Scholen mogen zelf hun geld uitgeven. Nu weten we dat leraren en leerlingen daar de dupe van zijn
Schoolbesturen krijgen één zak geld om de gebouwen, docenten en het onderwijs te betalen. Het is alleen heel onduidelijk hoe ze dat geld besteden. Sinds vandaag is wel duidelijk: de docenten - en dus de leerlingen - is het niet ten goede gekomen.
Zo’n 83 procent van de ouders wil niet dat de kleine monumentale basisschool wordt gesloopt en plaatsmaakt voor een twee keer zo groot pand waar straks geen twee- maar vierhonderd kinderen in passen. De teller van de petitie ‘Stop verdere uitbreiding en sloop Annie M.G. Schmidtschool Jacob de Graefflaan ’ staat op 196.
Waarom dat na bijna vijf jaar strijd waarschijnlijk toch gaat gebeuren? Notulen die offline zijn gehaald - maar een ouder mij mailde - vertellen daar meer over. De Haagse Scholen, het schoolbestuur waar de Annie M.G. Schmidtschool met 51 andere scholen onder valt, heeft te weinig leerlingen. Daarom wil het bestuur scholen op populaire locaties uitbreiden om meer leerlingen te werven en zo de financiën op orde te krijgen.
Het lastige is dat ‘De Annie,’ zoals de ouders de school liefkozend noemen, zo populair is omdát ze zo’n intieme school is, ín zo’n mooi oud pand, zo blijkt uit een enquête die werd gehouden onder ouders.
Schooldirecteur Rubi Hendriks vindt het pand desondanks niet toekomstbestendig. Er is een nieuw gebouw nodig ‘om het onderwijskundige concept dat past bij de eenentwintigste -eeuwse vaardigheden neer te kunnen zetten,’ vertelde ze kort geleden aan de Haagse gemeenteraad. De medezeggenschapsraad is volgens Hendriks dan ook akkoord met de sloop en de uitbreiding.
Volgens de protesterende ouders zit het anders. De medezeggenschapsraad zou overdonderd zijn door het besluit, de zaak hebben voorgelegd aan de geschillencommissie en na drie mediationsessies - zonder verdere raadpleging van de ouders - akkoord zijn gegaan. Wat er bij die sessies precies is besproken, is onduidelijk: de leden van de raad - docenten en ouders - hebben een contract ondertekend hier niet over te praten met derden. Sindsdien zijn er diverse raadsleden opgestapt.
Waar dit voorbeeld voor staat
Wat er op deze Haagse basisschool gebeurt, is een rechtstreeks gevolg van de manier waarop het onderwijs in Nederland op dit moment wordt gefinancierd. En het is precies die financieringsvorm waar de Tweede Kamer recent vragen over stelde.
Werkt dit systeem goed genoeg? Komt dit de kwaliteit van het onderwijs en de kinderen wel ten goede? Daar moet de Onderwijsraad in het najaar van 2017 antwoord op geven.
Wat er op deze Haagse basisschool gebeurt, is een rechtstreeks gevolg van de manier waarop het onderwijs wordt gefinancierd
Om de twijfel van de Kamer te begrijpen, even wat uitleg. De huidige financiering van het onderwijs komt erop neer dat schoolbesturen volledig financieel verantwoordelijk zijn voor de schoolgebouwen, de salarissen van docenten, de leermiddelen en het onderwijsbeleid. Dat gaat om ongeveer 6.500 euro per leerling per jaar in het basisonderwijs en bijna 8.000 euro per leerling in het voortgezet onderwijs.
Het idee achter deze zogenoemde lumpsumfinanciering, die sinds 1995 in het voortgezet- en sinds 2006 is het basisonderwijs bestaat, is dat ze leidt tot minder bureaucratie, beter onderwijs en hogere resultaten.
De nadelen van het beleid hierachter
Dat het stelsel minder bureaucratie oplevert, is zeker waar. Omdat de schoolbesturen nu hun eigen geld beheren, hoeven ze niet voor elk financieel wissewasje bij het ministerie aan te kloppen. Bovendien maakt het de scholen flexibeler: ze kunnen nu makkelijker inspelen op problemen.
Wel brengt zorg voor de financiën een hoop extra taken en verantwoordelijkheden met zich mee. Ouders die bij invoering van de lumpsum (vaak op vrijwillige basis) in de schoolbesturen zaten, konden het bestuurswerk niet meer combineren met hun andere werkzaamheden en werden vervangen door betaalde krachten met financiële en juridische kennis.
Om deze professionals te kunnen betalen en de financiële risico’s van de scholen te spreiden, werden schoolbesturen door de overheid gestimuleerd om te fuseren. Zo groeiden de besturen uit tot superbesturen waar steeds meer scholen onder kwamen te vallen - denk aan De Haagse Scholen die 52 basisscholen onder zich heeft.
De afstand tussen de schoolbesturen enerzijds en de docenten en ouders anderzijds werd daarmee steeds groter. De gevoelde verantwoordelijkheid voor ‘ons schooltje,’ zoals Werner van Katwijk van de onafhankelijke landelijke oudervereniging Ouders van Waarde het omschrijft, werd minder. En het geld ging een steeds belangrijkere rol spelen.
Omdat dat geld afhankelijk is van het aantal leerlingen dat een school heeft, werd het voor de schoolbesturen opeens van cruciaal belang leerlingen aan te trekken. Dat leidde er niet alleen toe dat scholen zich gingen gedragen als commerciële bedrijven (inclusief gelikte marketingstrategieën), maar zich ook steeds meer gingen blindstaren op de cijfers die er voor zorgen dat je hoog eindigt op de scholenranglijsten: doorstroomcijfers en slagingspercentages.
Die mooie cijfers krijg je door zo min mogelijk risico te nemen. Het is veel veiliger in te zetten op die overtuigende havist of gymnasiast dan op een twijfelgevalletje. Met andere woorden: het systeem draagt eraan bij dat het bij twijfel aantrekkelijker is om een kind op een schoolniveau te plaatsen dat eerder net ónder dan net boven zijn niveau zit.
Kinderen wier talenten onderschat worden op twaalfjarige leeftijd - de onderwijsinspectie heeft het vooral over kinderen uit sociaal zwakkere milieus, maar dit geldt ook voor laatbloeiers, jongens, jonge kinderen en kinderen met een leerhandicap (zoals Asperger) - krijgen door dit systeem minder kansen zich optimaal te ontwikkelen.
Het tegenwicht kampt ook met problemen
Om te voorkomen dat schoolbesturen de financiën zwaarder laten wegen dan de ontwikkelingsbelangen van kinderen, is het bij wet geregeld dat degene die de uitwerking van het bestuursbeleid direct terugzien bij de kinderen – de ouders en de docenten dus - mogen meepraten en soms meebeslissen over het beleid.
Dat kunnen zij doen door zitting te nemen in de medezeggenschapsraad van de school. Het probleem is dat het de medezeggenschapsraden lang niet altijd lukt om genoeg tegenwicht te bieden aan de sterke schoolbesturen. Kijk maar naar de Annie M.G. Schmidtschool waar de medezeggenschapsraad het niet voor elkaar kreeg om het bestuur rekening te laten houden met de wens van 83 procent van de ouders.
De geringe slagkracht van de zo cruciale medezeggenschapsreden heeft twee oorzaken:
- Leden van de raad hebben per definitie een dubbele pet op. Ze zijn naast raadslid ook docent of ouder.
- Leden van de raad zijn voor hun informatie volledig afhankelijk van het bestuur en hebben zelf te weinig tijd om dingen goed uit te zoeken.
Probleem 1. De dubbele pet
Joke Sperling is medezeggenschapsraaddeskundige. Volgens haar maakt de dubbele pet raadsleden kwetsbaar . Kritisch zijn tegen het schoolbestuur zou consequenties kunnen hebben voor je baan of je kind.
Of leden van de medezeggenschapsraad hier vaak last van hebben, is niet met zekerheid te zeggen. Het laatste onderzoek is in 2010 uitgevoerd door Renée van Schoonhoven. Zij ontdekte * dat bijna 50 procent van de medezeggenschapsleden uit zichzelf aangaf geïntimideerd te zijn door het schoolbestuur of de schoolleiding.
Volgens schoolbestuurvertegenwoordigers PO- en VO-raad is er veel veranderd sinds dat onderzoek uit 2010. Bijna alle schoolbesturen hebben stappen gezet om de medezeggenschap van de scholen te versterken.
Thijs den Otter, woordvoerder van de Algemene Onderwijsbond en Werner van Katwijk van de oudervereniging Ouders van Waarde erkennen dat die stappen zijn gezet. Maar dat heeft de problemen nog lang niet opgelost en ook nog geen einde gemaakt aan het dubbele-petten-probleem, laten zij los van elkaar weten.
Den Otter merkt aan de reacties en opmerkingen van bondsleden dat er op veel scholen nog sprake is van een angstcultuur. Van Katwijk merkt die angst ook op. Hij hoort regelmatig dat docenten aan ouders in de medezeggenschapsraad vragen om - namens hen - bepaalde problemen aan de kaak te stellen bij het schoolbestuur. Dan lopen ze zelf geen risico.
Probleem 2. De informatie-afhankelijkheid
Dan het tweede probleem van de medezeggenschapsraad: de informatie-afhankelijkheid en het tijdgebrek om zelf achter informatie aan te gaan. Sperling: ‘Medezeggenschapsraad en bestuur zijn eigenlijk geen gelijkwaardige partijen. Als medezeggenschapsraad loop je snel achter de feiten aan, omdat het een taak is náást je eigenlijke beroep. Dit terwijl het voor een bestuurder dagelijks werk is.’
Hierdoor kan het heel makkelijk gebeuren dat de medezeggenschapsraad - die van de overheid een zeer belangrijke controlerende taak heeft gekregen - toch niet goed in de gaten kan houden of het gevoerde beleid van het schoolbestuur daadwerkelijk leidt tot een beleid dat ontwikkelingskansen voor kinderen beter maakt.
De Tweede Kamer begint deze beperkingen van de medezeggenschapsraad nu ook in te zien en heeft de Onderwijsraad gevraagd om nog eens goed naar het huidige financieringsbeleid te kijken. De aanleiding voor deze vraag is de onduidelijkheid over de besteding van het geld dat door de overheid ter beschikking is gesteld voor taal- en rekenonderwijs, het aantrekken van jonge docenten en de professionalisering van docenten.
Het opvallende is dat demissionair staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs deze onduidelijkheid zelf helemaal geen probleem vindt. Toen SP- Tweede Kamerlid Jasper van Dijk hem vroeg waar het geld gebleven was, zei hij: ‘Als de heer Van Dijk precies wil weten waar iedere euro exact is gebleven [...] moet ik hem helaas teleurstellen. Het idee van de lumpsumfinanciering is namelijk dat er een grote mate van bestedingsvrijheid bestaat voor de scholen. Overigens heb ik de indruk dat de scholen daar heel goede dingen mee doen.’
Maar dat is helemaal niet zeker. Zo berekende zowel de hoofdredacteur van het Onderwijsblad Robert Sikkes als Hans Duijvestijn van Beter Onderwijs Nederland dat de extra 150 miljoen euro die in 2013 ter beschikking werd gesteld om 3.000 jonge leraren extra aan te stellen in het basis- en voortgezet onderwijs uiteindelijk leidde tot een groei van maar 549 docenten in het voortgezet onderwijs en een krimp van 240 leraren in het basisonderwijs. Daarnaast liet Duijvestijn zien dat het merendeel van het extra geld door de schoolbesturen op de bank is gezet.
Vandaag verschenen onderzoek van Frans van Haandel en Hans Duijvestijn onderstreept deze bevindingen. De twee tonen aan dat de uitgaven per leerling in het voortgezet onderwijs weliswaar ruim 20 procent zijn gestegen ten opzichte van 2002, maar dat dit de leraren en leerlingen helemaal niet ten goede is gekomen. Ondanks een jaarlijkse extra investering van 1,4 miljardeurois in verhouding tot het aantal leerlingen het aantal docenten met 6 procent gedaald. De werkdruk van de leraar is dus, ondanks deze zeer forse investering, alleen maar hogergeworden.
Swanet Woldhuis, directeur van de oudervereniging voor kinderen met leer- en gedragsproblemen Balans Digitaal, merkt op dat uit het laatste rapport van de Onderwijsinspectie blijkt dat schoolbesturen zo’n 10 procent van hun budget om passend onderwijs te bieden – in totaal 80 miljoen euro - niet hebben uitgegeven. Met andere woorden: ook hier hebben de medezeggenschapsraden niet kunnen voorkomen dat geld bedoeld om de ontwikkelingskansen van kinderen te verbeteren is achtergehouden.
Hoe kan dit beter?
Daarover gaat de Onderwijsraad zich nu dus buigen. Iedereen mag meepraten
Ondertussen heeft de voorzitter van de Algemene Onderwijsbond Liesbeth Verheggen alvast een suggestie: geld oormerken. Ofwel: regel het zo dat schoolbesturen het geld niet meer van het ene potje naar het andere potje kunnen overhevelen. Swanet Woldhuis, die ook pleit voor een scherper toezicht van de inspectie, is het hiermee eens.
Beter Onderwijs Nederland gaat nog een stap verder. Die onderwijsbelangenorganisatie vindt dat schoolbesturen voortaan alleen nog maar zouden moeten gaan over de organisatie en de uitvoering van het onderwijs. Alle geldzaken – gebouwen en salarissen dus – zouden weer bij de overheid moeten komen te liggen. Zo zou de ‘menselijke maat’ in het onderwijs terugkomen. Werner van Katwijk van Ouders van Waarde is het daarmee eens: ‘Alleen zo kun je die betrokkenheid en dat idealisme van ouders en leraren weer terugkrijgen.’
Of zo’n grote financieringswijziging er gaat komen, is sterk de vraag. De VO- en PO-raad zijn in ieder geval tegen. ‘Uit diverse internationale onderzoeken is bekend dat naarmate scholen meer autonomie hebben in de besteding van middelen leerlingen beter presteren, en dat de beste onderwijssystemen worden gekenmerkt door veel autonomie voor scholen om beslissingen te nemen over zowel onderwijsproces als personeel en organisatie, in samenhang,’ mailt de woordvoerder van de VO-raad.
Hoe het ook gaat aflopen, de ouders van De Annie zullen er niet veel meer aan hebben. Zij moeten hopen dat hun petitie zoden aan de dijk gaat zetten en, zoals zij schrijven, ‘het gemeenschapsgeld, bestemd voor onderwijs, niet meer onnodig verspild gaat worden aan nieuwbouw.’
De Haagse Scholen hult zich ondertussen in stilzwijgen. Woordvoerder Cyndy Matthijssen laat weten dat in de komende twee weken niemand tijd heeft om inhoudelijk te reageren. Ze benadrukt nog een keer dat de medezeggenschapsraad van de Annie M.G. Schmidtschool heeft ingestemd met de sloop- en uitbreidingsplannen en daar blijft het bij.
Ondertussen is de leerlinguitbreiding van de school alvast begonnen. De extra kinderen worden ondergebracht in noodlokalen op het schoolplein.