Waarom democratieën geen winnaars en verliezers hebben
Niets zo oer-Hollandsch gezellig als een avondje verkiezingsuitslagen duiden. Zeker niet met een uitslag waar je werkelijk iedere denkbare windrichting mee uit kunt.
De grote winnaar verloor 20 procent van zijn zetels. De meest euforische haalde de een na slechtste uitslag in zijn bestaan. De partij waar heel Nederland ‘ho’ tegen zei, won vijf zetels en werd tweede. En de partij die met twee zetels het allerkleinste werd, had ‘het partijkartel doorbroken.’
Hollandser kun je het niet samenvatten.
Terwijl Lodewijk Asscher de historische kans aan zich voorbij liet gaan om nu eens letterlijkal zijn kiezers te bedanken (ze stonden allemaal in de zaal), vierde de rest de zoetste overwinning uit hun leven. Links, rechts, het midden, heel Nederland, half Turkije, alle vijftigplussers, het dierenrijk - werkelijk iedereen was blij. Of zoals vrijwilliger Melchior Verboekt zei toen hij zijn partij Artikel 1 de kiesdrempel niet zag halen:
‘Nul zetels is ook winst.’ De verliezer: ‘Het populisme’
Over de eigenlijke verliezer van dit alles, was men het overigens wél vanaf de eerste exitpoll eens: Nederland had het populisme de wacht aangezegd. De partij die met een derde groeide en met twintig zetels de tweede partij van het land werd, was nu wel uitgespeeld. Toch? De opluchting droop van de gezichten.
De partij die met een derde groeide en de tweede partij werd, was nu wel uitgespeeld
Logisch ook, want als de hele wereldpers naar je land toe komt om te zien hoe hier de fascistische pleuris op het punt staat uit te breken, dan valt het reuze mee als die pleuris maar twintig magere zeteltjes haalt. Goddank, geen Donald Trump of Brexit aan de Maas, zo luidde de conclusie.
Wat die opluchting vooral leert, is dat de buitenlandse pers geen idee heeft wat het woord ‘representatieve democratie’ betekent - en wij nog steeds geen snars begrijpen van ‘het populisme.’
Democratie is geen eenduidigheid, democratie is soep
Om met dat eerste te beginnen: in Nederland telt elke stem domweg even zwaar. Nederlandse verkiezingen zijn geen ‘winner takes all,’ zoals in de VS - en evenmin een referendum met twee keuzes, zoals Brexit. Hoe graag - en oh, wat willen ze dat graag - media verkiezingen met "een winnaar" willen afronden: respresentatieve democratieën - knoop dit toch eens in de oren - Hebben. Geen. Winnaar. Representatieve democratieën hebben soep. Hier: dit zijn de 24 ingrediënten, kook er maar wat van.
Dat gegeven staat zo haaks op de medialogica van tegenwoordig, dat uitslagen altijd precies verkeerd geframed worden, namelijk: eenduidig. ‘Winnaar.’ ‘Verliezer.’ ‘Duidelijk mandaat.’ ‘Het einde van.’ Allemaal nonsens. Als je per se een winnaar wilt aanwijzen, zeg dan: de democratie zelf. Puike opkomst, die 80 procent.
De 5+15 procent van de bus
Ten tweede: het populisme kun je niet ‘verslaan,’ je kunt het hoogstens vervangen met iets beters.
Terwijl ik de duidingen binnen zag druppelen, moest ik terugdenken aan een fantastisch stuk dat ik ooit las, geschreven door een buschauffeur die dertig jaar lang Nederlanders naar de Spaanse Costa heen en weer pendelde. Ik las het lang geleden, dus misschien herinner ik me de strekking helemaal verkeerd, maar de boodschap is me als volgt bijgebleven: politiek is net een bus.
80 procent van die bus heeft zin in de vakantie. Al valt het weer een beetje tegen, of is het eten niet al te best, deze groep laat zich niet kisten.
5 procent van de bus vindt alles kut. Al straalt de zon en is de lunch van kaviaar met truffelolie: er is altijd wel iets te zeiken.
En dan is er nog die 15 procent. Een groep die niet per se tevreden en niet per se boos is, maar wel bezorgd. Komen we op tijd? Zal het mooi weer zijn? Hebben we het gasfornuis wel uitgedaan?
De kunst is om de 5 procent te horen zonder haar te honoreren - en die 15 procent perspectief te bieden
Hoe die groep zich manifesteert, hangt vooral af van de buschauffeur. Geeft hij alle aandacht aan de vijf procent, dan is de kans groot dat de bezorgden zich langzaam maar zeker aansluiten bij de klagers. Niets zo besmettelijk als effectieve onvrede. Geeft hij helemaal geen aandacht aan de onvrede, dan wordt de groep luidruchtiger en luidruchtiger. Het duurt niet lang of de hele bus wordt overstemd door een groepje dat naar huis wil.
De kunst, aldus de buschauffeur, is om de 5 procent te horen zonder haar te honoreren - en die 15 procent perspectief te bieden. We zijn er bijna! Wist je dat het 25 graden aan de Costa Brava is? De buurman houdt thuis vast een oogje in het zeil.
De les van de buschauffeur
De wijze les is deze: populisme is een strategie, geen agenda. Zijn omvang wordt bepaald door zijn effectiviteit, niet zijn inhoud. Het wordt zelden kleiner dan zeven zetels - zoveel mensen in de bus zijn nu eenmaal onverbeterlijk pessimistisch. En het wordt bijna nooit groter dan dertig zetels - afhankelijk van hoeveel aandacht de onvrede krijgt. Daartussen fluctueert de groep bezorgden die hunkert naar een geruststellend vergezicht - naar de strandcocktail aan het einde van een vermoeiende busreis.
Het falen van links is dat het dat perspectief al jaren niet kan geven. En het falen van rechts is dat het veel te veel aandacht heeft voor de groep die wil dat de bus omdraait en terug naar Nederland gaat. Zo pendelt het populisme al jaren ergens tussen 15 procent (Geert Wilders) en 25 procent (Donald Trump) van het electoraat (de bus). Groter wordt het doorgaans alleen in peilingen: dan is er de meeste aandacht voor. En kleiner wordt het in werkelijkheid zelden, zolang althans de redenen tot bezorgdheid niet zijn weggenomen.
Het domste wat de politiek nu kan doen, is denken dat ‘het populisme’ is verslagen - en dat het beleid dat maar liefst 37 zetels mandaat verloor vrolijk kan worden voortgezet. En het een na domste is te denken dat nóg verder opschuiven naar xenofoob nationalisme om de groep die naar huis wil te apaiseren het antwoord is. Wat nodig is, is een nieuwe, hoopgevende bestemming. En een slimme buschauffeur.