Hoe betrouwbaar is de exitpoll?
Het is de blockbuster van de verkiezingsavond: de exitpoll. Op woensdag om 21.00 uur worden die cijfers bekendgemaakt. Maar moeten we ons er wel iets van aantrekken?
Zorg dat je popcorn in huis hebt en zet alvast een fles wijn koud. Want hij komt er weer aan: de exitpoll. De cijfers die op woensdag 21.00 uur - als de stembussen sluiten - laten zien hoe de Tweede Kamer ingericht gaat worden.
Maar: zijn die cijfers eigenlijk wel betrouwbaar?
Allereerst: hoe werkt een exitpoll?
Leuk voor Triviant: de exitpoll is een oer-Hollandse uitvinding. Precies vijftig jaar geleden was socioloog Marcel van Dam de allereerste die zo’n onderzoek uitvoerde.
Op 15 maart staat bij veertig stembureaus (daarover straks meer) in Nederland een extra stembus. Dat is de bus van onderzoeksbureau Ipsos, die in opdracht van de NOS de exitpoll uitvoert. Iedereen die het stemhokje verlaat wordt gevraagd een A4’tje in te vullen. Daarop staat maar één vraag: op welke partij heb je net gestemd?
Een aantal keer per dag turven de bemanners van de exit-stembureaus de antwoorden en bellen ze die door naar het hoofdkantoor van Ipsos. Zo is het mogelijk dat de NOS om stipt 21.00 uur de uitslag van de exitpoll bekendmaakt. Die is dan altijd voorlopig, omdat niet alle stemmen van het laatste uur dan al geteld zijn.
Lekken de resultaten niet ondertussen al uit?
Er is geen wet die het verbiedt om exitpolls te publiceren voordat de stembureaus sluiten. Toch gebeurt dat in de praktijk nooit. Althans, in Nederland niet. In 2009 werden Duitse exitpolls gelekt op Twitter en in 2012 stonden resultaten van de Franse verkiezingen al online terwijl er nog gestemd werd. *
Zulk lekken is problematisch, want de cijfers zouden de uitslag kunnen beïnvloeden. Dat illustreert een onderzoek naar de Franse presidentsverkiezingen. Tot 2005 stemden mensen in de Franse overzeese gebieden na het sluiten van de stembussen in het Europese deel. Zij wisten toen al wat de prognose van de uitslag was, omdat er al exitpolls gepubliceerd waren
In 2005 veranderde het beleid: in overzeese gebieden gingen mensen juist eerder stemmen dan op het vasteland. Wat bleek? De opkomst ging overzee ineens fors omhoog. Waar mensen eerst besloten om thuis te blijven, gingen ze nu vaker stemmen.
Niet vreemd dus dat in veel landen wel een verbod bestaat op het publiceren van exitpolls. Al vind ik een peilingverbod een slecht idee, in een verbod op exitpolls kan ik me wel vinden. De praktische bezwaren terzijde: iedereen heeft het recht om even geïnformeerd naar de stembus te gaan. Het lijkt me onverstandig als de hekkensluiter meer weet dan de vroege vogel.
Maar wacht eens even, je had het over veertig stembureaus. Is dat niet veel te weinig?
Er zijn ongeveer 10.000 stembureaus* in Nederland, de steekproef van Ipsos is dus nog geen halve procent van het totaal. Als de opkomst en deelname aan de exitpoll hetzelfde zijn, zullen 38.000 mensen meedoen aan de peiling. Dat is natuurlijk best veel, maar weinig vergeleken met de bijna 13 miljoen stemgerechtigden.*
Om ervoor te zorgen dat die een goede afspiegeling zijn van de stemgerechtigde bevolking, steekt Ipsos veel moeite in het selecteren van de bureaus. Ze zorgen dat de balans tussen stad en dorp goed is, kijken naar de regionale afspiegeling en nemen de vorige verkiezingsuitslag mee.
Als de data eenmaal binnen zijn, gebruikt Ipsos een statistisch model om de cijfers te vertalen naar een schatting van de verkiezingsuitslag.
En deugt die schatting een beetje?
Net als andere peilingen heeft een exitpoll een foutmarge. Volgens Ipsos is die hooguit 2 procent* - dus hooguit drie zetels in de Tweede Kamerverkiezingen.
Historisch gezien zit de exitpoll eigenlijk altijd dicht bij de verkiezingsuitslag. Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2015, bijvoorbeeld, waren de verschillen piepklein. De PVV liep nog het meest uit de pas - met nog geen procentpunt verschil.
Die nauwkeurigheid komt allereerst door de hoge deelname: ruim 80 procent van de stemmers bij de geselecteerde bureaus doet mee aan het onderzoek. Bij zetelpeilingen ligt dit vaak ergens tussen 30 procent en 70 procent, van een toch al minder representatieve steekproef.
Het is niet vreemd dat de respons bij exitpolls hoger ligt. De vragenlijst is ultrakort: één vraag. En waar je voor zetelpeilingen een mailtje in je inbox krijgt, vraagt iemand je bij een exitpoll face-to-face of je wilt meedoen. Moeilijker om te vergeten, moeilijker om nee te zeggen.
Nog een reden waarom exitpolls een betere benadering geven van de uitslag: het gaat om werkelijk stemgedrag. Bij zetelpeilingen wordt gevraagd wat je denkt te gaan stemmen. Dat kan tussen peiling en verkiezing nog veranderen.
Hebben ze er wel eens flink naast gezeten?
Er zijn recentelijk geen Nederlandse voorbeelden te bedenken waar de exitpolls de plank missloegen. Al leek het daar wel even op bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2014.
Toen kwam het CDA in het Ipsos-onderzoek op 10,9 procent van de stemmen. Toen de stemmen geteld waren, kon de champagne alsnog open bij de christendemocraten: de uitslag lag ruim 3 procentpunten hoger, en zo was de partij toch de grootste van het land.
Maar: Ipsos deed hier geen exitpoll, maar een internetpeiling. Omdat de cijfers toch als prognose werden gepresenteerd door Herman de Schermman, leek het alsof het om een exitpoll ging.
Dus: heeft het zin om naar de cijfers te kijken?
Een zeteltje meer of minder is goed mogelijk, maar het is onwaarschijnlijk dat de exitpoll er woensdag veel verder dan dat naast zit. Maar wil je zeker weten dat je uit gaat van de goede cijfers? Dan kun je beter wachten tot de echte uitslag en je popcorn in plaats daarvan bij Netflix opeten.
Update 16 maart 9.30 uur
Ook dit jaar lijkt exitpoll van Ipsos weer erg dicht bij de uitslag te liggen. Met 372 van de 388 gemeentes geteld, zie je verschillen van hooguit twee zetels.