Later komt misschien de kater. Later loopt Emmanuel Macron wellicht vast in het moeras van de politiek. Later blijkt hij mogelijk vleugellam omdat hij geen politieke meerderheid heeft in het parlement. Later moet ik misschien zijn critici op links gelijk geven die zeggen dat hij vanbinnen een bankier blijft. Maar toen hij gisteren opkwam terwijl de Europese hymne Ode an die Freude klonk en hij daarna een ode hield aan de wil, de kracht en de energie om te veranderen en doorleefd begrip toonde voor de woede van de verliezers van de globalisering, had ik kippenvel. Eind februari Macron en sprak ik de verwachting uit dat hij zou zegevieren. Dat dit is bewaarheid zie ik voorlopig als een zegen voor Frankrijk en voor de Europese Unie.

Dit museum toont ook de zwarte bladzijden uit de Europese geschiedenis

De Europese hymne hoorde ik enkele dagen geleden ook in het dit weekend geopende bij beelden van de Franse revolutie. Donderdagochtend mocht de pers er alvast een kijkje nemen. Ik ging er met aardig wat argwaan naartoe. Mijn vrees: dat het door het Europees Parlement gestichte museum vooral een propagandadoel dient: de Europese integratie en de gedeelde Europese cultuur bezingen. En zo zagen die er schande van spraken het alvast ook.

Zij en ik hebben ongelijk. De vaste expositie bejubelt de Europese cultuur allerminst. Indrukwekkend is een in de stijl van het Londense Crystal Palace (1851) gebouwde galerij. Als je er onderdoor loopt, zie je links de technologische wonderen uitgestald uit de hoogtijdagen van de Europese macht. Maar schril daarmee in contrast staat de rechterzijde, die de wreedheden en het racisme van de koloniale tijd boekstaaft. Die koloniale erfenis erkent dit huis veel royaler dan bijvoorbeeld het Belgische museum voor nationale geschiedenis

Terwijl we het museum doorkruisen, legt een medewerker uit dat het de bedoeling is om de geschiedenis te laten zien in al haar complexiteit, zonder de duistere kanten te verdoezelen. Hij citeert een personage uit de roman Ulysses (1922) van de Ierse schrijver James Joyce: ‘De geschiedenis is een nachtmerrie waaruit ik probeer te ontwaken.’

En een nachtmerrie is het, de Europese geschiedenis. De zalen over de Eerste en Tweede Wereldoorlog laten dat nog eens op indringende wijze zien. Je kan tegenwerpen: er zijn al genoeg oorlogsmusea, wat voegt dit toe aan bijvoorbeeld het aan de Eerste Wereldoorlog gewijde In Flanders Fields Museum in Ieper? Weinig. Maar dat neemt niet weg dat de expositie in kort bestek en op visueel overdonderende wijze een pijnlijk deel van de Europese geschiedenis vertelt dat onmogelijk was weg te laten.

En toen was er licht? Is dat de intentie: laten zien dat nadat Europa door de twee wereldoorlogen in puin lag het uit zijn as is herrezen dankzij de Europese integratie? Zeker, gedragen uitspraken van de grondleggers van de Europese samenwerking over nooit meer oorlog ontbreken niet. Zeker, de expositie laat de hoop zien dat een Verenigd Europa zich ontwikkelt tot een macht van betekenis tussen de in een Koude Oorlog verwikkelde Verenigde Staten en Sovjet-Unie.

Maar een halleluja-verhaal is het toch niet. Er is aandacht voor de grote ontwrichting die financiële crisis bracht, voor het Griekse OXI tegen het harde Europese bezuinigingsbeleid en voor de Brexit. Als je helemaal bovenin het gebouw in een cirkel bankjes zit bij te komen, zie je op een koepel boven je beklemmende beelden geprojecteerd van vluchtelingen aan de Europese kusten.

‘De Verenigde Staten van Europa zullen voorkomen dat u verpletterd wordt’

Propaganda voor een complexloos Verenigd Europa is het museum dus zeker niet. Dat is alvast winst. Maar wat is het wel? Het huis wil ‘Europese verschijnselen’ voor het voetlicht brengen, niet de verhalen van afzonderlijke Europese landen en regio’s vertellen. Maar de geschiedenis van Europa is een zo weids thema dat een poging daar in kort bestek vat op te krijgen noodzakelijkerwijs iets oppervlakkigs heeft. Toen ik na afloop van het bezoek mezelf de vraag stelde wat ik aan nieuwe inzichten had opgedaan, moest ik mezelf het antwoord schuldig blijven.

Zonde van die 55 miljoen euro die het huis tot nu toe kostte? Ach, misschien behoor ik niet tot de doelgroep. Deze week kwam een uit waaruit blijkt dat driekwart van de Europese jongeren de EU als een in wezen economisch samenwerkingsverband ziet. Slechts 18 procent denkt dat de EU een gemeenschappelijke culturele basis heeft. Wellicht kan het geen kwaad die andere 82 procent eens naar het Huis van de Europese Geschiedenis te sturen.

Vriend Stoltenberg

De dag ervoor was Jens Stoltenberg, secretaris-generaal van de NAVO, in het Europees Parlement. Hij vertelde dat hij zelf in de jaren negentig als Noors minister van Financiën bezuinigd had op defensie. Dat was begrijpelijk, toen iedereen na het einde van de Koude Oorlog dacht dat we uit de nachtmerrie van de geschiedenis waren ontwaakt en de eeuwige vrede was aangebroken.

Maar nu, nu was het anders. In deze onrustige tijden had Europa meer dan ooit behoefte aan een stevige defensie. Nu was het echt noodzakelijk dat alle NAVO-landen de norm van 2 procent van het bruto nationaal product voor defensie haalden. Om IS te bestrijden in Syrië en Irak. Om de stabiliteit in Afghanistan te handhaven. Om de vluchtelingenstromen te temmen in de Egeïsche zee. Om de noodzakelijke militaire capaciteiten op te bouwen in de Zwarte Zee in antwoord op de Russische machtsontplooiing. Fantastisch dat Roemenië vorig jaar tot de club was toegetreden die de 2 procent haalt, prees de secretaris-generaal het op een na armste EU-land.

David McAllister, voorzitter van de Commissie Buitenlandse Zaken, ontvangt Jens Stoltenberg.

De leden van de commissies buitenlandse zaken en veiligheid en defensie van het parlement ontvingen Stoltenberg met alle égards. In grote meerderheid schaarden ze zich achter Stoltenbergs oproep tot meer defensieuitgaven. Ze deelden in zijn vreugde over de almaar nauwere samenwerking tussen de EU en de NAVO. Dat was geheel in harmonie met het enthousiasme van de EU-buitenlandchef Federica Mogherini die onlangs dat ‘zoals mijn vriend Jens Stoltenberg zei de samenwerking tussen de NAVO en de EU nog nooit zo effectief, praktisch en goed is geweest als nu.’

Ik verbaasde mij er dan weer over dat eigenlijk niemand zich afvroeg of die geopolitieke onrust die Stoltenberg aandroeg als argument voor hogere defensieuitgaven niet juist ook het gevolg is van eerder militair ingrijpen, in Irak en Libië, en van wapenleveranties die conflicten in het Midden-Oosten voeden.

Ik weet het dat velen (ook Macron) dit adagium koesteren: wie vrede wil, moet zich op oorlog voorbereiden. Maar bij mij riepen de beelden van alle oorlogsgruwelen in het Huis van de Europese Geschiedenis vooral een verlangen op naar een wereld zonder wapenen. Als je dat van naïviteit vindt getuigen, luister dan eens naar dit met deze negentigjarige veteraan en pacifist. Ook waag ik het over de averechtse effecten van bewapening in herinnering te roepen.

Debat in De Brakke Grond

Meer defensie willen ook de twee christendemocratische Europarlementariërs Esther de Lange en Ivo Belet. Van hen verscheen onlangs het boek De kloof. Is Europa nog van ons? Daarin noemen ze Europa een militaire dwerg die in deze grimmige tijden hoognodig hard power moet ontwikkelen en het signaal moet afgeven don’t mess with Europe.

De kloof tussen veiligheid als Europese topprioriteit en de defensiemiddelen waarover we beschikken, is een van de vele kloven die ze in hun interessante boek behandelen en waarvoor ze oplossingen proberen te vinden.

Morgen, op Europadag, zit ik in De Brakke Grond een debat voor over de vraag of en hoe de Europese Unie zich kan heruitvinden. Met als aanleiding het boek van De Lange en Belet. Kort nadat de EU op zijn minst even kan herademen, nu Macron en niet Le Pen is verkozen. In schets ik alvast wat de inzet van de discussie is. Als je op de valreep nog kans ziet te komen, wees dan van harte welkom.