Zo werd #inspiratie iets dat zelfs in je koffie zit
Starbucks verkoopt niet alleen espresso, maar wil ook ‘de ziel inspireren.’ En de kinderopvang is er niet alleen voor luiers en speelgoed, maar ook voor inspiratie. In de eenentwintigste eeuw heeft iedereen inspiratie nodig – en waar gezocht wordt, wordt geleverd.
Het is de missie van Pinterest, ‘s werelds ‘ideeëncatalogus,’ om zijn 150 miljoen gebruikers dingen te laten ontdekken ‘waar ze van houden’ en hen ‘te inspireren om die dingen in hun dagelijks leven te doen.’
Het is de missie van NPO, de Nederlandse Publieke Omroep, om het Nederlandse publiek te verbinden en verrijken met programma’s die ‘informeren, inspireren en amuseren.’
Een kinderopvangorganisatie in Utrecht die een vacature had openstaan voor een pedagogisch medewerker zei op zoek te zijn naar een ‘spel-, speel- en inspiratiecoach.’
Koffieketen Starbucks’ missie is het ‘inspireren en voeden van de ziel.’
‘Ons werk is pas af,’ aldus een Belgische gordijnfabrikant in zijn mission statement, als we ‘klanten kunnen motiveren en inspireren.’
Inspiratie is een groeimarkt. Een beetje ondernemer biedt bovenop zijn product of dienst ook nog inspiratie aan, of maakt inspiratie het product zelf. Online wemelt het van de inspirerende praatjes en inspirerende plaatjes; ‘inspiration’ is een veelgebruikte hashtag.
Offline worden inspirerende sprekers ingevlogen om inspiratiedagen luister bij te zetten, organiseren universiteiten inspiratieweken en stellen scholen zich ten doel hun leerlingen te inspireren. En wie alsnog inspiratie tekortkomt, wacht een bonte parade van inspirerende theezakspreukjes, zelfhulpboeken, tijdschriften, of kleurplaten voor volwassenen.
Waar zoveel aanbod is, moet vraag zijn. Wat verklaart onze massale inspiratiebehoefte? Wat geeft het ons, waar beschermt het ons tegen?
Het is alsof we ons aller schrikbeeld – de ongeïnspireerde, ongemotiveerde en ongelukkige nietsnut – te lijf gaan met zijn tegenbeeld: de onvermoeibare, immer inspirerende halfgod.
Muzen en manie
Ooit kwam inspiratie van de goden. Plato had het over theia mania, de goddelijke manie die dichters en kunstenaars in haar bezit kon nemen. De klassieke oudheid telde in totaal negen goddelijke Muzen wier taak het was de scheppende mens te inspireren. Geïnspireerd raken was, voor het grootste deel, een passieve aangelegenheid: het overkwam je. (Was het je eenmaal overkomen dan moest je wel hard werken om de inspiratie om te zetten in een goed kunstwerk – dat ging niet vanzelf.)
Geïnspireerd raken was een passieve aangelegenheid: het overkwam je
In de middeleeuwen was het een goddelijke inspiratie die ten grondslag lag aan de heilige geschriften: de Heilige Geest blies profeten kennis en wijsheid in.
Tijdens de Verlichting en Romantiek raakte inspiratie geseculariseerd – ook de natuur kon een inspiratiebron zijn, of het unieke, authentieke zelf van de geniale kunstenaar. Sommigen vonden het aanroepen van een goddelijke muze zelfs een tikje belachelijk: het was Thomas Hobbes bijvoorbeeld een raadsel waarom iemand met een prima stel hersens toch gezien zou willen worden als een ‘geïnspireerd’ spreker wiens wijsheid hem ‘als een doedelzak’* door een muze was ingeblazen.
Maar de mening die de Romantici was toegedaan – dat je de boel juist zo min mogelijk moest overdenken, om zo de spontane en authentieke kracht van inspiratie te behouden – heeft het langer volgehouden. Inspiratie was – en is voor de meesten van ons nog steeds – een mysterieus en enigszins onverklaarbaar goedje, maar daarmee niet minder begeerlijk of belangrijk.
Inspiratie in het laboratorium
In de eenentwintigste eeuw staat de ongrijpbare, vluchtige aard van inspiratie zelfs de wetenschap niet langer in de weg. Integendeel: sinds een jaar of vijftien is een groeiend consortium van psychologen bezig om inspiratie, als een opgezette vlinder onder een glasplaat, te definiëren, te analyseren, en dubbelblind te testen.
Aan het begin van dit millennium verdiepten de Amerikaanse psychologen Todd M. Thrash en Andrew J. Elliot zich in beschrijvingen van inspiratie in verschillende vakgebieden en destilleerden daaruit een definitie van het fenomeen.* Inspiratie, stelden zij, is een mentale toestand die ontstaat in reactie op ‘iets van buitenaf’ (evocation), en die verder wordt gekenmerkt door transcendence (wie geïnspireerd is ziet mogelijkheden buiten het dagelijkse en gangbare) en approach motivation (wie geïnspireerd is, wil zijn nieuwe idee of inzicht overbrengen, bijvoorbeeld in de vorm van een kunstwerk, boek, of essay).
Die drietrapsraket lag het afgelopen anderhalve decennium aan de basis van een keur aan experimenten waarin psychologen onderzochten wat inspiratie met mensen doet. Zo werd wetenschappelijk vastgesteld wat buiten de universiteit al eeuwen een waarheid als een koe is, namelijk: dat er een verband bestaat tussen inspiratie en creativiteit, dat uitvinders met veel patenten op hun naam ook vaker geïnspireerd zijn, en dat de geïnspireerde mens over het algemeen een tevreden mens is.*
De wetenschappelijke belangstelling voor inspiratie is niet gek, als je bedenkt dat inspiratie dé factor is die ervoor zorgt dat een goed idee of inzicht ook wordt omgezet in een concreet resultaat. Inspiratie is onlosmakelijk verbonden met creativiteit en innovatie – en laten creativiteit en innovatie nu net de heilige gralen van de eenentwintigste eeuw zijn.
In de kenniseconomie wil iedereen inspiratie
Creativiteit is al lang niet meer het exclusieve domein van kunstenaars, wetenschappers en uitvinders: in de kenniseconomie is het een opdracht aan ons allemaal. We roemen innovatieve tech-ondernemers en zijn het erover eens dat ‘de grote uitdagingen van deze tijd’ – van klimaatverandering tot vergrijzing – om ‘creatieve oplossingen’ vragen.
Of we nu ontwerpen of verkopen, onderzoeken of adviseren, het geldt allemaal als creatief werk – en dus als werk waar je inspiratie voor nodig hebt. Zo bezien is het niet vreemd dat scholen in de eenentwintigste eeuw hun leerlingen eerst en vooral moeten inspireren (en het liefst begin je daar nog eerder mee, namelijk, op de crèche).
Komt bij dat het psychologisch onderzoek van de afgelopen vijftien jaar heeft laten zien wat een beetje manager al veel langer wist: de geïnspireerde mens is een hardwerkend mens. ‘Geïnspireerde werknemers doen meer dan hun baan van hen eist, accepteren meer risico, en zijn enthousiast over hun werk’ – en enthousiasme vergroot dan weer de betrokkenheid, aldus het Marketing Management Journal.* Dit inzicht ligt ten grondslag aan de inspirerende quotes die de muren van Silicon Valley’s techcampussen sieren, en de inspiratiesessies die bedrijven voor hun werknemers organiseren.
Omdat we allemaal graag hardwerkend, gemotiveerd en energiek door het leven gaan, zoeken we ook buiten werktijd voortdurend naar inspiratie
Omdat we in de prestatiemaatschappij allemaal graag hardwerkend, gemotiveerd en energiek door het leven gaan, zoeken we ook buiten werktijd voortdurend naar inspiratie. Een toneelstuk dat vermaakt is leuk, een toneelstuk dat inspireert is beter – want dat draagt bij aan onze algehele productiviteit en betekent dat we ook onze vrije tijd nuttig besteden.
Een coach die ‘inspiratie’ verkoopt is aantrekkelijker dan een therapeut die een vermindering van psychisch lijden beoogt. En gelukkig is ‘inspiratie’ vaag genoeg, en begeerlijk genoeg, om er een rijke schakering producten en handelingen onder te scharen: hutjes op de hei, online moodboards, ingeroosterde inspiratiesessies. (‘Wel een leuke groep vrouwen in huis, maar zelf geen inspiratie?’ vraagt een sprekersbureau: ‘Nodig eens een inspirerende vrouw uit!’)
Bovendien: inspiratie is fijn. Zoals psychologen hebben aangetoond* – en zoals iedereen weet die weleens op een tekst heeft gezwoegd, of zich het hoofd heeft gebroken over een natuurkundig probleem of een ontwerpvraagstuk – is weinig zo heerlijk als dat plotselinge inzicht dat je overvalt en naar een notitieboekje doet grijpen. Het gevoel dat dingen klikken, kloppen, een kant op gaan – dat je een richting hebt, en een doel.
Inspiratie geeft richting, maar waar rennen we vandaan?
Een richting, en een doel. Maar ook: een uitweg. Want schuilt er onder onze collectieve inspiratiequeeste niet ook een collectieve vlucht? De aanmoedigende citaten op Instagram, de inspirerende verhalen van innovatieve helden, de inspiratiedagen in de kantoortuin: het lijkt een tegengif – of beter, een preventief middel – tegen het rap om zich heen grijpende depressiemonster.
De cijfers zijn bekend: opgebrand zijn is al lang geen marginaal fenomeen meer en depressie staat wereldwijd bovenaan als de belangrijkste oorzaak van gezondheidsproblemen. Tegenover elke Elon Musk of Beyoncé of ander inspirerend voorbeeld dat we bejubelen staat een heel leger aan angstaanjagende Bartleby’s: uitgebluste, vermoeide kantoorklerken die net zo lang ‘I would prefer not to’ zeggen tot ze er dood bij neervallen.
Inspiratie is onze brandstof, depressie zit ons op de hielen.
Ook dat verklaart het succes van de inspiratie-industrie: het alternatief dat ze biedt voor het schrikbeeld van de vermoeide docent die jaar in jaar uit hetzelfde lesje opdreunt, de chef-kok die zijn vegetarische gasten nog steeds een gevulde paprika voorschotelt, de manager die het geen fluit interesseert of en hoe zijn werknemers hun targets halen. De stoffige bureaucraat, de grijze kantoormuis, de ongelukkige, ongeïnspireerde depressieveling.
(De miljoenen foto’s van strak afgetrainde, in sportkleding gestoken lichamen die op sociale media variaties op de hashtag ‘fitspiration’ meekrijgen is veelzeggend: het sportieve lijf is altijd klaar om keihard weg te rennen.)
Zelf God worden
Al met al was het misschien niet te voorkomen dat inspiratie een massaproduct zou worden. Goed, je kan je afvragen in hoeverre de aanbieders van inspiratie ook werkelijk verkopen wat ze beloven, maar dat geldt voor wel meer subjectieve zaken die we najagen en waar een rijke industrie omheen is ontstaan – denk aan geluk, welzijn, en gezondheid. Een bewezen werking is zelden een voorwaarde voor succes.
Nee, het fascinerende van de inspiratie-industrie is niet het feit dat we allemaal geïnspireerd willen raken, maar dat we ook anderen willen – en steeds vaker moeten – inspireren. Geen mission statement is compleet zonder het woord ‘inspireren’ erin. Bij de Kamer van Koophandel staan honderden bedrijven ingeschreven met ‘inspireren’ of ‘inspiratie’ in hun bedrijfsnaam of omschrijving, en het zal vast niet lang duren of ‘zelfbenoemde goeroes’ worden ‘zelfbenoemde inspirators.’
Iedereen moet de Emile Ratelband in zichzelf wakker maken.
Iedereen moet de Emile Ratelband in zichzelf wakker maken
Of eigenlijk: de God in zichzelf. Want nu we niet langer enkel geïnspireerd maar ook inspirerend willen zijn, is de laatste drempel tussen onszelf en de goddelijke demonen en muzen van weleer opgeheven. Websites, koffiebrouwers, omroepen, maar ook kleuterjuffen, journalisten, en managers: allemaal kunnen we in de schoenen van God gaan staan.
We eigenen ons toe wat ooit ongrijpbaar en mysterieus en passief was, en bieden het te koop aan. We willen de innovatiekoorts doorgeven, creatie mogelijk maken, we willen iedereen optimaal laten meedraaien in de prestatiemaatschappij. In onze tijd zijn we allemaal kunstenaar én muze ineen, onbescheiden opperwezens met niet eens de sky als limit.
‘Ik verkoop bezieling,’ zegt een Nederlandse inspiratiecoach op zijn website: ‘Een bijzonder ‘product.’’
Amen.