‘Wereld spreekt oorlogstaal’ kopte De Morgen maandag op de voorpagina. Overal op de planeet dreigen conflicten te escaleren, constateerde de Belgische krant. Burgeroorlogen woeden in Syrië, de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) en Zuid-Soedan. Opstanden zijn uitgebroken in Brazilië, Oekraïne, Thailand en Egypte. Verderop in de krant stond een foto van twee witte vredesduiven die, prompt nadat kinderen ze onder het toeziend oog van paus Franciscus hadden laten uitvliegen, werden aangevallen door een bonte kraai en een zilvermeeuw.

Kon het symbolischer? We leven in agressieve tijden. Bij de begrafenis van Nelson Mandela rouwden we ritueel over het heengaan van een groot verzoener uit het verleden. Maar de vredesduiven van nu doen we doorgaans af als naïeve dromers die het afleggen tegen de logica van het geweld. 

‘Je moet de durf hebben niet te volharden in je eigen grote gelijk, je wraakgevoelens te overwinnen, je te verplaatsen in het standpunt van de ander’

‘Je moet overeenkomen,’ zei mijn Vlaamse grootmoeder altijd. Het betekende zo veel als: je moet de durf hebben niet te volharden in je eigen grote gelijk, je wraakgevoelens te overwinnen, je te verplaatsen in het standpunt van de ander en toenadering te zoeken. Ik weet het, in het licht van de strijd tegen corrupte regimes, moordende milities en fundamentalistische krachten komt het aanhalen van een dergelijk ouderwets advies al snel potsierlijk en sentimenteel over.

De spiraal van haat en geweld

Toch denken  dat overeenkomen de enige manier is om de spiraal van haat en geweld te doorbreken. Dit drietal religieuze leiders − een bisschop, een imam en een dominee − reisde de afgelopen tijd alle hoeken van de Centraal-Afrikaanse Republiek af om de boodschap van vrede en verzoening te brengen. In het land in het hart van Afrika zijn islamitische en christelijke milities aan het moorden geslagen. Bijna een miljoen mensen zijn op de vlucht voor het geweld. Volgens een vertegenwoordiger van de Verenigde Naties

De Franse krant Le Monde publiceerde eind december een indrukwekkend van twee van hen, imam Omar Kobine Layama en aartsbisschop Dieudonné Nzapalainga. Ze schreven dat het geweld in hun land geen strijd is tussen moslims en christenen, maar ‘een ernstige humanitaire crisis, veroorzaakt door een chronische politieke en militaire instabiliteit.’ De imam en de bisschop zijn niet alleen pennenbroeders. De islamitische geestelijke heeft onderdak gevonden in de parochie van de katholieke priester.

Dieudonné Nzapalainga was half januari in Nederland. Nieuwsuur maakte een over hem. De aartsbischop sprak met minister van Buitenlandse Handel en ontwikkelingssamenwerking Lilianne Ploumen. Na zijn vertrek  dat Nederland een schamele twee miljoen uittrekt voor noodhulp aan de Centraal-Afrikaanse Republiek. Verder kondigde de minister te kijken naar steun voor verzoeningsprojecten. Niet meteen grootse gebaren.

Ook de derde vredesapostel, dominee Nicolas Guerekoyame-Gbangou, kwam onlangs naar Nederland om aandacht te vragen voor de dramatische situatie in zijn land. Helaas werd zijn boodschap door weinigen in de media en de politiek gehoord. De enige krant die hem sprak was het 

Guerekoyame-Gbangou vertelde in het interview over de islamitische die in de wijk waar zijn kerk staat op zoek waren naar leden van de christelijke die niet vonden, en toen maar zestien willekeurige mannen de keel doorsneden. Ook vuurden ze drie handgranaten af op het terrein rondom zijn kerk, waar in een kampement vijftienduizend mensen, zowel christenen als moslims, een veilig heenkomen proberen te vinden. Guerekoyame benadrukte net als de andere kerkleiders dat de strijd in zijn land geen religieus conflict is, maar het gevolg van jaren van wanbestuur.

Guerekoyame-Gbangou was met een politiek doel naar Nederland gekomen: Europa op te roepen in actie te komen en meer vredestroepen te zenden 

Terwijl Guerekoyame-Gbangou in Nederland was, overleed zijn dochter in de hoofdstad Bangui aan de gevolgen van het geweld. In het interview wilde hij over zijn gevoelens van rouw weinig kwijt. Hij was met een politiek doel naar Nederland gekomen: Europa op te roepen in actie te komen en meer vredestroepen te zenden. Want de Franse troepenmacht van zestienhonderd soldaten die er nu is, is in zijn ogen veel te klein. 

Kort na zijn bezoek kwamen de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie bij elkaar. Ze een EU-vredesmacht naar de Centraal-Afrikaanse Republiek te sturen. De vermoedelijke omvang: een bescheiden vijfhonderd man. De hoop is dat de Europese troepen in maart naar Centraal-Afrika kunnen afreizen.

Ons land zal daar geen bijdrage aan leveren. ‘Nederland is heel betrokken bij Afrika,’ zei premier Rutte vroom tijdens zijn met de Franse president Hollande. ‘Maar in militaire zin ligt onze prioriteit nu in Mali.’ 

Dekmantel voor terugtrekking

Volgens de hebben de nu aanwezige soldaten van de Afrikaanse Unie de sélékarebellen uit Bangui weten te verjagen. Maar de rest van het land is niet onder controle van de internationale troepen en ook in de hoofdstad is aan de nog geen einde gekomen.

Enige hoop geeft de beëdiging op 23 januari van een nieuwe president,  Moeder Courage is haar bijnaam. In een toespraak riep ze alle strijdende partijen op de wapens neer te leggen en kondigde ze aan de president van alle Centraal-Afrikanen te willen zijn. Sommigen zien haar als een verzoener die misschien het onmogelijke kan doen: rust brengen in een land waar de staat nauwelijks functioneert.

Maar  wijzen erop dat ze behoort tot de roofzuchtige elite die het land heeft leeggezogen. J. Peter Pham, directeur van het Afrikacentrum van de denktank Atlantic Council, constateert dat de internationale gemeenschap weinig animo toont om iets te doen. Hij is bang ‘dat deze benoeming in een zo positief mogelijk daglicht wordt geplaatst en gebruikt wordt als dekmantel voor terugtrekking.’ 

Wat de internationale gemeenschap nu doet, is in ieder geval te weinig en te laat. Dat vinden ze althans in Rwanda. Het land heeft achthonderdvijftig man gestuurd. Het was beter geweest als de Europese troepenmacht sneller was opgetuigd, zei een Rwandese generaal in De Morgen. Hij vroeg zich af waarom heel Europa maar vijfhonderd man kan uitzenden, als zijn land met maar elf miljoen inwoners er meer levert. 

Natuurlijk kunnen we ook cynisch doen over de bijdrage van Rwanda, gezien de dubieuze rol van het land in de voortwoedende strijd in Oost-Congo. Maar feit is dat het land ook vredestroepen in Darfur en Zuid-Soedan heeft en naar verhouding van de omvang van zijn de bevolking de grootste bijdrage van de wereld levert aan vredesoperaties. Zelf heeft de generaal daar deze verklaring voor: ‘Dankzij de genocide weten wij hoe cruciaal het is dat de wereld niet aan de kant blijft staan.’

Kijken we weer toe?

Rwanda, het is het land waar mijn dochter is geboren. Nimmer zal ik de droevige ober vergeten die ik er in een hotel in de hoofdstad Kigali ontmoette. Op een dag nam hij bij het ontbijt afscheid, omdat zijn vakantie begon. Hij ging terug naar zijn dorp. Maar eigenlijk wachtte daar niemand op hem. Zijn ouders, broers en zussen waren allemaal vermoord tijdens de genocide.

Politici als hebben spijt betuigd dat ze te laat de ogen hebben geopend voor de volkerenmoord die zich in Rwanda voltrok. Maar nu het geweld twee grenzen verder opnieuw op uitbarsten staat, dreigt de internationele gemeenschap weer aarzelend en schoorvoetend op te treden.

De Nederlandse regering is zeker niet van plan om voorop te lopen. Dat is ergens ook wel te begrijpen: de missie in Mali is al nauwelijks te verkopen aan de kiezer. Maar jongens, twee miljoen noodhulp en een vage toezegging, is dat echt alles wat we kunnen opbrengen? Is het minste wat we kunnen doen niet de zeldzame vredesduiven die de wereld kent nu meteen alle ondersteuning te geven die ze verdienen, om te voorkomen dat de kraaien hen te pakken krijgen?