Het zelden vertelde verhaal over het Nederlandse drugsbeleid dat wél slaagde

Thijs Roes
Journalist
Verslaafden spuiten heroïne in de openbare ruimte in Amsterdam. Foto: Marco Okhuizen / Hollandse Hoogte

Vraag je je weleens af waarom de portieken van flats en stations nooit meer blauw kleuren? Als je weet hoe succesvol het Nederlandse heroïnebeleid is, moet er voor andere drugs ook iets te verzinnen zijn.

Het Nederlandse drugsbeleid is Dat laat een zinnetje zien dat verstopt zit in

‘Er waren vrijwel geen recente en actuele gebruikers van heroïne.’

Wat dertig jaar geleden nog werd gezien als een epidemie, Hoe komt dat?

Het afgelopen jaar heb ik gezocht naar manieren om vrede te stichten in Ik wilde beleid vinden dat niet geweld of repressie als voornaamste middel inzet om te reguleren.

Maar bij opiaten, waar heroïne lid van is, liep ik vast. Het beeld dat ik van opiaten als heroïne heb is dermate negatief, dat ik me afvroeg of nadenken over beter reguleren wel zo slim was.

Mijn ervaring met een opiaat

Misschien kwam het ook door de ervaring die ik heb met een zusje van heroïne: het opiaat oxycodon. Dat is een pijnstiller die in de Verenigde Staten de afgelopen twintig jaar volop is voorgeschreven.

Ik gebruikte het middel ooit toen ik in de Californische woestijn mijn hand verbrandde aan een pan

Ik gebruikte het ooit toen ik in de Californische woestijn mijn hand verbrandde aan een pan. Het werkte inderdaad pijnstillend, daarna volgde een warm gevoel dat mijn functioneren amper beïnvloedde. Daar schrok ik van: was dit het nou?

In de Verenigde Staten wordt dankzij de grote beschikbaarheid van deze pijnpillen én de vele overdoses nu gesproken over Het is een crisis die we in Nederland kennen uit de jaren zeventig en tachtig - en lijken te hebben opgelost.

De (genuanceerde) gevaren van heroïne

‘Oude studies zeggen dat grofweg één op de vier gebruikers in die jaren verslaafd werd,’ legt professor Wim van den Brink van het Amsterdams Medisch Centrum uit als ik hem vraag hoe schadelijk heroïne is. Van den Brink leidde de commissie die in de jaren negentig een oplossing moest vinden voor Van den Brink schat het aantal gebruikers destijds op 30.000.

‘Dat was het grote probleem dat we zagen: het relatief hoge risico op verslaving.’ Maar al die andere problemen - geweld, prostitutie, overlast - die geassocieerd werden met opiaten en heroïne? ‘Die kwamen voort uit het feit dat het illegaal was,’ aldus Van den Brink.

Een heroïneverslaafde op straat in Amsterdam wordt door een ambulance meegenomen, september 1985. Foto’s: Sabine Joosten / Hollandse Hoogte

En opiaten mogen dan weinig schadelijk zijn mits goed gebruikt, de kans dat het misgaat - met zelfs de dood als gevolg - Opiaten zijn verslavend, dus een dosis moet al snel omhoog om hetzelfde effect te bereiken. En wie stopt, krijgt lichamelijke ontwenningsverschijnselen die de drang naar nieuw gebruik nog verder verhogen.

Het Nederlandse probleem met heroïne

Maar goed, er was een heroïneprobleem. Vooral in de jaren tachtig, vooral in de grote steden. De junks en de drugs kregen de schuld, maar toen deze zich begonnen te organiseren in clubs als de Medische Dienst Heroïnegebruikers in de hoofdstad en de Junkiebond in Rotterdam, begonnen de politie en de hulpverlening in te zien dat het opjaagbeleid niet de oplossing was van de problemen, maar de problemen juist erger maakte.

De Zeedijk in Amsterdam, een zogenaamde vrijhaven voor dealers en heroïnegebruikers, mei 1981. Foto’s: Bert Verhoeff / Hollandse Hoogte
Mensen die rijk zijn, kunnen het probleemloos gebruiken

Want heroïneverslaafden moesten stiekem gebruiken, kregen geen voorlichting, gebruikten oude naalden, hadden geen geld om goed spul te kopen, hadden geen manieren om de heroïne te testen en moesten de zwarte markt op om een middel te halen waar ze niet zonder konden terwijl het geld snel opraakte. Prostitutie, handel en diefstal werden de oplossing om aan heroïne te komen.

‘Mensen die rijk zijn, kunnen het probleemloos gebruiken,’ zegt Van den Brink. ‘Maar de meeste mensen hebben niet zoveel geld. En als je moet gebruiken, dan gaat dat voor. De ontwenningsverschijnselen zijn zo onaangenaam dat opnieuw gebruiken de beste oplossing lijkt.’

Het beeld dat we hebben van de junk kwam dus niet alleen door de heroïne, maar ook door de omstandigheden waarin die drug werd gebruikt. Geld ging naar heroïne, niet naar eten en verzorging. Van den Brink vult aan: ‘Kijk, als je een sigaret rookt kan je nog praten, maar heroïne is niet echt een praatdrug. Je persoonlijke leven kan er al snel onder lijden.’

Het beleid dat dit probleem oploste

Vanaf begin jaren tachtig kwamen er maatregelen om de groep te helpen. Zo konden vieze spuiten worden omgeruild voor schone, zodat het aantal vieze naalden werd teruggedrongen. Er kwamen gebruikersruimtes, waar mensen niet vervolgd zouden worden en waar voorlichting kon worden gegeven. Al vanaf 1979 reed er een bus door Amsterdam om verslaafden methadon te verstrekken, een ander opiaat dat ervoor zorgt dat de honger naar heroïne gestild wordt en er geen ontwenningsverschijnselen optreden.

De methadonbus in Amsterdam, oktober 1985. Foto’s: ANP

Heroïne raakte uit de gratie als recreatieve drug en de vaste groep gebruikers stabiliseerde. Maar de afhankelijkste gebruikers - de veelplegers, de heroïnehoertjes, de daklozen - bleven problemen geven.

Wat te doen? In Zwitserland werd in 1994 een experiment gestart dat goede resultaten rapporteerde over het verhogen van de levenskwaliteit van gebruikers en samenleving: gratis heroïne verstrekken aan de zwaarst verslaafden.

‘Dat onderzoek gaf goede resultaten, maar werd gezien als matig bewijs omdat het om een kleine groep ging,’ aldus Van den Brink. ‘Daarom zetten we hier in Nederland een groot onderzoek op met zeshonderd cliënten, mét controlegroep.’

‘Dit experiment bleek een zeer positief effect te hebben op de gezondheid en op het maatschappelijk functioneren van deze verslaafden,’ schreef later minister van Volksgezondheid Ab Klink. ‘Met als belangrijk neveneffect: minder criminaliteit en overlast.’

Nu valt op hoe weinig politieke strijd er over dit programma was. Er waren tegengeluiden, maar van links tot rechts werd medische heroïneverstrekking de afgelopen twee decennia vooral gesteund. Afgezien van verontruste burgers in het begin van de projecten werden er ook geen problemen gemeld bij de verstrekking.

En zo is de afgelopen vijftien jaar de junk bijna uit het straatbeeld verdwenen. Blauwe lampen moesten jarenlang spuitende junkies weren uit portieken. Maar kijk eens rond: ze zijn met de heroïne verdwenen, dankzij goed beleid.

Hoe dit nu gaat

Tegenwoordig is de medische verstrekking van heroïne een gangbare behandeling geworden voor mensen die aan andere behandelmethodes als methadonverstrekking niet genoeg hebben.

Ik ging op bezoek in Amsterdam en Eindhoven, twee van de achttien Nederlandse verstreklocaties gerund door lokale gezondheidsinstellingen. Elk met enkele tientallen cliënten en een totale capaciteit van 780 patiënten.

Medische verstrekking van heroïne in Rotterdam, januari 2015. Foto’s: Arie Kievit / Hollandse Hoogte

In Eindhoven is de kliniek van verslavingsinstelling Novadic-Kentron. Daar zijn nu twintig cliënten aanwezig, die tweemaal per dag heroïne kunnen krijgen. Maya van Oers, begeleider bij de medische heroïnebehandeling, gaf me er een rondleiding.

‘Het zijn allemaal cliënten die eerder op straat rondhingen, in de criminaliteit zaten en waarvan niemand ooit verwacht dat ze helemaal zullen afkicken,’ zegt ze. ‘Wij zorgen dat ze niet hoeven te stelen, helpen ze bij huisvesting en zorgen ervoor dat ze structuur en stabiliteit krijgen in hun leven.’

Voor elke cliënt ligt in Eindhoven een pakketje klaar. Nog maar twee cliënten spuiten de heroïne, achttien roken het middel. Hun pakketje bevat een aansteker, een pijp en een stuk aluminiumfolie. ‘Alles werkt hier volgens een strikt protocol,’ legt Van Oers uit.

De regels voor de cliënten zijn zeer streng. Een seconde te laat, en de verstrekking gaat niet door. Glazen tafels en camera’s zorgen ervoor dat niemand iets mee naar huis kan nemen. Rondhangen buiten de voorziening mag niet.

De samenleving kijkt vaak naar deze groep als een van daders, maar het is juist een enorm fragiele groep

Behandelend arts Tim van Grinsven: ‘Deze cliënten hebben elke vorm van behandeling al geprobeerd. Een voorwaarde om mee te doen aan het programma is dat ze ook al methadon krijgen. De heroïne is een bijbehandeling.’

Ook cliënten in Eindhoven zijn positief, zo valt op te maken uit enquêtes die Novadic-Kentron hield. Een cliënt: ‘Ik heb een reden om op te staan. Mijn sociaal netwerk is groter vanwege het contact met personeel en mede-cliënten. Door de intensieve begeleiding heb ik niet het gevoel meer er alleen voor te staan.’

Een andere gebruiker: ‘Mijn geld gaat niet op aan onzindingen waardoor ik mijn huur en eten niet kan betalen. Ik hang niet meer op straat rond om te scoren, dit [programma, TR] geeft mij veel rust.’

Kritiek is er na deze jaren van succes ook. De protocollen, de extreem klinische setting, het gebrek aan gezelligheid op de units - een cliënt in Amsterdam zei tegen me: ‘We hangen aan de tiet van de zorg.’ Een alternatieve behandeling is onmogelijk.

Of zoals oud-directeur Job Joris Arnold van de Medische Dienst Heroïne Gebruikers het omschrijft: ‘Toen ze voor de eerste keer de heroïne kwamen bezorgen, werd de heroïne gebracht in zo’n gepantserde geldbus met een politie-escorte met zwaailicht en sirenes. Alsof het om verarmd uranium ging. Maar het gaat maar om heroïne.’

Wat dit alles over het drugsbeleid zegt

Het afgelopen jaar heb ik nagedacht over de regulering van verschillende drugs. Ik merkte dat het beeld van de junk-in-de-goot nog steeds op het netvlies gebrand staat.

Maar juist bij heroïne heeft het opstellen van regels, het pragmatisch denken vanuit het perspectief van de gebruikers en de legalisering van het middel voor een specifieke groep uiteindelijk de grootste problemen opgelost.

Of dit nu moet betekenen dat opiaten makkelijker legaal verkrijgbaar moeten worden voor iedereen die ze weleens zou willen proberen: ik weet het niet. Hetzelfde geldt voor de ruwe-opiumhandel door Talibanstrijders in Afghanistan: er is nog genoeg om over na te denken.

Maar dat moet wel gebeuren in Nederland, zeker bij andere drugs als mdma en cannabis. Daar zijn de taboes en politieke patstellingen nog levensgroot. Dus misschien is het in de oorlog tegen drugs voorlopig het best om in te zetten op strenge regels in plaats van een totaalverbod. Want als het bij heroïne is gelukt, moet er voor die andere middelen ook iets te verzinnen zijn.

Lees ook: