Iedereen haat feministen. En daarom is het de moeite waard er een te zijn
Soms denk ik: er gaat nooit een wezenlijke gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen bestaan. Vrouwen zullen altijd waakzaam moeten zijn vanwege hun lichaam, om wat zij zeggen en om hoe makkelijk een man hun rug kan breken.
Het is die fysieke zwakte die tot hardnekkige machtsstructuren heeft geleid. Hij scheldt haar uit voor hoer, sluit haar buiten, slaat haar in elkaar, maakt dat ze zwijgt als jij praat.
Het is een feit dat ik me nooit fijn voel als ik alleen in het donker loop. Het is ook een feit dat ik er niet in geloof dat er ooit een dag zal aanbreken waarop verbale en fysieke aanranding tot het verleden behoren.
Net zo goed als ik er niet in geloof dat seksisme ooit uitgebannen zal worden.
Waarom het feminisme nog steeds nodig is
En daartegen opstaan biedt geen garantie op maatschappelijke verandering.
Sterker nog: feminisme wakkert buiten de eigen groep vaak haat aan. Op je eigen huiskamerfeest moet je al niet te lang tegen de buurjongen over vrouwenrechten praten om een langzaam achteruit schuifelende beweging te veroorzaken.
Laat staan als je nog harder praat: in de openbaarheid en zonder je woorden in te kleden. Dan wacht je, in deze moderne tijd, de mannen die slordig neertypen dat ze hun hond nog van je af zouden trekken.
Moet ik de titel ‘feminist’ in de jaren die mij nog resten als een zak aardappelen achter me aan slepen?
Eigenlijk vind ik het idioot dat ik, in 1985 geboren, zo’n aanzienlijk deel van m’n tijd hieraan te besteden heb. Veel liever was ik af van al die ellende die komt kijken bij het continue wegen van je identiteit, het moeizame verzet tegen stereotyperingen, het inschatten of een situatie discriminatoir is of dat ik me misschien wel een beetje aanstel. Ik heb één leven te leven.
Moet ik nou werkelijk de titel ‘feminist’ in de jaren die mij nog resten als een zak aardappelen achter me aan slepen?
Wat ik van mijn schoonmoeder leerde
Mijn schoonmoeder, die ik helaas nooit gekend heb, zei altijd: ‘Ik ben geen feminist. Daar heb ik te veel humor voor.’
Ik begrijp dat. Het tandenknarsende, bloedserieuze en overijverige wat nu eenmaal iedere potentiële revolutionair op een gegeven moment in de greep houdt, heeft ook op het feminisme zo nu en dan wat weerslag. Door over ieder steentje te struikelen en de strijd voornamelijk in woorden te vatten, raakt het overzicht en de dialoog soms zoek. Waar zijn de grote lijnen? Waar vinden de werkelijke veranderingen plaats? Wie komt er verder dan het egodocument en betrekt onzichtbare groepen vrouwen bij de samenleving?
Mijn schoonmoeder stond óók in de jaren negentig op de stoep bij moslimvrouwen die van hun man niet naar buiten mochten. Met een vanzelfsprekende flair liet ze de echtgenoten weten dat er geen sprake van was dat hun vrouwen binnen zouden blijven. Ze nam hen mee, leuke dingen doen.
Waarom doe ik niet zoiets? Omdat het feminisme in mijn contreien een tak van sport is geworden die voor een deel om aanzien binnen het eigen kringetje draait en niet om concrete resultaten voor anderen die onzichtbaar zijn.
Tijd voor deze onderwerpen
Het feminisme dat zich op de eigen ervaring richt en vooral vorm vindt in intellectuele bijeenkomsten, columns en marsen mag en moet er zijn. Geen vrouw mag ontzegd worden haar mening te geven en haar problemen te ventileren. Ze heeft ook alle recht: zolang haar woorden zorgen voor verkrachtingsfantasieën van anonieme mannen is er werk aan de winkel.
Geen vrouw mag ontzegd worden haar mening te geven en haar problemen te ventileren
Maar het wordt ook tijd dat we meer aandacht besteden aan de onzichtbare lobbyisten die proberen het vaderschapsverlof uit te breiden. Degenen die in hun buurt activiteiten opzetten voor vrouwen die het zwaar hebben. Degenen die zich inzetten om huiselijk geweld aan te pakken. Degenen die de wereld over reizen om ten hemel schreiende situaties rondom vrouwenrechten in andere landen te verbeteren.
Onderwerpen die het niet lekker doen aan de tafels van de talkshows in het land, maar waarvoor ruimte opgeëist moet worden.
Het is het waard
Ik neem het mezelf kwalijk dat ik niet in actie kom om vrouwen die ik niet ken en niet zie, maar van wie ik wel weet dat ze het slecht hebben, te helpen. Gelukkig heb ik nog tijd om bij te leren, want feminisme doe je voor het leven.
Jij en je dochter en haar dochter ook. Voor zichzelf. Voor anderen. Met, als het even kan, een warm hart en zonder duizenden dogma’s in het hoofd. Met een concreet strijdplan en een weigering jezelf te exploiteren.
Het vereist eindeloos geduld, die continue breuk tussen de wensen die je voor vrouwen hebt en de realiteit van het dagelijkse leven. Feminist zijn maakt dat er altijd anderen zullen zijn die je haten of je eng vinden. En je zal, ondanks al je pogingen gelijkwaardigheid te bevechten, alsnog die sleutelbos in je knuist geklemd hebben in een verlaten park.
Het zal altijd oneerlijk voelen. Een beetje schrijnen. Een eindeloze exercitie. Maar het is het waard. Daar ben ik zeker van.
Dit was mijn laatste column als correspondent Feminisme.