We moeten het meer hebben over moeders die níet willen zorgen
Ik heb sinds vijftien maanden een kind en pas sinds kort begin ik te begrijpen wat voor moeder ik ben. Ik ben opeens weer een beginneling, overgeleverd aan de storm die mijn zoon is. Want er is geen hij zonder ik en dus ook geen moment meer van ongeremde vrijheid.
Zo schrijf ik dit stuk om de hoek van zijn crèche en voel een constant lijntje tussen hem en mij zinderen. Hij is er steeds en ik ben verdeeld: half moeder, half schrijver. En waar dat schrijven een constante is, zie ik dat moederschap als een chaotisch gegeven, waar ik mezelf continu opnieuw toe moet verhouden.
Dit is wat ik nu van mezelf als moeder weet: ik ben niet overbezorgd, met uitzondering van de pijnscheuten van doodsangst die mij op willekeurige momenten overspoelen. Ik weet dat ik de grappen maak, de aanjager van het avontuur ben, terwijl mijn vriend veel eerder zijn grote lijf om ons kind heen wikkelt om hem te troosten. En ik ben narrig als ik een boek wil lezen terwijl mijn kind aan mijn benen hangt. Ik verveel me soms als ik een dag alleen met mijn zoon doorbreng. Ik vind het soms heel erg dat ik me nooit een week op één ding kan richten omdat er iedere dag maaltijden, blokkentorens en slaapverhalen zijn. Ik voel een wanhopig soort liefde voor mijn kind die me af en toe ontzettend beangstigt.
Het moederinstinct blijft het ijkpunt
Het is tegenwoordig geen taboe meer om over het moederschap te klagen, merk ik. Er is inmiddels een hele industrie om de jonge moeder heen gebouwd met blogs en boeken waar het vrij praten is over moeheid, gebrek aan zelfverzorging, uitputtende gezinsvakanties en onhandige, maar goedbedoelende vaders.
Vaders hebben veel meer ruimte om te falen dan hun partners
Alleen gaat het daarbinnen nooit over het verlies van menselijkheid. Als in: intellectuele ontwikkeling, vrij-zijn van schuldgevoel of jezelf loskoppelen van je moederidentiteit. Het moederschap blíjft het ijkpunt binnen de industrie. Wat daaromheen is toegestaan, is zacht geruis. Een weekeinde in bed blijven, een duur kappersbezoek, date night, dat soort dingen.
Ook jonge vaders eisen hun ruimte op. Ze mengen zich meer dan ooit in het ouderschap. Het verschil is: zíj krijgen applaus voor hun wekelijkse zorgdag. En ze hebben veel meer ruimte om te falen dan hun partners.
Mijn zojuist beschreven invulling van het moederschap zal hier en daar een opgetrokken wenkbrauw veroorzaken, terwijl vaders op begrip kunnen rekenen voor exact dezelfde opvattingen. Oók bij hun partners, die vaak nog steeds niet meer verwachten dan ‘dat ze hun best doen.’
Nog een voorbeeld: verse vader Arie Boomsma heeft nu een serie op LINDA.tv die Vaders heet. Hij vraagt daarin bekende vaders naar hun opvatting over het ouderschap. Een mooi streven, maar waarom krijgt Pepijn Lanen dan in de eerste aflevering de vraag of hij goed is in luiers verschonen?
‘Hoe kan je goed zijn in een luier verschonen?’ antwoordt Lanen terecht, waarna hij een luier bij een pop verschoont en nauwkeurig wordt bijgehouden hoelang hij daarover doet. Zoiets is ondenkbaar in een programma over moederschap. ‘Wat bij onze vrouwen zo prachtig vanzelfsprekend gebeurt, gaat bij ons gepaard met gestuntel, vallen en opstaan,’ schrijft Boomsma hier zelf over op Instagram.
Is er iets veranderd sinds 1967?
Die intuïtieve aard die aan het moederschap wordt toegedicht is problematisch. Zolang het idee bestaat dat vrouwen geschikter zijn om voor kinderen te zorgen dan mannen, kunnen we niet van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen spreken.
Want iedere keer worden vrouwen weer veroordeeld tot hun baarmoeder en het daaruit voortkomende gevoelstalent om kinderen te geven wat ze nodig hebben. Het idee dat een vrouw geen enkele aanleg of zin heeft om na negen maanden zwangerschap zich aan de verzorging van haar kind te wijden, is bijna ondenkbaar.
Sterker nog: ik denk dat het idee van toegewijd moederschap sinds het belangrijke essay Het onbehagen bij de vrouw (1967) van feminist Joke Smit niet zoveel veranderd is. ‘Ik geloof [...] dat het de hoogste tijd is dat vrouwen zich het gezonde egoïsme permitteren dat voor mannen sinds mensenheugenis een vanzelfsprekend gegeven is,’ schrijft Smit daarin. Ze pleit ervoor dat vrouwen die ervaren dat hun raison d’être buiten hun gezin ligt ook naar deze impuls moeten handelen. Het probleem is alleen: ‘Een vrouw die haar raison d’être buiten haar gezin zoekt is verdacht.’
Het moederschap moet verbreed worden
Hoewel vrouwen tegenwoordig natuurlijk vaker werken dan in 1967, is een vrouw die openlijk voor haar carrière kiest en het moederschap niet meeneemt in haar openbare identiteit nog steeds ongebruikelijk. Er is dan ook geen vrouw die de haar toegedichte rol van gezinsverzorger openlijk betwijfelt. Ze doet het dus meestal allebei: zorgen én werken, waarbij door overbelasting de uiteindelijk keuze vaak richting zorgen buigt.*
Maar ook mannen die luidkeels hun talent voor het verzorgende vaderschap claimen of verzuchten dat ze alle ballen hoog moeten houden terwijl hun vrouwen alleen maar werken, er in huis een bende van maken en te vaak in de kroeg zitten, zijn dungezaaid.
Misschien heb ik het mis, maar naar mijn idee is, ondanks wat gepeuter in de marge, ons traditionele idee van vader- en moederschap nog steeds zo sterk in onze samenleving geënt, dat iedere werkelijke onttrekking aan de voorgeschreven rol tot uitsluiting leidt.
Waar de nadruk binnen media op dit moment op de emancipatie van de vader ligt, die de ruimte krijgt om twijfelend - en tamelijk vrijblijvend- naar zijn rol van verzorger te zoeken, zie ik dan ook liever een serie of blog over moeders die zich niet per definitie thuis voelen bij hun zorgfunctie. Moeders die worstelen met het zorgen of die zonder twijfel kiezen voor hun carrière en hun moederschap op de tweede plaats zetten.
Want het is een essentiële stap dat we de morele definitie van moederschap binnen onze samenleving verbreden en omarmen. Vrouwen verdienen net zoveel recht op twijfel, egoïsme, monomaan gedrag en volledige zelfstandigheid.