Waarom de psychoanalyse er na 100 jaar nog altijd toe doet
Precies honderd jaar geleden gingen de eerste Nederlanders in psychoanalyse. Ondanks allerlei nieuwe therapieën zijn Sigmund Freuds ideeën nog altijd springlevend én relevant. Omdat je er een milder mens van wordt, leerde ik van een psychoanalytica.
In de praktijkruimte van psychoanalytica Fernanda Sampaio de Carvalho staan een bureau, een bank en een comfortabele stoel. Als De Carvalho even wegloopt om thee te halen, ga ik in de stoel zitten. Als ze terugkomt realiseer ik me dat dit misschien wel haar plek is. Bezoekers – meestal patiënten – liggen natuurlijk op de bank.
‘Dit is natuurlijk jouw stoel,’ zeg ik glimlachend en ik blijf zitten.
Dat ik dat zeg en gewoon blijf zitten, zet De Carvalho meteen aan het denken. Heeft ze hier te maken met een dominant persoon? Iemand die meteen de leiding neemt? Ik houd het op onhandigheid, maar misschien wordt mijn gedrag wel aangestuurd door iets waar ik me niet bewust van ben.
De moeder van alle therapievormen
Dat zoeken naar die onderliggende, meestal onbewuste laag die menselijk gedrag aanstuurt is kenmerkend voor de psychoanalyse, een vorm van psychotherapie die wordt beschouwd als de moeder van alle therapievormen. Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat de psychoanalyse werd geïntroduceerd in Nederland.
Voor de Nederlandse Psychoanalytische Vereniging is dat een feestelijke mijlpaal. Zeker als je bedenkt dat de psychoanalyse in haar klassieke vorm wordt bedreigd: sinds 2010 wordt een behandeling – die wel vijf jaar kan duren, waarin je drie tot vijf keer per week op de bank ligt bij een therapeut – niet meer vergoed door de verzekeraars.
De psychoanalyse is namelijk ingehaald door de cognitieve gedragstherapie. Daarin draait het vooral om hoe je met negatieve gevoelens omgaat in plaats van de vraag waar ze vandaan komen en wat ze in stand houdt. Cognitieve gedragstherapie zou wél evidence based zijn en bovendien een stuk efficiënter: patiënten zouden gemiddeld met zo’n tien sessies geholpen zijn.
Heeft de psychoanalyse dan nog wel bestaansrecht? Ja, zo doet De Carvalho mij inzien. Er komt steeds meer bewijs voor de positieve effecten van intensieve langdurige therapie - zoals de psychoanalyse. Die effecten zouden op de langere termijn groter zijn dan de effecten van kortdurende therapie zoals cognitieve gedragstherapie, waarbij de nameting meestal heel kort na de behandeling plaatsvindt.
Meer dan een rationeel inzicht
De psychoanalyse verschaft bovendien niet alleen een rationeel inzicht -‘ik ben boos op mijn baas omdat hij mij nooit eens complimenteert, maar ik weet dat die reactie misplaatst is, want eigenlijk ben ik op zoek naar de complimenten die ik van mijn vader nooit kreeg’ - maar zorgt ook dat je met je therapeut die pijn uit je verleden herbeleeft.
Dat gebeurt bijvoorbeeld als je opeens merkt dat je op erkenning van de therapeut zit te wachten en dat die tot je verdriet maar mondjesmaat komt. Pas wanneer je in de veilige situatie met je analyticus die pijn van dat gebrek aan erkenning echt doorvoelt, komt er ruimte voor rouw en kun je blijvend veranderen, zo is de gedachte.
Bij psychoanalyse herbeleef je de pijn uit het verleden
Mede vanwege de positieve onderzoeksuitkomsten lijkt de klassieke psychoanalyse aan populariteit te winnen. De jaarlijkse Summer University Psychoanalyse, een week in Amsterdam vol cursussen en lezingen over psychoanalyse, is al vier jaar lang een groot succes.
En het aantal psychologen en psychiaters dat de opleiding tot psychoanalyticus wil volgen, groeit (al zijn de aantallen bescheiden: op dit moment zijn het er zo’n twaalf per jaar). De analytici denken dat deze herwonnen populariteit ook te maken heeft met de tijdgeest. Er is weer meer aandacht voor kwaliteit - naast ‘slow food’ staan mensen ook meer open voor ‘slow therapy.’
Waarom de theorie achter de psychoanalyse zo belangrijk is
Er is nog een reden waarom deze therapievorm na honderd jaar nog steeds bestaansrecht heeft. Dat heeft te maken met de achterliggende, breedgedragen theorie, waar Sigmund Freud de grondlegger van is en waar veel vormen van psychotherapie - óók de cognitieve gedragstherapie - op voortborduren.
Die theorie komt erop neer dat het gedrag van de mens voor een groot deel wordt aangestuurd door onbewuste ‘driften.’ De ontwikkeling van dat onbewuste, zo is nu nog steeds de gangbare gedachte, vindt voor een belangrijk deel plaats in de baby- en peutertijd.
‘Gevoelens en behoeften zijn dan nog heel ‘rauw,’ legt De Carvalho uit. De manier waarop er tegemoet wordt gekomen aan primaire behoeften– eten bieden bij honger, warmte bieden bij kou, aanraken en praten bij behoefte aan contact – en de manier waarop de relatie met je vader en moeder (of andere vaste verzorger) op latere leeftijd verder vorm krijgt, is heel bepalend voor wat jij op volwassen leeftijd van een relatie – in welke vorm en met wie dan ook – zal gaan verwachten.
In je kindertijd creëer je onbewust een sjabloon van hoe een relatie eruitziet. Dit sjabloon en de bijbehorende verwachtingen zijn weer sterk van invloed op de keuzes die je maakt en je verdere gedrag en verhouding met de buitenwereld.
Een voorbeeld.
Je bent kind van een moeder die wordt opgeslokt door haar werk en een vader die wordt opgeslokt door zijn gebrek aan zelfvertrouwen. Hij heeft onverwerkt verdriet omdat hij zelf als kind is opgegroeid in een pleeggezin, waar hij altijd het gevoel had te veel te zijn.
Je krijgt van je ouders weliswaar eten, een bed en schone kleren, maar ze zijn er niet echt met hun hoofd bij als ze met je praten. Of als jij ze - op welke manier dan ook - duidelijk maakt dat je worstelt met je gevoel. Sterker; ze vinden deze gevoelens van jou – zeker de ‘lastige’ gevoelens zoals boosheid, angst en verdriet – niet goed te verdragen. Ze dwingen je daarom om die gevoelens zo snel mogelijk te onderdrukken.
Dat gebrek aan ‘emotionele beschikbaarheid’ van jouw ouders, zoals De Carvalho het noemt, geeft jou als kind de boodschap dat jij en jouw gevoelens er niet zo toe doen. Deze terugkerende ervaring, die jouw verwachtingen van het leven onbewust sterk kleurt, kan gevolgen hebben voor de keuzes die je op latere leeftijd maakt. De ervaring uit je jeugd kan er bijvoorbeeld toe leiden dat je - ter compensatie - op zoek gaat naar een partner die de ondankbare taak krijgt om jouw onbeantwoorde behoeften constant te vervullen.
Het kan er ook toe leiden dat je écht en warm contact met vrienden of geliefden gaat mijden, uit angst weer ‘weggeduwd’ te worden (en je dus de hele tijd merkt dat je relaties stuklopen). Of dat je heel erg narcistisch wordt omdat je de hele tijd wilt ervaren dat je er wél toe doet.
Toen je nog niet kon praten of reflecteren
Van die ervaringen uit je jeugd en de daaruit voortvloeiende verwachtingen die je hebt van het leven ben je je vaak helemaal niet bewust, zo is de opvatting onder psychoanalytici. Dat komt onder meer omdat een essentieel deel van die ervaring heeft plaatsgevonden op een leeftijd waarop je nog helemaal niet kon praten of kon reflecteren op je gevoelens. Het is een gevoelsherinnering die niet echt te sturen valt met taal.
Psychoanalytici helpen je om deze gevoelens naar de oppervlakte te halen. Als je in staat bent die onbewuste drijfveren niet alleen te doorgronden, maar ook te doorvoelen, kun je écht gaan begrijpen dat je gedrag vaak een reactie is op een situatie uit het verleden. En dat die reactie in het heden niet meer nodig is.
Begrijpelijk dus dat zo’n zevenhonderd mensen per jaar toch graag meerdere keren per week - en soms jarenlang voor eigen rekening - op de bank gaan liggen bij de psychoanalyticus.
Maar ook als je niet in analyse gaat, of een afgeleide therapie volgt, is het zinvol om stil te staan bij de belangrijke inzichten die de psychoanalyse heeft opgeleverd, en de lessen die daaruit voortvloeien. Want als je de theorie achter de psychoanalyse snapt en begrijpt waar je eigen angsten en emoties vandaan komen, is de kans groot dat je empathischer en toleranter wordt naar anderen. Daarmee zul je als mens ook wat milder worden.
Ik zet ze nog even op een rij: de drie belangrijkste inzichten van de psychoanalytische theorie en de lessen die je hieruit kunt trekken.
1. Ons gedrag wordt sterk bepaald door ons onderbewuste
De les:
- Sommige terugkerende reacties (bijvoorbeeld: snel teleurgesteld zijn in andere mensen, steeds het gevoel hebben dat mensen je afwijzen als persoon, extreem boos worden op je kinderen als ze een keer ruzie maken, de neiging hebben om alles en iedereen te wantrouwen) hebben niet altijd met het hier en nu te maken maar worden vaak opgeroepen door een (nare) ervaring uit het verleden.
- Als je met wat meer interesse naar deze terugkerende reacties kijkt, kun je meer begrip voor jezelf opbrengen en, minstens zo belangrijk, voor een ander. Wat het leven van jezelf en de ander weer wat draaglijker maakt (je oordeelt minder) en kan leiden tot meer positieve ervaringen.
2. De ervaringen die je opdoet in de kindertijd zijn bepalend voor je gedrag en welbevinden op latere leeftijd
De les:
- Probeer als je een ouder bent zo veel mogelijk ‘emotioneel beschikbaar’ te zijn voor je kind. Ofwel: zorg dat je je hoofd er écht bij hebt als je met je kind bezig bent. ‘Natuurlijk lukt dat niet altijd,’ zegt De Carvalho. ‘En dat is ook niet erg. Maar wees je wel genoeg bewust van het belang hiervan.’
- Als het moeilijk is om een warme relatie op te bouwen met je kind is het zinvol te kijken naar het ‘relatiesjabloon’ dat je hebt opgebouwd in je eigen kindertijd. Misschien heb je onbewust niet zulke realistische verwachtingen van de relatie met je kind. Zoek in dat geval hulp.
3. Praten met een therapeut helpt echt
De les:
- Opgroeien gebeurt in constante wisselwerking met anderen (meestal je ouders). Als je emotioneel verder wilt komen kan dat ook alleen door middel van contact met een belangrijke ander.
- Om echt iets aan je problemen te doen heb je iemand nodig die emotioneel beschikbaar is en de ruimte biedt om onbewuste delen van jezelf te ontdekken en te doorvoelen.