Zo was het om te spreken op de TED-conferentie in Vancouver
Het is sommigen van jullie misschien opgevallen dat ik in de afgelopen tijd - om het zacht uit te drukken - niet heul veel artikelen heb getikt. We hebben hier te maken met een hardnekkig probleem dat eens treffend is samengevat door Geert Mak. Hij noemde het ‘de grote onbedoelde samenzwering.’
Dat gaat zo: je schrijft iets wat enigzins in de smaak valt, en vervolgens mag je daar zoveel over leuteren dat je niet meer aan schrijven, lezen en denken in het algemeen toekomt. Ik geloof dat ik hieraan ten prooi ben gevallen. Mijn boek Utopia for Realists (de Engelse vertaling van Gratis geld voor iedereen) is inmiddels aan twintig landen verkocht. Het is overweldigend om te merken hoeveel interesse er is voor de ideeën waar ik in de afgelopen jaren op De Correspondent over heb mogen schrijven.
Maar de belangrijkste reden van mijn improductiveit van de afgelopen maanden kan ik met drie letters samenvatten: TED. Vorig jaar, op 31 oktober om precies te zijn, kreeg ik een mail van ene Kelly Stoetzel, TED content manager.
‘Invitation to speak at TED 2017,’ stond erboven.
Ik kreeg meteen een hartverzakking.
Het fenomeen ‘TED’
Wat een TED Talk is, hoef ik waarschijnlijk niet meer uit te leggen: een praatje van maximaal 18 minuten, in het Engels, en het liefst een beetje charismatisch. Een jaar of twintig terug was TED nog een bijeenkomst in Silicon Valley over technology, entertainment & design (t-e-d). De doelgroep: rijke mensen van boven een zekere leeftijd.
Sommige dingen zijn hetzelfde gebleven - een bijeenkomst voor rijke mensen van boven een zekere leeftijd is het bijvoorbeeld nog steeds (een kaartje kost - schrik niet - 10.000 dollar). Maar tegenwoordig is TED een wereldwijd fenomeen.
De grote verandering kwam in 2006, toen ze de filmpjes online zetten. Wat ook meehielp was de uitvinding van ‘TEDx.’ Dat is een soort franchise: iedereen mag tegenwoordig TED-evenementen organiseren (mits in het bezit van een licentie die wordt verkregen na het voldoen aan de eisen van de grootmoefti’s van TED).
Er zijn nu jaarlijks meer dan 1.500 TEDx-bijeenkomsten in 130 landen. Drie jaar geleden mocht ik een TEDx-praatje geven op misschien wel de beste TEDx van Nederland (TEDx Maastricht), maar nu kreeg ik dus een uitnodiging voor de oorspronkelijke TED-conferentie in Vancouver, Canada. The big one.
Om je een idee te geven: andere sprekers dit jaar waren Serena Williams, Elon Musk en de paus. In de zaal zaten figuren als Bill Gates, Monica Lewinsky, Richard Branson en Steven Spielberg. Wie op de gastenlijst wil komen moet niet alleen 10 ruggen aftikken, maar ook door een jury geselecteerd worden. Je cv moet namelijk wel interessant genoeg zijn (je ziet vooral CEO’s van weet ik wat voor dikke bedrijven en organisaties rondlopen).
Vandaar dus, die hartverzakking. Ik geloof niet dat ik eerder een mailtje met zulke gemengde gevoelens las. Twee gedachten gingen door mijn hoofd: JA JA!! Maar vooral ook: NEE NEEEEEE!!
‘The Mount Everest of public speaking’
Er zijn weinig dingen waar homo sapiens een grotere angst voor heeft dan spreken in het openbaar. Ik heb zelf aardig wat lezingen gegeven in de afgelopen jaren, maar ik moet eerlijk zeggen dat het nooit is gaan wennen. De zenuwen zijn er nog altijd.
Gelukkig was er aan het begin van de conferentie een speciale workshop voor deze problematiek, getiteld ‘Managing backstage jitters.’ De sprekerscoach van TED, Gina Barnett, begon haar verhaal met de opmerking dat TED de ‘Mount Everest of public speaking’ is, waarop een vrouw naast mij bijna van haar stokje ging. (De rest van de workshop was gelukkig een stuk beter).
Als je een soepele TED bekijkt, dan denk je misschien dat zoiets qua voorbereidingstijd wel meevalt. Maar hier geldt hetzelfde als bij het geschreven woord: hoe soepeler het overkomt, hoe harder er op geploeterd is.
Ik begon een halfjaar van tevoren met het schrijven van m’n verhaal. Wat volgde was een ellenlang proces van schaven, testen en oefenen waarbij ik veel hulp heb gehad van onze vertaalster Erica Moore, illustrator Leon Postma (die de prachtige presentatie maakte), sprekersbureau-organisator Floor Milar, TEDx Maastricht-toppers Gonny Willems en Jean-Paul Toonen, sprekerscoach Annette Schutte (van harte aanbevolen!), en dan natuurlijk nog de mensen van TED zelf (met name Chris Anderson, de baas van TED) die kritisch meekeken en voor wie ik mijn Talk ook moest oefenen (via Skype). Uiteindelijk was ik de meeste tijd kwijt aan het uit m’n hoofd leren van m’n speech.
Nu zul je misschien zeggen: huh, wat? Uit je hoofd leren? Dan kom je toch hartstikke inauthentiek over?
Het antwoord luidt: ja, uit je hoofd leren is meestal een héél slecht idee. Tenzij je het krankzinnig goed uit je hoofd leert. Een goede maatstaf is dat je het drie keer zo snel moet kunnen opdreunen. Dan ken je het namelijk zó goed dat je het vervolgens weer heel vrij kunt brengen (en maximale aandacht kunt geven aan je uitspraak, lichaamstaal, enzovoorts).
Bijna iedereen op TED bereidt op deze manier z’n praatje voor (en je ziet - vind ik - ook vrij goed wie dat niet heeft gedaan: dat zijn vaak de mindere praatjes).
Niet doen: te vroeg oefenen
Het enige wat je níet moet doen is je praatje te vroeg uit je hoofd leren. Als je later nog dingen wilt aanpassen, gaan er immers verschillende versies door je hoofd spoken. En je voelt ’m al aankomen: ik kende het veeeeeeel te vroeg uit mijn hoofd. Al in januari, om precies te zijn.
Ik heb hier overigens wel een excuus voor. De meeste mensen hebben deadlinestress, oftewel, de meeste mensen maken zich druk over een opdracht zodra de deadline dichterbij komt. Ik heb precies het tegenovergestelde. Zodra die mail van Kelly Stoetzel binnenkwam, wilde ik direct m’n TED Talk schrijven en uit m’n hoofd leren. (Meestal kijken mensen me raar aan als ik dit vertel, maar het werkt echt zo. De psycholoog Adam Grant vertelt in zijn TED Talk dat hij ook lijdt onder deze aandoening, en sindsdien voel ik me niet meer zo alleen.)
Aangekomen in Vancouver mocht ik oefenen op het grote podium. Dat ziet er zo uit:
Er past ongeveer 1.200 man in deze zaal, maar eigenlijk voelt de ruimte best relaxed. Het is ontworpen als een uit de hand gelopen huiskamer.
De ‘pre-’ en de ‘post-Talk-conferentie’
Het ergste aan dit soort optredens vind ik het eeuwige wachten, wachten, wachten. Zo’n dag ervoor bijvoorbeeld - eigenlijk wil je gewoon een pil slikken en een kwartiertje voor je praatje wakker worden. De mensen van TED hebben het steevast over de ‘pre-Talk-conferentie’ en de ‘post-Talk-conferentie.’
In de pre-fase weet je van gekheid niet waar je het moet zoeken. Ik heb vooral op m’n bed in m’n hotelkamer gelegen. In de post-fase daarentegen, kun je lekker netwerken met al die rijke mensen. En dure zeewierchips eten. (Toegegeven: ik haat netwerken en die zeewierchips waren ook niet te doen, dus in de post-fase lag ik ook vooral op m’n hotelbed.)
Dinsdag 25 april was het zover. Ik was ingedeeld om 11 uur ’s ochtends - lekker vroeg dus. En gelukkig had ik de tips van sprekerscoach Gina Barnett nog:
Hoe houd je die zenuwen onder controle?
Als mensen mij nu vragen wat m’n advies is om de zenuwen onder controle te houden, dan houd ik het bij deze twee, enigszins tegenstrijdige, tips:
1. Denk aan het idee dat je wil delen, niet aan jezelf. Het gaat niet om jou, het gaat om je verhaal. Het TED-publiek is bovendien hartelijk en heel nieuwsgierig naar dat mooie idee van je.
2. Praat jezelf omhoog, niet naar beneden. Je bent helemaal te gek, geweldig, fantastisch. Je weet hier sowieso oneindig veel meer van dan die nitwits in de zaal.
Die laatste tip klinkt misschien een beetje zelfhulperig, maar het werkt - voor mij althans. Zodra er een greintje zelftwijfel naar binnen sluipt (en geloof me, die twijfel ligt overal op de loer), begin je keihard tegen jezelf te roepen dat je er ontzettend veel zin in hebt, je het geweldig gaat doen, je er vreselijk veel verstand van hebt, je iedereen weg gaat blazen, enzovoorts, enzoverder. De truc is om geen greintje breincapaciteit over te laten voor welke negatieve gedachte dan ook.
Ik raad dit overigens niet aan voor de rest van je leven - dan word je waarschijnlijk een vrij arrogante zak. Maar op momenten van grote stress en zelftwijfel is het wat mij betreft geoorloofd om wat grover geschut in te zetten.
En daar stond ik dan:
En het ging goed!
En toen was daar die zalige post-Talk-conferentie. Eindelijk had ik tijd om eens wat beter om me heen te kijken. Een beetje zeewierchips te knabbelen. Beetje sparren met een of andere rijke durfkapitalist die geloofde dat het Romeinse Rijk aan te veel linkse politiek ten onder is gegaan (en dat het basisinkomen daarom ook niet zou werken). En vervolgens naar m’n hotelkamer vluchten om dit stukje te tikken.
Groeten uit Canada!
Update: inmiddels is mijn Ted Talk online verschenen - bekijk hem hier: