Nee, het is niet gek dat het Nederlandse onderwijs zo links is

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs

Journalist en opiniemaker Wierd Duk een tabel met daarin het stemgedrag van docenten de afgelopen verkiezingen: D66 was onder docenten de grootste partij met 27 procent van de stemmen, gevolgd door GroenLinks (25 procent), SP (15 procent) en PvdA (10 procent). Slechts 5 procent van de docenten stemde VVD, 4 procent CDA en 2 procent PVV.

Duks bijschrift: ‘Onderwijzend personeel stemt in grote meerderheid links. 77% maar liefst. Lijkt mij onwenselijk.’

Ik moest denken aan een oude schoolvriend, die voor een blokuur maatschappijleer zei: ‘Kom, we gaan naar de cursus PvdA-stemmen.’

Kritiek op de politieke gekleurdheid van het Nederlandse onderwijs is niet nieuw, en komt altijd neer op twee punten:

  1. Het onderwijs moet neutraal zijn (dus leraren moeten hun mond houden).
  2. Het Nederlandse lerarenkorps is veel te links (dus er moeten meer rechtse leraren komen).

Maar je kunt het niet met beide eens zijn: je pleit dan voor meer rechtse leraren, die daar vervolgens in de klas heel hard hun mond over moeten houden.

Per kritiekpunt dan.

Onderwijs is nooit neutraal

Het is naïef om te geloven dat onderwijs neutraal kán zijn. Dat begint er al mee dat leerlingen niet alles kunnen leren en er dus keuzes gemaakt worden in wat leerlingen moeten weten. Gaan er drie hoofdstukken over de Nederlandse geschiedenis en gaat er één hoofdstuk over de wereldgeschiedenis (of andersom), dan is dat geen neutrale keuze.

Nog voordat de docent z’n les begonnen is, ligt de neutraliteit al aan gruzelementen

Ook de lesstof zelf is niet neutraal: leer je bij economie te berekenen wanneer de winst maximaal is, dan is de aanname dat maximale winst een lovenswaardig streven is.

Of de docent nu links of rechts stemt, nog voordat hij z’n les begonnen is ligt de neutraliteit al aan gruzelementen.

En meer diversiteit? Dat wordt lastig

Duk is het vooral om dat tweede punt te doen. In een reactie tweet hij: ‘Er moeten gewoon diversere docenten komen.’

Dat kan. De CDA’er moet er overheen stappen dat z’n school leerlingen leert dat de Bijbel niet het woord van God is en de VVD’er moet maar hè: het zorgt er misschien voor dat de school meer in de maatschappij komt te staan.

Die PVV’er daarentegen krijgt het wel érg moeilijk. Zomaar wat dagelijkse dilemma’s voor de PVV-leraar:

Dat onderwijs en de PVV moeilijk met elkaar te rijmen zijn en er dus weinig PVV’ers voor de klas staan, zegt vooral veel over de PVV. Een belangrijk doel van ons onderwijs is kinderen te leren leven in een democratische rechtsstaat, maar In de klas is het uitgangspunt dat leerlingen gelijkwaardig zijn, maar voor de PVV bestaat een deel van de klas uit tweederangsburgers.

Maar hé, probeer het maar. PVV’er, meld je bij de lerarenopleiding! CDA’er, pak de bordstift op! VVD’er, stap uit die leaseauto! FvD’er, maak je middelbare school af en ga naar de pabo! Maar verwijt het onderwijs niet dat het een links opleidingsinstituut is, want daar kunnen al die linkse leraren zelf niets aan doen.

En misschien wordt die rechtse stemmer, met zo’n proeftuinmaatschappij in de schoolbanken, vanzelf wel een stukje linkser.

Lees ook: