen in de verhalen. Illustratie (deel 5): Wijtze Valkema (voor De Correspondent)

De Dienst Terugkeer & Vertrek, die afgewezen asielzoekers uitzet uit Nederland, staat onder grote druk. Van linkse politici moet de organisatie ruimhartiger worden, van rechtse politici juist strenger. Aan het eind van mijn serie over het wel en wee van de DT&V: de vijf stappen naar een beter terugkeerbeleid.

Alles draait bij de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) om het wegnemen van blokkades die het vertrek van een vreemdeling in de weg staan. Maar wat als een land, zoals onlangs Ghana, haar onderdanen simpelweg niet wil terugnemen? Antwoord: dan trekt Nederland gewoon tien miljoen euro van het lokale ontwikkelingsbudget af. 

En wat als een land juist moet worden verleid om mee te werken? Dan komt Nederland dit land graag tegemoet. Een politietraining hier, of een ontwikkelingsfonds daar. Er valt in veel gevallen wel iets te regelen.  

Deze onderhandelingen worden gevoerd door de ambtenaren van de DT&V-afdeling voor internationale zaken. Eerst bezoeken ze de ambassade in Den Haag of in Brussel, om daar een reisdocument aan te vragen. Als die ambassade om mee te werken, komt deze afdeling in actie. Als het nodig is vliegen ze naar alle uithoeken van de wereld om met ministers van deze landen tot afspraken te komen.

Het werk van deze ambtenaren laat zien hoe ver Nederland gaat om vreemdelingen het land uit te zetten. Eerst door ze een worst voor te houden, van 1.500 tot soms wel 4.500 euro per vertrekkende man of vrouw. En als ze tóch niet meewerken, in zo’n 50 procent van de gevallen, wordt net zo lang met het land van herkomst onderhandeld tot alsnog een uitzetting kan worden georganiseerd. 

Uitzetijver onder kritiek

Deze uitzetijver komt DT&V op veel kritiek te staan. Asielactivisten noemen de organisatie een ‘deportatiemachine’ die haar ‘bloedhonden’ op vluchtelingen Asielzoekers die met de dienst te maken gehad hebben, krimpen soms bij het horen van ‘DT&V’ al ineen. 

Maar ook uit de andere hoek klinkt stevige kritiek. VVD-kamerlid Malik Azmani en zijn PVV-collega Sietse Fritsma hekelen geregeld de linkse - lees: slappe - wind die door asielland zou waaien sinds de PvdA enkele bedong in ruil voor de VVD-wens illegaal verblijf strafbaar te stellen.

 

‘We kunnen het nooit voor iedereen goed doen,’ verzucht menig DT&V-medewerker dan ook. Te midden van alle verhitte asieldiscussies blijft vaak onderbelicht hoe de medewerkers van deze dienst hun werk nu eigenlijk zelf zien. Daarom besloot ik een tijdje met de Dienst

Aan het eind van mijn rondgang door de organisatie draaiden de rollen ineens om. Na een interview stelde een DT&V’er míj een vraag. ‘Hoe zou jij ons werk dan aanpakken?’ 

Ik beloofde hem te zijner tijd een antwoord te sturen. Maar niet voordat ik met deskundigen had gesproken die regelmatig met DT&V te maken hebben. Hun aanbevelingen vormen samen een schets van hoe ons terugkeerbeleid anders, misschien wel beter, zou kunnen worden ingericht.

1. Communiceer directer en eerlijker over de uitzetting

‘DT&V werkt zoveel mogelijk op de achtergrond en met derden,’ vertelt een vrijwilliger die een groep asielzoekers bijstaat. Dat kan argwaan opwekken. De vrijwilliger wijst op de vele stichtingen en projecten die – gefinancierd door DT&V, maar onder namen als Bridge 2 Better – de vreemdeling op vertrek voorbereiden. ‘Ze proberen potentiële terugkeerders niet af te schrikken, door ze naar deze organisaties door te verwijzen. Maar dat werkt averechts.’ De DT&V wekt zo namelijk de indruk dat deze terugkeerorganisaties slechts een zoethoudertje zijn om uiteindelijk alsnog te worden uitgezet. 

Het zou beter zijn, stelt de vrijwilliger, als de DT&V in het hele proces zichtbaar en benaderbaar is en zich naast de vreemdeling in plaats van boven hem opstelt. Niet alleen als brenger van het slechte nieuws, maar ook als partner bij het werken aan een nieuwe toekomst. Bij veel vreemdelingen speelt nu, al dan niet terecht, de angst dat een gesprek met de DT&V de opmaat zou kunnen zijn voor een nieuw verblijf in een detentiecentrum. Het nut daarvan kan worden betwist, zo blijkt uit stap 2.

