Vis kweken wordt een vorm van bio-industrie. Gelukkig zijn er slimme oplossingen
De meeste vis die wereldwijd wordt gegeten komt niet uit zee, maar wordt gekweekt. En daardoor ontstaan problemen die lijken op die van de bio-industrie, zoals mestproductie en overmatig antibioticagebruik. Maar er zijn manieren om die te voorkomen.
Het ligt voor de hand: waarom zou je op zee vissen vangen als je ze ook in een kooi, poeltje of aquarium kunt kweken om ze eruit te halen wanneer je ze wilt eten? We jagen ook niet meer op wilde zwijnen, maar houden hun gedomesticeerde neefjes op een boerderij. Veel efficiënter en ook veel beter voor de wilde zwijnen die anders vrij snel met uitsterven bedreigd zouden worden.
Aquacultuur – de teelt van vissen, schaaldieren, schelpdieren en andere (plantaardige) organismen – is dan ook millennia oud. In Australië zijn sporen gevonden van een vishouderij die uit zesduizend jaar voor Christus stamt. Ook andere continenten kennen vroege voorbeelden van vishouderijen.
De laatste decennia heeft het kweken van vis een enorme vlucht genomen. Veertig jaar geleden maakte kweekvis nog maar een paar procent uit van alle geconsumeerde vis in de wereld, nu wordt er wereldwijd méér kweekvis dan wilde vis gegeten. Deze groei zal doorzetten: volgens de voedselorganisatie van de Verenigde Naties zal in 2030 twee derde van alle geconsumeerde vis gekweekt zijn.
Belangrijke oorzaken voor deze enorme toename zijn de groeiende behoefte aan dierlijke eiwitten (gevolg van een groeiende wereldbevolking, met een grotere middenklasse die meer vlees en vis wil eten) en de overbevissing van belangrijke commerciële vissoorten. Kweekvis wordt als oplossing voor deze twee problemen gezien.
Maar met die groei van de kweekvisserij komen steeds meer problemen aan het licht. Deze lijken op die van de intensieve veehouderij: als je op onnatuurlijk grote schaal dieren teelt, kunnen milieuproblemen ontstaan. Zo zorgen viskwekerijen met honderdduizenden vissen op een relatief kleine oppervlakte voor een serieus mestprobleem.
De komende tijd schrijf ik een aantal artikelen over het kweken van vis (en zeeplanten) met als centrale vraag hoe aquacultuur deel kan uitmaken van een duurzame voedselvoorziening. In deze explainer zet ik de belangrijkste problemen en oplossingen in de kweekvisserij op een rij. In andere artikelen zal ik deze verder onderzoeken.
De ene kweekvis is de andere niet
Voor we verdergaan is het goed om even te kijken welke vissen het meest worden gekweekt. Bij kweekvis denk je waarschijnlijk aan zalm uit Noorwegen. Niet verwonderlijk, want dit is in Nederland een van de populairste kweekvissen. Maar 90 procent van de kweekvis wereldwijd komt uit Azië.
En niet zalm, maar karper is verreweg de meest gekweekte vis. Wereldwijd vindt de meeste aquacultuur dan ook plaats in zoet water.
De meestgebruikte manier om vissen te kweken is om ze te houden in kooien in zee of in zoet water. Maar er zijn ook gesloten systemen van poelen, aquaria en tanks die in het water drijven of op het land staan. Naast vissen worden er natuurlijk ook garnalen, mossels en andere dieren gekweekt. En in toenemende mate planten, zoals algen en zeewier.
Goed, laten we nu kijken naar de problemen van kweekvisserij en mogelijke oplossingen.
Sommige kweekvis draagt bij aan overbevissing...
De meestgehoorde kritiek op kweekvis is dat deze overbevissing helemaal niet tegengaat, maar juist bijdraagt aan nog meer overbevissing. Kweekvissen moeten namelijk ook eten, en op hun menu staat wilde vis. Carnivore kweekvissen, zoals zalm, eten veel meer wilde vis dan ze in eigen gewicht opleveren. Wie dus een onsje gerookte kweekzalm eet, verschalkt indirect een veel grotere hoeveelheid aan wilde vis – niet echt duurzaam.
Deze kritiek gaat niet op voor alle kweekvis. Ten eerste is maar 13 procent van alle geproduceerde kweekvis carnivoor, de rest is herbivoor of omnivoor. Populaire kweekvissen als karper, tilapia, en pangasius eten geen andere vissen, maar planten, algen of insecten. Het overgrote deel van alle kweekvissen heeft dus niets met overbevissing te maken.*
...maar visetende vissen kunnen ook vegetarisch eten
Het goede nieuws is dat kweekzalm steeds minder vis eet. In 1995 was de ‘fish-in-fish-out-ratio’ voor een ons kweekzalm nog 7,5 ons wilde vis, in 2006 was dat 4,9 en nu is dat nog lager. Dit komt omdat ze ander voer krijgen, waarin dierlijke eiwitten vervangen zijn door plantaardige.
Volgens sommige experts kunnen viseters als zalm en forel in de toekomst zelfs volledig vegetarisch voer eten. Daarmee zijn nog niet alle problemen opgelost, want deze vegetarische vervangers moeten weer ergens geteeld worden. Dit kan op zee zijn, maar ook op land, wat grond en andere natuurlijke hulpbronnen kost.
Daarnaast hebben zalm en andere roofvissen omega-3-vetzuren nodig. Vissen kunnen deze vetzuren niet zelf aanmaken, maar slaan ze wel op als ze bijvoorbeeld algen eten (algen maken wel omega-vetzuren aan). Kweekzalm komt doorgaans aan zijn omega-vetzuren, omdat die visolie en vismeel krijgt gevoerd, gemaakt van wilde vissen.
Er wordt naarstig gezocht naar andere bronnen van omega-vetzuren. Zo hebben Britse wetenschappers de plant camelina sativa genetisch gemanipuleerd zodat deze ook omega-3-vetzuren bevat (er is een gen van algen aan de plant toegevoegd). In Wageningen experimenteren wetenschappers met insecten als bron van omega-3-vetzuren* en andere voedingsstoffen voor kweekvissen.
Viskwekerijen veroorzaken milieuschade...
Een kwekerij met tweehonderdduizend zalmen kan net zoveel poep produceren als een stad van zestigduizend inwoners. Kweekzalm wordt doorgaans in kooien in kustwateren gehouden, en de mest blijft achter in het zeewater en verspreidt zich over de nabije omgeving.
De onnatuurlijk hoge concentraties vissenpoep kunnen de natuurlijke, ecologische balans ernstig verstoren. Het water kan te voedselrijk worden, met bijvoorbeeld excessieve algengroei tot gevolg.
Neem Chili, de een na grootste exporteur van kweekzalm. Vorig jaar werd het land geteisterd door enorme vissterfte – waaronder veertigduizend ton kweekzalm en driehonderd walvissen – als gevolg van een algenplaag. Als belangrijkste oorzaak werd de hogere zeewatertemperatuur genoemd, een gevolg van El Niño. Maar het afval (poep, niet gegeten voedsel, pesticiden, antibiotica) van de enorme zalmkwekerijen zou volgens sommige ecologen ook hebben bijgedragen aan de algenplaag.*
Volgens onderzoek verminderen zalmkwekerijen de levensvatbaarheid van nabij levende wilde zalmen. Een halvering van de populatie van zalm en andere vissoorten is geen uitzondering.* Een belangrijke oorzaak is de verspreiding van ziekten en parasieten, en hoe groter de kwekerij, hoe meer ziektes en parasieten ze aantrekken. Met name zalmluis vormt een groeiend probleem. Deze eenoogkreeftjessoort hecht zich aan de zalmen, vaak met dodelijke gevolgen voor de zalmen. De zalmluis kan zich echter ook verspreiden en overspringen op wilde vissen.
Tot slot kunnen kweekvissen ontsnappen en zich vermengen met lokale soorten, wat tot verzwakking van de wilde soort kan leiden. Ook het overdadig gebruik van antibiotica, pesticiden en chemicaliën laat zijn sporen na.
…maar wat nu als je op een andere manier gaat kweken?
Een oplossing voor deze problemen is om de kooien op open zee te plaatsen en niet dicht bij de kust. Hier is meer stroming zodat de poep en voedselresten zich beter verspreiden. Zalmluis en andere parasieten zouden hier minder voorkomen en zich niet of nauwelijks kunnen verspreiden. De vis wordt hier wel een stuk duurder van.
Een andere oplossing is om vissen in grote, gesloten aquaria te houden en het water te zuiveren, zodat fecaliën en andere afvalstoffen niet in rivieren, meren en zeeën terecht komen. In Denemarken wordt veel met deze techniek gewerkt. In een bedrijf wordt 96 procent van het water hergebruikt. Van het afvalslib wordt biogas gemaakt. Een ander voorbeeld is een indoorkwekerij van zoutwatergarnalen in de Amerikaanse staat Indiana die al vijf jaar hetzelfde water gebruikt omdat speciale bacteriën het water zuiveren. Er worden geen chemicaliën en geen afval geproduceerd.
Het is ook mogelijk om een diverse waterdieren en -planten te laten samenwerken en een lokale, (bijna) gesloten voedselketen te creëren. Zo leven mossels en zeekomkommers van de uitwerpselen van zalm die in hetzelfde aquarium leven. Ook op open zee is dit mogelijk, bijvoorbeeld door zeewier te laten groeien van de afvalstoffen die de vissen achterlaten. Van het zeewier kan weer vissenvoer gemaakt worden. Onder de kooien kunnen riffen gemaakt worden die leven van de fecaliën van de kweekvissen en deze zo opruimen.
Het gebruik van antibiotica moet in veel gevallen worden afgebouwd. Sommige kwekerijen gebruiken laten zien dat antibiotica lang niet altijd nodig is, zoals een tarbot- en mesheltenkwekerij Seafarm in het Zeeuwse Kamperland.
Tot slot is er ook kweekvis te krijgen met een duurzaam keurmerk: het Aquaculture Stewardship Council (ASC). Dit keurmerk moet garanderen dat de vis duurzaam gekweekt is.
Al deze ontwikkelingen hebben natuurlijk hun voor- en nadelen. De grote vraag is: maken ze kweekvisserij echt duurzaam? Hoort het kweken van vissen bij een toekomstbestendige, duurzame voedselvoorziening? Als het gaat om het eten van (dierlijke) eiwitten, hoe verhoudt het kweken van vissen zich tot het vangen van wilde vis, veehouderij op land en het telen van plantaardig voedsel? Het antwoord op deze vragen hoop ik in volgende artikelen te vinden.
Ten slotte: hoe lief zijn we voor vissen?
Een ander – en niet het minste – probleem is het welzijn van vissen. In de intensieve veehouderij krijgt dierenwelzijn steeds meer aandacht. Hoe zit dat met de intensieve vishouderij?
Zalm en forel zijn bijvoorbeeld trekvissen die enorme afstanden afleggen, een genoegen dat ze in de kooi van een kwekerij niet gegeven is. Andere vissoorten, zoals pangasius, leven in natuurlijke omstandigheden ook dicht op elkaar en voor hen zullen dichtbevolkte kooien wellicht minder stressvol zijn. Is dat zo? Wanneer lijden (kweek)vissen? Wat is er aan te doen? En kun je vissen met zo min mogelijk pijn laten sterven? Vragen voor een afzonderlijk artikel.
Vaststaat dat het nog enige jaren zal duren voor de ecologische vinafdruk van kweekvis substantieel lager is. Tot die tijd doen we er goed aan om minder roofvissen als zalm te eten.
Op mijn kantoor, waar zo’n 25 freelancers werken, kopen we bijna dagelijks een onsje zalm. Lekker en gezond, denken we, en beter voor het milieu dan altijd maar dat vlees op brood. Dat valt dus te bezien. Misschien moeten we meer tilapia en pangasius eten. Of nog beter: zeewier.