‘Zullen we jij en jou zeggen? Ik ben een geboren Zeeuwse en dat praat makkelijker. Wij hebben geen ‘u,’ een beetje als het Engels. Wij zeggen ook butter in plaats van boter. Maar ik spreek het niet meer zo goed.’

‘Ik ben oud, maar niet stokoud. Als ik dan D66 hoor over levensbeëindiging… Mij doet dat pijn. Ondraaglijk lijden? Nee hoor, het is nu gewoon: wie ouder is dan 75 mag er een eind aan maken. Laatst zag ik een foto van twee mensen die dat hadden gedaan. Dan denk ik: je hebt toch kinderen? Dat kind heeft nu verdriet. Hoe haal je het in je hersens om te zeggen: nou ik heb het gehad, ik pleeg zelfmoord?’

‘Bij de geboorte van een kind heb je het wiegje, het kamertje, prachtig, prachtig. Aan het eind van je leven moet je ook zo’n fase doormaken, voordat je sterft. Je moet je weg mogen gaan. Niet met een spuitje.’

‘Een tijd terug hadden we in onze protestantse kerk een enquête. Die ging ook over abortus. Toen heb ik geschreven: Adolf Hitler had een naam maar wij hebben de daad. Als je toch ziet wat Hitler in die kampen deed… En wat doen wij? Mensen zien dat ze een kindje krijgen met het downsyndroom en… Terwijl dat de liefste mensen ter wereld zijn. Als je ze ziet in de Jostiband, dan schieten de tranen je toch in de ogen? Zo lief als die zijn.’

‘Ik kom uit een SGP-nest, maar stem niet meer op die partij. Ooit zat de SGP in een gedoogconstructie met het kabinet. Toen hebben ze hun handtekening gezet onder het besluit om uitgeprocedeerde asielzoekers niet uit te zetten. Ik zeg: als het helemaal is uitgezocht en je hebt niet het recht om hier te zijn, dan is het opzouten.’

‘Mensen in nood moet je helpen en als hier iemand aan de deur komt met honger, dan krijgt-ie een bord eten. Die vluchtelingen in Aleppo, die zou ik zo graag willen helpen. Zo’n kindje willen pakken en hier bij mij thuis een veilige plek geven. Maar de mensen die Nederland bereiken zijn degenen die het kunnen betalen. Niet zo’n kindje.’

‘Ik ben zelf vluchteling geweest, als klein meisje. Bij de Watersnoodramp en toen Zeeland in de oorlog onder water werd gezet. Toen moesten we vluchten. Vader, moeder en de kinderen. We kwamen in Gouda terecht. Daar hebben we die heel erge Hongerwinter meegemaakt.’

‘In de oorlog waren wij uitgemergeld. Ik heb nog niemand in die bootjes gezien die uitgemergeld is. Dan heb ik mijn bedenkingen. Nog zoiets: dat die vaders in Syrië hun gezin achterlaten. Je bent als man gezinshoofd. Je vrouw, je kinderen - die laat je toch niet achter? Hoe komen ze dan aan eten? Ik heb daar dan mijn twijfels over.’

‘Ik stem op je, maar moet dat nou?’

‘Ik stem absoluut op Geert Wilders. Hij is niet zaligmakend, dat weet ik heus wel. Maar hij gooit de knuppel in het hoenderhok. Ken je Visie, dat programmablad van de EO? Daarin schreef Kees van der Staaij van de SGP laatst dat Wilders de waakhond is die blaft bij onraad.’

‘Vaak denk ik bij Wilders: ik stem op je, maar moet dat nou? Zeg dat eens wat fatsoenlijker. Zo’n kopvoddentaks bijvoorbeeld.’

‘Maar laatst was er weer dat gedoe met die Turkse vlaggen in Rotterdam, na Erdogans machtsgreep in Turkije. Ik zeg het je, als dit zo doorgaat, dan maak jij nog mee dat de Nederlandse driekleur weggaat.’

‘Ik zeg: je bent hier uit vrije wil en niemand heeft je gedwongen om te komen. En je moet niet verwachten dat je meteen in een villa kan gaan wonen. Je moet het opbouwen. Dat moesten wij ook. Het wordt je in het leven niet allemaal toegeworpen. Zo werkt het niet.’

‘Dat PVV-stemmers in witte wijken wonen, klopt niet’

‘Dat idee dat PVV-stemmers in witte wijken wonen en nog nooit een Turk of Marokkaan hebben gezien, klopt gewoon niet. Als ik ’s avonds laat bij mijn flat kom, staan er vaak van die Marokkaanse gastjes voor de ingang. Hartstikke jong, dure spullen. Hoe komen ze daaraan?’

‘Als ik ze zie staan recht ik mijn rug, ga ik wat hoger op mijn hakken staan, haal ik diep adem en zeg ik: Wat denken jullie ervan jongelui, zou ik er even door mogen? Je moet niet laten merken dat je bang bent. Maar mijn hart bonst in mijn keel.’

‘Of die keer dat ik op de Sportlaan moest zijn, in Gouda. Ik reed daar doorheen, krijg ik opeens allemaal grind op mijn auto. Ik eruit, rennen naar die jongens toe. Mevrouw, wat is er? Ik vraag ze: stel dat dit met jullie moeder gebeurde? Want hun moeders zijn heilig voor ze. Mijn dochter zei: je bent helemaal gek, je had een klap voor je hersens kunnen krijgen.’

‘En laatst op het stadhuis: ben ik de enige Nederlander in de wachtkamer. Iedereen spreekt Marokkaans. Dan ben ik zo iemand die gewoon vraagt: waarom moeten jullie zo nodig in je eigen taaltje kwekken? Mevrouw, zeggen die kinderen, mijn vader spreekt geen Nederlands. Ja zeg, dan moeten ze het leren.’

‘De Marokkaanse slager om de hoek - ik ben daar eens rustig gaan rondkijken. Hoe dat vlees erbij ligt in die vitrines. De emmers met olijven, groente, fruit, dat zou onze slager eens moeten proberen. Dan heeft-ie meteen de Warenwet op zijn dak.’

‘Het moet afgelopen zijn met die slachtofferrol’

‘Mijn echtgenoot leek enorm op een Marokkaan. Heel donker haar en een snor. Alleen zijn huid was niet zo bruin. Dus dan liepen we over de markt en dan werd-ie steeds aangesproken door Marokkanen. Hetzelfde gebeurde in de trein.’

‘Op een gegeven moment had je die aanslag in München, begin jaren zeventig. Wij voeren met een schip op de Rijn en de politie controleerde alles. Hij werd er regelmatig uitgepikt. Heette-ie ook nog Abraham, haha!’

‘Maar goed, wij vonden het niet meer dan normaal dat de politie dat checkte. Het moet eens afgelopen zijn met die slachtofferrol. Begrijp me goed, ik heb niks tegen die mensen. Ieder mag zijn geloof belijden. Maar pas je aan en doe normaal.’

‘Bij de Plus werkt een Marokkaans meisje, echt een schatje, ik ga altijd naar haar kassa toe. Ik zeg altijd: als we het allemaal zo goed met elkaar konden vinden als wij twee, dan was het een andere wereld.’

‘En een kennis van mij werkt bij de Albert Heijn, bij de kassa. Echt niet dat zij het wisselgeld voor Marokkaanse en Turkse mannen mag geven. Nee, dat moet ze op de toonbank leggen, alsof je stront bent!’

‘Laatst had ik een begrafenis van een goede vriendin. Haar dochter heeft zich bekeerd. Na de dienst gingen we condoleren. Staat daar een enorm bord: Wilt u in verband met de geloofsovertuiging van dochter en haar man hun geen hand geven? Dan denk ik: zijn wij vuilnis?’

‘Mijn geloof is een bron van hoop’

‘Toen ik jonger was, probeerde ik aan al deze dingen iets te doen. Maar voor iemand van mijn leeftijd is dat te zwaar. Ik krijg binnenkort mijn tiende achterkleinkind. Als ik die allemaal zie, dan denk ik: die lopen over een aantal jaren verplicht in sluiertjes en hoofddoekjes. Die kant gaat het uit.’

‘Mijn moeder is alweer zestien jaar overleden. Die werd 97. Zij citeerde altijd uit de Bijbel: Vreemden zullen komen en je land opeten en verteren. Die tijd is het nu. Als ik die jochies hier zie met hun dure fietsjes en hun skelters - die hadden mijn kinderen niet hoor. Dus dan denk ik: moeder, je had een vooruitziende blik.’

‘Mijn geloof is een bron van hoop. De Bijbel zegt: Een Nieuwe Hemel op Aarde waar gerechtigheid zal wonen. Je moet alle rotzooi buiten de deur laten, denk ik dan. Maar het is niet makkelijk. Het is daarbuiten één grote puinhoop, daar kan je niet omheen. En het wordt gewoon nooit meer zoals het ooit was.’

‘Toen mijn dochter jong was, nam ze om halftwaalf gewoon de laatste bus. Wie dat nu doet, is knettergek. Je moet te veel denken, te veel over je schouder kijken, de onbevangenheid is weg. En ik ken iemand die is leerkracht. Daar moet de school overdag op slot, omdat er anders allerlei onfrisse figuren binnenkomen. Daar dacht je vroeger niet eens aan, de schooldeuren op slot!’

‘De andere partijen weten dat hij gelijk heeft’

‘Wilders is een roepende in de woestijn. De andere partijen weten dat hij gelijk heeft. Maar als ze dat toegeven, verliezen ze hun gezicht. En als die partijen Wilders uitsluiten, sluiten ze ook mensen uit die op hem stemmen. Die worden opzij geschoven.’

‘Wilders doet het niet voor zichzelf, en hij zegt ook niet: alles moet weg. Zijn insteek is: de mensen die ons land kapot willen, die moeten eruit. Als hier iemand aan de deur komt, en die wil ik niet binnen, dan zeg ik toch ook: joh, moven jij!’

‘Als je dan hoort hoe Wilders geen nacht in zijn eigen huis kan slapen, door die bedreigingen. Ik zag een interview met zijn vrouw. Een keurige dame. Gelukkig dat we geen kinderen hebben, zei ze. Alleen al daarvoor krijgt Wilders mijn stem. Hij is zo flink!’

Om privacyredenen wil de geïnterviewde niet met haar naam in de media komen. Die is bekend bij de redactie.

Reageren? Dat kan onder deze column:

Wat mij opviel aan de vijfde PVV-stemmer die ik interviewde Het is alsof we het verleerd zijn: zonder ruzie een gesprek voeren over onze politieke verschillen. Daarom sprak ik een vijfde PVV-stemmer. Wat vinden jullie van haar verhaal? Lees hier mijn column

Meer weten?

Wil je op de hoogte blijven van dit initiatief? Wil je als eerst horen wanneer mijn nieuwe boek er is? Schrijf je dan in voor mijn mail Welkom bij Kunnen We Praten? Zo kan jij meedoen aan het gesprek Het is alsof we het verleerd zijn: zonder ruzie een gesprek voeren over onze politieke verschillen. Met dit initiatief proberen we daar verandering in te brengen. Hier leg ik uit wat de bedoeling is en kun je alle verhalen vinden. Lees alle verhalen hier terug Lees verder Tegelijkertijd met Kunnenwepraten.nl verschijnt het gelijknamige boek, dat uitkomt bij uitgeverij Atlas Contact. Lees er hier meer over