Een oproep aan het nieuwe kabinet: geef de basisschoolleraar een beter salaris
We stellen steeds meer eisen aan de leraar in het basisonderwijs, maar zijn salaris blijft achter. Meer dan 23.000 basisschoolleraren hebben zich daarom verenigd in de groep PO in Actie. Zij eisen vandaag middels een pamflet en een manifest een beter salaris, anders gaan ze staken.
Gezocht: 10.000 aanpakkers die niet kunnen klokkijken, bij het woord burn-out een gezellig kampvuur voor zich zien en denken dat salaris een Grieks eiland is.
Interesse?
Ga dan eens langs bij een basisschool bij u in de buurt. Want basisschoolleraren werken wekelijks bijna 7 uur over, behoren tot de beroepsgroep met de meeste burn-outklachten en worden daar maar matig voor betaald.
Onder de hashtag #poinactie begonnen leraren uit het basisonderwijs daarom eerder deze maand hun ongenoegens te uiten. Drie van hen startten al snel de Facebookpagina PO in Actie, die in twee weken tijd meer dan 23.000 leden kreeg. (Mij lukt het niet om lid te worden, omdat ik geen leraar in het basisonderwijs ben.) Met het verschijnen van dit stuk publiceren zij een pamflet en een manifest waarin zij de politiek oproepen tot actie. Anders gaan ze staken.
En ik geef ze groot gelijk. Het salaris van leraren in het basisonderwijs is een onderwerp dat tijdens de formatie hoog op de agenda zou moeten staan.
In tijden van crisis, sneuvelt de leraar
In 2007 kwam de Commissie Leraren (onder leiding van Alexander Rinnooy Kan) met een alarmerend rapport. Ze schreef dat er sprake was van ‘een dubbel lerarenprobleem’: een kwantitatief tekort aan kwalitatief goede leraren. Zou dit probleem niet worden opgelost, dan zou dat een ‘fundamentele bedreiging voor de toekomst van Nederland als kenniseconomie’ zijn.
De commissie beval aan dat de lerarensalarissen concurrerend zouden moeten zijn met salarissen in andere sectoren. Bij het vaststellen van het salaris zou bovendien meer naar het opleidingsniveau van de leraar gekeken moeten worden.
Er werden maatregelen vastgelegd, in het Convenant Leerkracht. Toenmalig Onderwijsminister Ronald Plasterk (PvdA) maakte 900 miljoen euro vrij voor hogere salarissen. De salarisschalen werden ingekort, waardoor leraren er per trede meer op vooruitgingen. Scholen werden verplicht hun personeel in hogere salarisschalen onder te brengen. Universitair geschoolde eerstegraads leraren kregen het recht op de hoogste salarisschaal.
Maar toen kwam de crisis, en in tijden van crisis sneuvelt de leraar als eerste. Tussen 2010 en 2014 werden de lerarensalarissen bevroren. Het leverde de regering 1,5 miljard euro op, maar het effect van de maatregelen die voortvloeiden uit het Convenant Leerkracht, werd tenietgedaan.
Niet voor het eerst. Toen er voor de eeuwwisseling kritiek kwam op de lage lerarensalarissen, maakte toenmalig minister Loek Hermans (VVD) er een miljard euro voor vrij. Maar toen de economie aan het begin van de nieuwe eeuw in het slop raakte, bevroor zijn opvolger Maria van der Hoeven (CDA) gelijk de lerarensalarissen.
Keer op keer zijn investeringen in het lerarensalaris tenietgedaan door die salarissen in tijden van crisis te bevriezen, schrijft arbeidseconoom Frank Cörvers in zijn promotieonderzoek naar de arbeidsmarkt voor leraren. Het lerarensalaris raakt daardoor steeds verder achterop bij andere salarissen.
Met een ‘min of meer marktconforme salariëring’ moet het volgens Cörvers mogelijk zijn om met een verhoging van de kwaliteit van het onderwijs betere leerlingen af te leveren. Vooral het salaris van de basisschoolleraar en dat van de eerstegraads leraar in het voortgezet onderwijs blijven volgens Cörvers achter.
Zo slecht verdient een leraar in het basisonderwijs
Wat verdienen die basisschoolleraren dan?
Bijna driekwart van hen zat in 2015 in salarisschaal LA,* een kwart in schaal LB. Dat betekent dat het startsalaris van een basisschooldocent 2.346 euro is en kan oplopen tot 3.686 euro (alle bedragen zijn bruto).
Daarmee verdient hij maar 68 procent van wat een hogeropgeleide gemiddeld verdient, terwijl hij wel een vierjarige hbo-opleiding heeft afgerond (de pabo). In veel landen is dat verschil veel kleiner: het gemiddelde in de OESO-landen ligt op 81 procent.
Hij verdient niet alleen minder dan hogeropgeleiden in andere sectoren en relatief minder dan collega’s in het buitenland, maar ook minder dan collega-leraren met een tweedegraads bevoegdheid. Die leraren mogen lesgeven op het vmbo en in de eerste paar klassen van de havo en het vwo. Ook zij moeten om hun bevoegdheid te halen een vierjarige hbo-opleiding doen.
Toch bestaat er voor die ‘tweedegraders’ geen LA-schaal. Een leraar met een tweedegraads bevoegdheid krijgt een startsalaris van 2.601 euro en zijn salaris kan in schaal LC oplopen tot 4.639 euro.
Na verloop van tijd verdient een basisschoolleraar dus bijna 1.000 euro bruto per maand minder dan een leraar in het voortgezet onderwijs met een tweedegraads bevoegdheid.
Als je na de havo besluit om leraar te worden, heb je dus de keuze: vier jaar naar de pabo of vier jaar naar een andere hbo-lerarenopleiding, en op termijn scheelt die keuze je 1.000 euro bruto per maand.
Universitair geschoold, nog steeds slecht betaald
Het kan nog oneerlijker. Een ander punt van zorg in het basisonderwijs de afgelopen jaren is de kwaliteit van de pabo’s, en daarom begonnen meerdere universiteiten de afgelopen jaren een ‘academische pabo.’ In vier jaar word je aan die pabo’s opgeleid tot leraar in het basisonderwijs én haal je een universitaire bachelor pedagogische wetenschappen. Sinds dit jaar bestaat er ook een ‘universitaire pabo,’ waar je in drie jaar je lesbevoegdheid voor het basisonderwijs kan halen.
Volgens demissionair minister Jet Bussemaker moeten deze afgestudeerden hun collega’s ‘injecteren met de nieuwste academische inzichten.’ Demissionair staatssecretaris Sander Dekker wil dat één derde van alle leraren in het basisonderwijs in 2020 een master heeft.
Er worden dus steeds meer eisen gesteld aan de basisschoolleraar, maar zijn salaris groeit niet mee. Er staan steeds meer leraren voor de klas die een universitaire bachelor hebben en 68 procent betaald krijgen van wat een gemiddelde hogeropgeleide verdient. Als zij ervoor kiezen om voor de klas te blijven staan, natuurlijk.
Gevolg: een lerarentekort
Want we hoeven er niet omheen te draaien: beroepen die slecht betalen zijn minder aantrekkelijk. Dat geldt ook voor het onderwijs.
Niet alleen de Commissie Leraren concludeerde dat in 2007. Het Centraal Planbureau schreef in 2000 al dat het salaris het lerarenvak minder aantrekkelijk maakt voor afgestudeerde academici. In 2013 concludeerde de Onderwijsraad dat het lage salaris in Nederland een rem is om te kiezen voor het onderwijs. En de OESO schreef in juni 2016 nog dat de lerarensalarissen in Nederland te laag liggen om voldoende goede docenten aan te trekken. Vooral mannen blijven door het lage salaris weg uit het basisonderwijs, blijkt bovendien uit ander onderzoek van de OESO.
