90 procent van de visbestanden is in gevaar. Hoe kunnen we de wilde vis beschermen?
Overbevissing ontwricht samenlevingen en leidt tot armoede, honger, slavernij, piraterij, vluchtelingen en is vervlochten met drugs- en wapenhandel. Dus ging ik op zoek naar manieren om overbevissing tegen te gaan, want die zijn er.
Minder vis vangen is niet alleen goed voor de vissen, maar ook voor de vissers.
Zo leidde een Amerikaanse viswet uit 1996 ertoe dat 64 procent van de 44 Amerikaanse overbeviste bestanden herstelde of herstellende is. Economisch gezien waren de gevolgen nog veel groter: de inkomsten van vissers stegen met 92 procent. *
Ander voorbeeld: in de Noordzee halveerde tussen 2004 en 2013 de platvissenvloot. De vissterfte als gevolg van visserij nam af van bijna de helft tot één vijfde en het aantal geboren visjes verdrievoudigde.* Ook de vissers die overbleven profiteerden: in 2016 behaalden ze de grootste winsten in vijftig jaar. *
Visserijbeheer werpt niet alleen in Amerika of Europa vruchten af. In Namibië zijn de populaties van de heek hersteld en Mexico heeft de overbevissing van het schelpdier abalone een halt toegeroepen. *
Dat minder vissen vangen veel geld oplevert, blijkt ook uit vers onderzoek van de Wereldbank.* Het zou de vissers jaarlijks 86 miljard dollar meer winst opleveren – dertig keer meer dan nu.
Duurzaam visbeheer is dan ook iets waar bijna iedereen voor is. Toch is circa 90 procent van de mondiale visbestanden overbevist of dreigt te worden overbevist, zoals een eerdere aflevering in deze reeks liet zien.
En dan te bedenken dat niet alleen vissers, maar ook de rest van de wereld de gevolgen aan den lijve ondervindt. Overbevissing ontwricht samenlevingen en leidt tot armoede, honger, slavernij, piraterij, vluchtelingen en is vervlochten met drugs- en wapenhandel.
Waarom faalt het huidige visserijbeheer? En hoe zou effectief, duurzaam visserijbeheer eruit kunnen zien?
Waarom het visbeheer anders moet
Overbevissing is een schoolvoorbeeld van wat de Amerikaanse socioloog Garrett Hardin in de jaren zestig omschreef als ‘the tragedy of the commons.’ Stel, schreef Hardin, dat een aantal herders hun schapen laat grazen op hetzelfde sappige weitje. Elke herder heeft een dilemma: hij wil zijn schapen zo veel mogelijk laten grazen, maar als elke herder dat doet, is de meent al snel kaal. Maar ja, denken de herders, wie dan leeft wie dan zorgt. Bovendien is het nog maar de vraag of die andere herders zich ook weten te beheersen.
Dit gedrag is de tragiek van de meent. De oplossing, volgens Hardin, is gezamenlijk beheer.
De gezamenlijke meent is wel erg groot geworden. Het mondiale visbeheer moet anders
Daar wordt ook in de visserij al eeuwen aan gedaan. Van Maori die al zevenhonderd jaar geleden regels en rituelen kenden tot Noren die in de achttiende eeuw juridische documenten opstelden,* wereldwijd zijn voorbeelden van (ongeschreven) afspraken te geven die ervoor moeten zorgen dat ook visserszonen later nog wat te vissen hebben.
Ook overbevissing is niet nieuw, maar de industriële revolutie zorgde voor ongekende mogelijkheden die steeds meer vissen in het nauw brachten. Tegenwoordig is dankzij technologische ontwikkelingen wereldwijd weinig vis nog veilig: van gevoelige sonar die elke school vissen weet te vinden tot kunstvezels die supersterke netten mogelijk maken waarmee op de diepste diepten gevist kan worden. De gezamenlijke meent is wel erg groot geworden. Het mondiale visbeheer moet anders.
Waarom de huidige regels niet genoeg zijn
Het internationaal zeerecht kent grofweg twee soorten zeegebieden: kustwateren en open zee. In de kustwateren heeft de dichtstbijzijnde kuststaat de zeggenschap over de visgronden in de eerste 200 mijl.
De open zee is van iedereen en niemand. Hier geldt het zeeverdrag van de Verenigde Naties, UNCLOS (United Nations Convention on the Law of the Sea), dat ook beheer van visbestanden regelt. Op vijftien na (waaronder de Verenigde Staten) hebben alle VN-lidstaten dit verdrag erkend.
Sommige delen van deze vrije zee kennen weer aparte regelingen. Landen met gedeelde, grensoverschrijdende vispopulaties maken vaak onderlinge afspraken. Denk aan de Noordzee, maar ook voor veel andere delen van zeeën en oceanen gelden specifieke regels.
Klinkt alsof het juridisch best goed geregeld is. Waarom bestaat er dan toch overbevissing?
Richard Barnes, hoogleraar internationaal visrecht aan de Universiteit van Hull, steekt na een luide lach van wal: ‘Er is een groot gebrek aan betrouwbare data. Goed visbeheer vereist dat je weet hoe het met populaties staat. Maar op open zee zijn betrouwbare data vaak schaars.’
Stel dat er goede data en prognoses voorhanden zijn, dan nog is goed visserijbeheer niet gegarandeerd. ‘Wetenschappers kunnen quota en andere noodzakelijke maatregelen voorleggen, maar het is uiteindelijk aan politici om ze onderling vast te stellen. En uit onderzoek blijkt dat door wetenschappers geadviseerde quota onder politieke druk vaak worden verruimd.’
Tot slot is goede handhaving van die regels lastig. In kustwateren is het al moeilijk genoeg om te achterhalen wat vissers zo ongeveer vangen en aan wal brengen, maar op verre zeeën is dit nog veel lastiger. Barnes: ‘Autoriteiten in havens waar de vis aan land wordt gebracht, moeten hierop toezien, maar als deze in landen liggen met een zwakke of corrupte overheid, is er geen of nauwelijks controle.’
Overigens zijn de mazen van het UNCLOS-verdrag behoorlijk groot. UNCLOS verwoordt vooral principes en geeft de grote lijnen weer, zoals (parafraserend) ‘landen moeten met elkaar samenwerken,’ ‘de zee mag niet vervuild worden’ of ‘overbevissing moet worden vermeden.’ Er zijn bijvoorbeeld geen regels voor nieuwe vormen van visserij, zoals het op open zee op of vlak boven de bodem vissen met sleepnetten.
Daarnaast zijn landen zeer terughoudend in het aanspreken van andere staten als ze het verdrag breken. Barnes: ‘Overtredingen zijn moeilijk te bewijzen en rechtszaken kunnen de handelsrelaties beschadigen. Veel landen hebben niet de politieke wil om op te treden tegen staten die onverantwoord vissen.’
Wat duurzaam visserijbeleid nodig heeft
Toch is Barnes niet alleen pessimistisch. ‘Het visserijrecht ontwikkelt zich. Zo kennen steeds meer regionale overeenkomsten betere beheersplannen. Ook positief is dat in het internationaal visserijrecht het voorzorgsprincipe aan belang wint. Dit betekent dat staten verantwoordelijk zijn om te voorkomen dat visbestanden instorten, in plaats van pas te reageren als het kwaad is geschied. Daarnaast is er een duidelijke tendens om scherpere afspraken te maken. Zo gaan er stemmen op om staten niet alleen verantwoordelijk te maken voor wat ze zelf doen aan visserijbeheer, maar in meerdere mate ook voor wat schepen die onder hun vlag varen uitspoken. Hetzelfde geldt voor de aanlandingshavens.’
Eigenlijk wil je dat van elke verkochte vis bekend is waar, wanneer en hoe deze is gevangen
Mooi, maar de handhaving daarvan dan? ‘Dat blijft problematisch, omdat deze veelal afhankelijk is van lokale overheden. Gelukkig zie ik regelgeving op veel plaatsen scherper en duidelijker worden, en dat is een voorwaarde voor verbetering. Vergelijk het met regelgeving die zegt ‘u mag niet te hard rijden’ en ‘op deze weg mag u niet harder dan 50 kilometer per uur rijden’.’
Er is nog meer nodig, zegt Barnes ook: ‘Betere regelgeving is één ding, groeiende bewustwording onder consumenten is een ander. Technische mogelijkheden die controle en handhaving mogelijk maken zijn eveneens cruciaal. Denk aan verplichte camera’s aan boord, maar ook transponders die permanent de koers en positie van vissersschepen doorgeven. Eigenlijk wil je dat van elke verkochte vis bekend is waar, wanneer en hoe deze is gevangen.’
In de Europese Unie heeft het vee een geel oormerk dat dient als identiteitsbewijs en van elk ei is dankzij een code exact bekend waar en wanneer het is gelegd. Waarom niet ook voor vissen zo’n systeem? ‘Dat is waar ik heen wil: een betrouwbaar, mondiaal documentatiesysteem. We zijn nog lang niet zover, maar ik denk dat het in principe haalbaar is.’
Dus, wat kunnen we doen?
Simon Bush is hoogleraar milieubeleid aan Wageningen University en gespecialiseerd in visserij. Momenteel doet hij onderzoek naar duurzame tonijnvisserij in Indonesië. Dit maakt zijn onderzoek extra interessant, want in Azië wordt met afstand de meeste vis gevangen en circa 75 procent van de mondiale visserijvloot komt ervandaan. Volgens de Wereldbank is in Azië ook veruit het grootste gedeelte van de ‘sunken billions’ te vinden: verloren vangsten én winsten dankzij overbevissing.
Om grip te krijgen op overbevissing, helpt het volgens Bush om vissers in drie categorieën in te delen: klein, middelgroot en groot. Bush: ‘Kleine vissers, zeg maar vissers die met één of een paar man een bootje bemannen en in een dorpje aan de kust wonen, dragen over het algemeen weinig bij aan overbevissing. Ik onderzoek in Indonesië hoe je hen toch kan aanzetten tot duurzame visserij. Een maatregel die goed werkt is om met ‘credits’ te werken. Wanneer vissers bijvoorbeeld netten met grotere mazen gebruiken, worden ze beloond met extra dagen om op te vissen. Als de vissers merken dat andere vissers zich ook aan de regels houden, en als ze zien dat er na verloop van tijd meer en grotere vis te vangen is, werkt dit best aardig.’
Grote vissersschepen, zeg maar de megaboten die weken op zee blijven en school na school omzetten in ingevroren en ingeblikte vis, hebben een veel groter aandeel in overbevissing. ‘Deze vormen nog altijd een groot probleem, maar deze internationale bedrijven lijken in te zien dat duurzamer visserijbeheer onvermijdelijk is. Ze leveren vaak aan bekende merken op westerse consumentenmarkten en deze staan onder toenemende druk van consumenten om duurzaam te leveren. Keurmerken als MSC hebben hier een aandeel in. Is het perfect? Verre van. Komt het vanzelf goed? Zeker niet. Maar ik zie het begin van een verandering.’
Veel lastiger is wat Bush de ‘missing middle’ noemt: de middelgrote visserijbedrijven. Denk aan een reder in de Filipijnen met drie of vier middelgrote schepen. De reder verdient goed en schuimt de zeeën af naar zo veel mogelijk vis: na hem de zondvloed.
‘Dit is een vaak schimmige en soms criminele wereld,’ zegt Bush. ‘Bij dit soort bedrijven komt dan ook regelmatig aan visserij gelieerde slavernij voor. Dit soort vissers zijn een cruciale schakel in illegale en ondergerapporteerde visserij.’
Hoe dan deze middenklassers aan te pakken? ‘Dat is heel lastig. Dit type vissers levert vooral aan Aziatische consumenten voor wie duurzaamheid veelal een onbekend begrip is. Ook op de politieke agenda staat overbevissing niet bovenaan. Het voeden van hun groeiende en welvarendere bevolking heeft een hogere prioriteit.’
Toch is er een manier waarop westerse overheden invloed kunnen hebben. De Europese Unie heeft enkele landen die zich schuldig maken aan illegale, ondergerapporteerde of ongereguleerde visserij een gele kaart gegeven. Deze landen, waaronder Thailand, Kiribati, Sierra Leone en Trinidad en Tobago, moeten verantwoord beleid voeren en anders mogen ze niet meer exporteren naar de unie.
‘Dit dwingt landen actie te ondernemen,’ stelt Bush. ‘De export van Thailand naar de EU is bijvoorbeeld jaarlijks 3 miljard dollar, en dat wil de Thaise regering niet mislopen. Het systeem is niet waterdicht: net zoals het witwassen van geld kan de activiteit zich verplaatsen naar een ander land. Maar het is een goede eerste stap.’
Ook elders gloort er hoop aan de kim. Bush: ‘Zonder de inzet van regionale grootmachten als Japan en China verandert er in Azië niets. Ik zie echter de eerste tekenen dat de omvang van het probleem door politici wordt erkend. China heeft nu eenmaal een grote bevolking te voeden, en ze merken dat vis schaarser wordt. China speelt nu ook een heel andere rol in het bestrijden van klimaatverandering: van grootvervuiler is het nu bijna koploper duurzame energie. Ook wat overbevissing betreft zal de wal uiteindelijk het schip keren. Maar dat moet wel dit decennium gebeuren, ander is het te laat.’