In maart vorig jaar haalde het meerdere kranten: het Gooische kinderdagverblijf Koningskinderen bood ouders twee kinderopvangpakketten aan. Een dure: ‘de gouden standaard.’ En een goedkope: ‘de zilveren standaard.’ De basiskwaliteit was volgens het dagverblijf hetzelfde. Het verschil zat hem in de groepsindeling en in het eten. In de gouden groep werden baby’s en peuters in aparte groepen gezet en kregen ze biologische maaltijden. In de zilveren groep zaten alle kinderen bij elkaar en kregen ze niet-biologisch eten.

Tijdens het Algemeen Overleg Kinderopvang, dat werd gehouden op 7 maart 2013, wilde SP-woordvoerder Paul Ulenbelt van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken, PvdA) weten hoe hij over deze tweedeling in de kinderopvang dacht. Hij kon als socialist toch geen voorstander zijn van een systeem dat onderscheid maakt tussen kinderen waarvan de ouders meer of minder geld hebben?

Asscher reageerde met een grapje. Hij zei het voor zich te zien: ‘De situatie waarbij een peuter uit de groep met de ‘zilveren standaard’ per ongeluk terechtkomt in de groep met de ‘gouden standaard’ en daar achteloos een biologisch broodje zou pakken van een schaal - wat moet je dan zeggen als leidster? ‘Nee, dat mag niet, ga jij maar terug naar je broodje plofkip?’’

Toch vond Asscher niet dat deze indeling verboden zou moeten worden. Er was volgens de minister geen sprake van een glijdende schaal: ‘Binnen het systeem dat wij in Nederland kennen kunnen mensen verschillende vormen van dienstverlening organiseren. Ik vind het niet de weg voor de toekomst, maar ik zie op dit moment geen aanleiding om in te grijpen.’

Marktwerking in de opvang

Het systeem waar Asscher op doelt is de in 2005 geïntroduceerde marktwerking in de kinderopvang. Dat systeem komt erop neer dat de overheid crèches niet meer rechtstreeks subsidieert, maar het geld aan de ouders geeft. Zij mogen vervolgens kiezen bij welke crèche ze het geld willen uitgeven.  

Het idee ontstond in een tijd dat de vraag naar kinderopvang veel groter was dan het aanbod. Door de markt open te gooien hoopte de overheid dat er een grote groep kinderopvangondernemers zou opstaan die de kloof tussen vraag en aanbod zou overbruggen. Daarnaast zou marktwerking leiden tot hogere pedagogische kwaliteit in de opvang. Als ouders meer te kiezen hadden, moesten de kinderopvangondernemers immers meer hun best doen.

Drie nadelen van marktwerking

Een jaar na de introductie van de wet kwam de al met een serieuze Los van feit dat meerdere onderzoeken lieten zien dat de beste kwaliteit kinderopvang werd geleverd door landen die de kinderopvang niet aan de markt hadden overgelaten, signaleerde de OESO één fundamenteel probleem: als je kiest voor marktwerking, stel je het belang van het kind niet centraal.

Dat komt onder andere doordat de markt te langzaam werkt. De tijd die nodig is om ‘de rotte appels’ onder de crèches uit de mand te halen, is vaak meer dan de paar jaar die een kind doorbrengt op zo’n crèche. Tegen de tijd dat de markt zijn werk heeft gedaan, is het kwaad voor veel kinderen al geschied.

Als je kiest voor marktwerking stel je het belang van het kind niet centraal

Een ander groot bezwaar van de OESO is dat ouders niet goed in staat zijn om de pedagogische kwaliteit te beoordelen én dat ze er niet zo heel veel waarde aan hechten (Nederlands bevestigt dit). Zodoende gaan de crèches elkaar niet beconcurreren op pedagogische kwaliteit, maar op zaken waar ouders wel op letten: nabijheid, prijs, uitstraling, langere openingstijden of flexibiliteit. Wederom, niet de zaken die primair in het belang zijn van het kind, eerder van de ouders.

En een derde nadeel dat volgens de OESO aan marktwerking kleeft, is dat het ongelijkheid in de hand zou werken. Het bovenstaande voorbeeld is daar een illustratie van.

De Dionne-vijfling viert hun eerste verjaardag op 28 mei 1935. Foto: Hollandse Hoogte

Onvoldoende kwaliteit, fantastische winsten

Het gevolg van de introductie van marktwerking in de Nederlandse kinderopvang was in ieder geval dat het aanbod toenam: lege winkelpanden werden in hoog tempo omgebouwd tot kinderdagverblijf. Toch bleven de wachtlijsten langer worden. De vraag naar kinderopvang groeide harder dan het aanbod. Daardoor zaten de kinderopvangondernemers op rozen. Zozeer zelfs dat er buitenlandse durfinvesteerders op de kinderopvangmarkt doken en grote kinderopvangorganisaties, zoals het toenmalige Catalpa, opkochten. Er konden fantastische winsten worden geboekt in deze groeiende sector.

In 2012 steeg de kwaliteit. Het merendeel van de crèches (86 procent) scoorde toen een ‘matig’ en 12 procent kreeg het predicaat ‘goed’

En dat bleek de opvang geen goed te doen. In tegenstelling tot waar men op hoopte, leidde de marktwerking niet tot een hogere pedagogische kwaliteit. De neergaande lijn die al vóór 2005 was ingezet daalde nog verder en bereikte een dieptepunt in 2009: toen kreeg maar liefst de helft van alle crèches in Nederland een ‘onvoldoende’ van het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) en de andere helft een ‘matig.’

Die uitkomst was dusdanig dramatisch dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich genoodzaakt zag het Bureau Kwaliteit Kinderopvang in het leven te roepen, om via die weg crècheleidsters op cursus te sturen. Dat bleek effect te hebben: in 2012 steeg de kwaliteit. Het merendeel van de crèches (86 procent) scoorde toen een ‘matig’ en 12 procent kreeg het predicaat ‘goed.’ Een grote stap vooruit.

Van groeisector naar krimpsector

Eind goed al goed dus? Allerminst. Want de huidige situatie geeft nog steeds veel reden tot zorg. Ouders krijgen per 2012 minder subsidie. Zij moeten zelf nu ruim 16 procent meer bijdragen aan de kinderopvang van hun kinderen dan voorheen. Daarnaast neemt de werkloosheid toe. De vraag naar kinderopvang is sinds 2012 dramatisch gedaald. De wachtlijsten zijn als sneeuw voor de zon verdwenen; er zitten nu al 30 procent minder kinderen in de opvang dan in 2011.

Daardoor moeten kinderopvangondernemers alle zeilen bijzetten om hun kinderdagverblijf niet failliet te laten gaan. De grote winsten die konden worden behaald tussen 2005 en 2010 zijn niet meer vanzelfsprekend. En wat doe je dan als ondernemer?

In haar nieuwsbrief voor ondernemers in de kinderopvang komt het Economisch Bureau van de ING-bank met Onder de kop ‘Overleven in een krimpmarkt’ schrijft de bank: ‘Stuur zo efficiënt mogelijk op de bezettingsgraad.’ 

Met andere woorden: zoveel mogelijk kinderen opvangen met zo min mogelijk personeel, dat zo goedkoop mogelijk is.

De Dionnes toen ze bijna drie jaar waren. Foto: Hollandse Hoogte

De kwaliteit neemt af

Vanuit financieel oogpunt bezien een logische keuze: maar liefst 70 procent van de omzet Maar wat dit met de pedagogische kwaliteit doet, valt te raden: de GGD merkte al op dat veel crèches die in het verleden goede kwaliteit boden, dat niveau tegenwoordig Het NCKO komt in haar laatste tot eenzelfde constatering. En ook een enquête van de FNV/Abvacabo bevestigt het beeld: 76 procent van de 2.200 ondervraagde crèchemedewerkers stelde dat de kwaliteit van de kinderopvang onder druk staat. Volgens één derde van hen staan er zelfs regelmatig minder leidsters ‘op de groep’ dan de wet voorschrijft.

76 procent van de 2.200 ondervraagde crèchemedewerkers stelde dat de kwaliteit van de kinderopvang onder druk staat

In het Vara-programma dat naar aanleiding van dit onderzoek werd gemaakt, vertelde één leidster acht uur lang voor maar liefst zes baby’s te moeten zorgen. Een ander uitte haar zorg over de bezuiniging op universitair of hbo geschoolde pedagogen die de crècheleidsters helpen om op een pedagogisch verantwoorde manier met de kinderen om te gaan. En allemaal zeiden ze regelmatig de kinderen uit het oog te verliezen, omdat ze zich moesten bezighouden met huishoudelijk bezigheden, iets waar ze eerder nog personeel voor hadden.

Lex Staal, directeur van de Brancheorganisatie Kinderopvang (voor de ondernemers dus) ‘herkent dit soort extreme verhalen niet als een landelijk beeld.’ Hij zegt wel dat de kwaliteit iets daalt, omdat de crèches moeten bezuinigen. Maar hij benadrukt dat de basiskwaliteit nog altijd in orde is.

Teken hier voor vervallende kwaliteitseisen

Ondertussen constateert de GGD dat bijna alle kinderopvangondernemers de ouders van nieuwe kinderen standaard een contract laten ondertekenen waarin zij instemmen met ‘flexibele opvang’ van hun kinderen. Dat wil zeggen: als ouder ga je er dan mee akkoord dat een aantal wettelijk bepaalde, structurele kwaliteitseisen komt te vervallen. Die eisen houden in dat een kind altijd wordt opgevangen in dezelfde ruimte met dezelfde groep kinderen en minimaal één vaste leidster die hem of haar goed kent. Die vastigheid is belangrijk. Kinderen kunnen zo vriendschappen opbouwen en voelen zich veilig, omdat er altijd een vertrouwd persoon in de buurt is.  

Maar voor ondernemers is deze regel heel onhandig. Als je meerdere groepen hebt die niet helemaal vol zitten, is het heel aantrekkelijk om groepen samen te voegen. Zo kan je toe met minder personeel.

De Dionne-vijfling op tweejarige leeftijd. Foto: Hollandse Hoogte
Door ‘Flexibele opvang’ te accepteren ga je er als ouder mee akkoord dat een aantal wettelijk bepaalde, structurele kwaliteitseisen komt te vervallen

En niet alleen van de ouders (en de kinderen) wordt meer ‘flexibiliteit’ verwacht: ook de crècheleidsters zelf krijgen meer te verduren, stelt Zo worden werknemers onder druk gezet om slechtere arbeidsomstandigheden te accepteren in ruil voor het behoud van hun baan en worden ze ingedeeld in zogenoemde flex-pools waar ze slechts nulurencontracten krijgen aangeboden. Oftewel: geen vaste werkplek en geen vaste uren meer.  

Een duidelijk voorbeeld van deze ontwikkelingen is de Beatrix- crèche in Rotterdam. Deze winstgevende en goed aangeschreven crèche – 75 jaar geleden opgericht en daarmee de oudste van Nederland - moest worden verkocht, omdat de HEF-groep, het moederbedrijf waar het onder viel, failliet ging. Kiddoozz, de nieuwe eigenaar, heeft het moment aangegrepen om al het personeel opnieuw te laten solliciteren.

Van de vijftien crècheleidsters mochten er vier blijven – de vier jongsten. Daarnaast werd de locatiemanager (het vaste aanspreekpunt voor ouders) wegbezuinigd, net als de kok en de schoonmakers. ‘Het waren juist die oude ervaren en goedopgeleide leidsters die voor veel ouders de reden waren om voor deze crèche te kiezen,’ aldus oudercommissielid Esther Ronner. ‘Sommigen zaten er al 33 jaar – ze werden regelmatig om opvoedkundig advies gevraagd. Zij waren echt goud waard.’ 

Marktwerking gaat vóór het kind

Kortom, de waarschuwing van de OESO was terecht. Als je kiest voor marktwerking gaat het bedrijfsbelang vóór het belang van de kinderen. Zie de Beatrix-crèche. Zie de flexcontracten. Zie de extra’s die worden geboden aan kinderen wiens ouders meer geld te besteden hebben. En zie de bezuiniging op personeel. 

‘Het belang van het kind is daarbij natuurlijk heel belangrijk, maar het is ook belangrijk om je hoofd boven water te houden’

Jelmer Kruyt, directielid van de eerder genoemde Gooische crèche Koningskinderen vat het probleem van de marktwerking onbedoeld heel kernachtig samen: ‘Je kijkt naar het pakket belangen dat je hebt. Het belang van het kind is daarbij natuurlijk heel belangrijk, maar het is ook belangrijk om je hoofd boven water te houden.’

Wat te doen? Het ligt voor de hand om te roepen dat we van de marktwerking afmoeten. Het voordeel is dan dat crèches elkaar niet meer hoeven te beconcurreren op uiterlijkheden en prijs en zich meer kunnen richten op pedagogische kwaliteit.

Maar of de kinderopvang daar ook daadwerkelijk beter van wordt, is afhankelijk van de hoeveelheid geld die ervoor over is. Dat geld is hard nodig om het noodzakelijke personeel in dienst te nemen en te houden - schoonmakers, pedagogen en meer crècheleidsters op hbo-niveau. Of dit geld er komt, zal afhangen van de mate waarin wij, Nederlanders, doordrongen zijn van het enorme belang van kwalitatief goede kinderopvang die voor alle kinderen toegankelijk is. Daar is ook een mentaliteitsverandering voor nodig.

Dit artikel is geschreven door Marilse Eerkens.

Million Dollar Babies Op alle foto’s in dit verhaal is de eeneiige vijfling Dionne te zien, die op 28 mei 1934 in Callander, Ontario (Canada) geboren werd. Het krijgen van vijflingen werd toentertijd niet voor mogelijk gehouden. De ouders van de vijfling waren erg arm en niet op vijf kinderen voorbereid. Onder het mom van kinderbescherming heeft de overheid hen de voogdij afgenomen, om van de vijfling vervolgens een toeristenattractie te maken. Na negen jaar strijden kregen de ouders de voogdij terug. Maar ook de ouders buitten hun unieke verschijning uit door hen, altijd identiek gekleed, het land rond te sturen. De kinderen werden wereldberoemd, maar tegen welke prijs? Twee zussen stierven op middelbare leeftijd. In 1998 verscheen een documentaire waarin de drie overgebleven zussen vertellen over hoe zij hun jeugd hebben ervaren. Bekijk hier een introductiefilm op de documentaire.