Niet zo gek dus dat Nederland in 2025 naar verwachting 10.000 basisschoolleraren te weinig heeft
O, en wie ook schoorvoetend toegeven dat het salaris van leraren van belang is om het lerarentekort tegen te gaan? De demissionair minister en staatssecretaris van Onderwijs, Jet Bussemaker (PvdA) en Sander Dekker (VVD).
Uit een brief die de twee vorige maand naar de Tweede Kamer stuurden: ‘De beloningspositie van leraren is immers van belang om als onderwijssector te kunnen concurreren op de arbeidsmarkt en mede gezien het lerarentekort verdient dit blijvende aandacht.’
Niet zo gek dus dat Nederland in 2025 naar verwachting 10.000 basisschoolleraren te weinig heeft.
Het is nu tijd om in actie te komen
Daarom is het terecht dat de leraren van PO in Actie de noodklok luiden. Ze eisen dat leraren in het basisonderwijs in de toekomst hetzelfde salaris verdienen als tweedegraads leraren in het voortgezet onderwijs. Gebeurt dat niet, dan zijn ze bereid te gaan staken.
Ze staan niet alleen. Zelfs de werkgeversorganisatie, de PO-Raad, vindt dat de salarissen in het basisonderwijs gelijk moeten worden getrokken met die in het voortgezet onderwijs. De partijen die in oktober van dit jaar met elkaar aan tafel zitten voor nieuwe cao-onderhandelingen, zijn het dus met elkaar eens dat het salaris van de basisschoolleraar omhoog moet.
Toch is de kans groot dat die salarisverhoging er niet komt. Het is aan de komende regering om geld vrij te maken voor salarissen, maar de VVD ziet daar weinig in. In een interview zei Mark Rutte onlangs dat ‘al het geld dat er in het verleden is bijgekomen het aantal klachten niet heeft doen afnemen.’ Alleen voor leraren die zich ‘heel erg hebben ingezet en het goed doen’ heeft hij ‘af en toe een extra financieel bedankje’ over. ‘Geen enorme bedragen, maar wel iets om waardering mee te kunnen laten zien. Dat zou ik leuk vinden.’
Als het aan de VVD ligt, gaat de minister van Onderwijs eens per jaar de klassen rond met een doos Merci. ‘Geen extra salaris jongens, maar neem lekker een chocolaatje.’
Alleen PvdA, D66 en GroenLinks maken in hun verkiezingsprogramma’s geld vrij voor hogere salarissen voor basisschoolleraren. De PvdA trekt 400 miljoen euro uit voor een salarisverhoging van 3,25 procent, GroenLinks 300 miljoen euro voor een waslijst aan maatregelen waaronder een salarisverhoging van 0,19 procent en D66 wil 200 miljoen uitgeven aan een salarisverhoging van 7,5 procent voor leraren op scholen (basis- en voortgezet onderwijs) met meer dan 15 procent leerlingen met zeer laagopgeleide ouders.
Het is allemaal lang niet genoeg. Alleen al het afschaffen van de LA-schaal zou 500 miljoen euro kosten, berekende de Algemene Onderwijsbond (AOb). De door de nullijn opgelopen achterstand wegwerken kost 1,2 miljard.
Dus is de kans groot dat er aan die salarissen weinig verandert. Wanneer op 1 oktober de cao voor het basisonderwijs afloopt en nieuwe onderhandelingen beginnen, zegt de werkgeversorganisatie waarschijnlijk: helaas, er is geen geld.
Om dat te voorkomen moeten leraren tijdens de formatie die deze week begint al druk zetten op de politiek. Ik besluit daarom met een oproep: deel dit stuk, deel het pamflet en het manifest van PO in Actie en roep alle leraren in het basisonderwijs op om lid te worden van een vakbond en de Facebookgroep PO in Actie. Dat zou ík leuk vinden.