Illustratie: Wijtze Valkema

2. Beperk het opsluiten van vreemdelingen

Het is dan wel geen officieel beleidsdoel, maar in de praktijk zien veel politici het opsluiten van vreemdelingen als een manier om hen af te schrikken en zodoende te overtuigen mee te werken aan hun vertrek. VVD-kamerlid greep een recent onderzoek van het ministerie van Veiligheid & Justitie zelfs aan om te pleiten voor meer vreemdelingen in detentie. ‘Hoe vaker een vreemdeling in detentie gaat, hoe groter de vertrekbereidheid,’ meende hij uit het rapport te kunnen opmaken. ‘Dat is beter dan softe maatregelen als knutselprojecten, waar tegenwoordig vooral de nadruk op wordt gelegd.’  

Azmani blijkt nogal selectief te hebben gelezen. ‘Er is geen lineair verband tussen detentie en vertrekbereidheid,’ concluderen de onderzoekers juist. De eerste vier keer dat een vreemdeling wordt ingesloten neemt die bereidheid weliswaar toe, maar daarna begint de medewerking aan terugkeer juist weer te dalen. 

Het rapport stelt verder vast het niet de ‘deprivaties van detentie’ zijn die mensen ‘vertrekbereid’ maken, maar het inzicht bij sommige vreemdelingen dat hun verblijf in detentie rechtvaardig is (‘een normaal onderdeel van het leven als illegaal in Nederland’), en de mate waarin ze zich gesteund voelen bij terugkeer. En precies daar wringt ‘m de schoen. Bewakers uit detentiecentra stellen in het rapport dat een te grote nadruk op terugkeer voor onrust in de cellen kan zorgen. Vreemdelingen gaan soms hevig in verzet als ze terugmoeten. Bewakers voelen er dan ook weinig voor om terugkeer als uitgesproken doelstelling van het detentiebeleid in te voeren. Het is juist hun taak om de rust te bewaren. 

Wie het rapport goed leest kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de hoge kosten van detentie nauwelijks opwegen tegen de baten ervan. Het blijken juist de door de VVD verfoeide dagbesteding en therapie - in het rapport ‘motiverende en ondersteunende bejegeningsconcepten’ genoemd - die bijdragen aan de vertrekbereidheid. Je kunt je vervolgens afvragen of een gevangenis voor zo’n bejegening wel de beste plek is. De associatie tussen de DT&V en detentie is voor veel vreemdelingen met wie ik sprak in elk geval een reden om zo ver mogelijk uit de buurt te blijven van de DT&V.

3. Blijf de asielzoekers volgen na hun terugkeer 

Als een vreemdeling eenmaal vertrokken of uitgezet is, wordt door de DT&V niet gekeken hoe het die persoon vervolgens vergaat. Daarom gaan berichten van vertrokken vreemdelingen hier in Nederland al snel een eigen leven leiden. Elke teruggekeerde migrant met een telefoon kan natuurlijk met Nederland in contact blijven. Dat doen vertrekkers dan ook steeds vaker. Via Facebook en Twitter gaan die berichten vervolgens als een lopend vuurtje de gemeenschap van actievoerders en asielzoekers rond.

In de week dat ik op het kantoor van de DT&V een ambtenaar trots hoorde vertellen over een toename aan vreemdelingen die terugkeren naar Somalië (van een enkeling in 2012 naar tientallen in 2013) stroomde Facebook vol met het verhaal van een jonge Somaliër, die een week na terugkeer maar ternauwernood een bomaanslag zou hebben overleefd. Zulke verhalen bevestigen de bangste vermoedens van diegenen die hun thuisland als te onveilig voor terugkeer ervaren. 

Berichten van teruggekeerde migranten klinken sowieso niet al te rooskleurig, vertellen degenen die met hen in contact blijven. Een vrijwilliger die zegt dagelijks contact te hebben met teruggekeerde asielzoekers uit Soedan en Libië, beweert dat zij na hun terugkeer geen bedrijfjes begonnen zijn, maar ‘direct in een vluchtelingenkamp terecht zijn gekomen.’ 

Omdat geen van deze verhalen door een onafhankelijke waarnemer te controleren valt, weet je nooit wat ervan waar is. Het is dan ook aan de DT&V om, desnoods steekproefsgewijs, de levens van degenen die zij naar terugkeer hebben begeleid te monitoren. De Dienst zegt daar niet de middelen voor te hebben, maar budget ervoor vrij maken kan zeker vruchten afwerpen: de verhalen van vertrokken asielzoekers kunnen asielzoekers hier een realistischer beeld geven van wat hen na terugkeer te wachten staat. En wanneer de DT&V ergens een te onveilige situatie signaleert, kan dat worden meegewogen bij het nemen van besluiten over terugkeer. 

Illustratie: Wijtze Valkema

4. Stuur het personeel op een cursus psychologie

‘Stel, je bent ooit in een bos verkracht. Vervolgens komt er een organisatie die zegt dat je hoe dan ook terug dat bos in moet. Sterker nog, dat daar een beter leven wacht.’ Zo beschrijft een traumatherapeut die veel met vluchtelingen werkt een terugkeergesprek. ‘Misschien wordt het werk makkelijker te behappen wanneer je kiest voor zo’n zakelijke benadering als die van de DT&V. Maar dan loop je wel het risico het contact met degene voor je te verliezen,’ stelt ze. ‘Als je telkens een geldbedrag blijft bieden in ruil voor medewerking, terwijl er iemand tegenover je zit die vreest voor marteling en de dood, dan roept dat weerstand en boosheid op. Als je met mensen werkt, dan moet je mensen willen begrijpen.’ 

De therapeut pleit dan ook voor psychologische bijscholing. ‘Je zult toch echt rekening moeten houden met trauma’s, machteloosheid en angst.’ In de training die het personeel wel krijgt, ligt het accent nu op zaken als interculturele communicatie of gesprekstechnieken. Begeleiding door psychologisch geschoolde professionals, of het betrekken van traumaspecialisten bij het werk, ontbreekt. Toch zou dit geen overbodige luxe zijn. ‘Want zelfs als iemand niet werkelijk voor een trauma gevlucht is, is de vlucht zelf of het verblijf in de Nederlandse illegaliteit dat wel.’

5. Zet Toekomst & Vertrouwen op de plaats van Terugkeer & Vertrek

Verschillende lezers plaatsten vraagtekens bij het nogal bureaucratische jargon dat de dienst erop nahoudt. Zulke taal zou een onoverbrugbaar grote afstand scheppen tussen ambtenaar en vreemdeling. Ook sommige medewerkers van de dienst brachten hun ongemak met juridische begrippen als een ‘verwijderbare vreemdeling met terugkeerplicht’ onder woorden. Intussen gaan onder deze woorden natuurlijk waarden schuil.

Het is zinvol vooral daar eens goed naar te kijken. In de vertrekgesprekken die ik bijwoonde, zag ik regelmatig een frontale botsing tussen de regievoerder en de vreemdeling. 

Onder dit wederzijds onbegrip ligt vaak wederzijds wantrouwen. En dat wordt al vanaf de eerste dag dat iemand in Nederland aankomt gevoed. Het draait in asielprocedures immers niet om de vraag of je recht op asiel hebt, maar of je dit recht aannemelijk kunt maken. Wie daar niet in slaagt, al dan niet door een of een sceptische immigratieambtenaar, moet daarvoor boeten. 

Er is dan ook veel te zeggen voor een ander asieljargon, als dat tenminste ook op andere waarden gestoeld is. Op het vertrouwen bijvoorbeeld, dat de persoon voor je geen ongewenste vreemdeling is, maar een gewenst individu op zoek naar een nieuwe start. 

Wat zou er gebeuren als een vertrekgesprek ineens een toekomstgesprek heet? En als een ambtenaar van DT&V zich niet als vertrekregisseur voorstelt, maar als een maatschappelijk werker die jou de regie over het eigen leven juist terug wil geven? Het zou de toon veranderen, en daardoor uiteindelijk ook de muziek. Veel DT&V’ers benadrukken nu de ‘eigen verantwoordelijkheid’ van de vreemdeling. Maar intussen lijkt alles in de vreemdelingenketen bij te dragen aan het ondermijnen van het vertrouwen dat iemand nodig heeft om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Het is de hoogste tijd dat om te draaien. 

Hoe haalbaar is dit?

Is dit niet allemaal naïeve luchtfietserij? Dat zal spoedig blijken. In Amsterdam is onlangs namelijk een project van start gegaan, waarbij een aantal van deze stappen al in de praktijk word gebracht. Een groep van 159 voormalige kreeg van de gemeente Amsterdam en het ministerie onderdak in een voormalige gevangenis. 

Onder begeleiding van Vluchtelingenwerk Nederland krijgen zij tot 1 juni de kans om individueel ‘aan hun toekomst te werken,’ zoals een vertrouwelijke document het omschrijft. Onderdeel daarvan is een second opinion over hun doorlopen procedure. Zo’n herziening is lang niet altijd kansloos. Een aantal actievoerende asielzoekers heeft via deze weg alsnog een verblijfsvergunning gekregen. Eerder afgewezen bewijzen van marteling werden toch geaccepteerd. Eerder weggewuifde bezwaren tegen een afwijzing werden alsnog gehonoreerd. Zulke voorbeelden laten zien dat geen enkel systeem sluitend is. En dat de wereld van terugkeer en vertrek is opgebouwd uit grijstinten.

Deze grijstinten waren voor mij ook de grootste les uit mijn maand bij de Dienst Terugkeer & Vertrek. Zo kwam ik tot mijn verbazing een van de Vluchtkerk tegen, op het kantoor van een van de DT&V-regievoerders. ‘Die hangt hier om te darten, zeker?’, grapte ik ietwat besmuikt. ‘Nee hoor, die hangt hier zodat we niet vergeten voor wie we dit werk doen. Ook wij hebben het beste met ze voor.’ 

Illustratie: Wijtze Valkema