Opnieuw relevant

Sigrid Kaag viert het 150-jarig bestaan van het Rode Kruis. Ik liep een week met de topdiplomaat mee

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Sigrid Kaag. Foto: Julius Schrank / Hollandse Hoogte

Ze staat aan het hoofd van een verdeelde organisatie in een diep verdeeld land: de Nederlandse Sigrid Kaag, VN-gezant in Libanon. Ik liep een week met haar mee en leerde alom gerespecteerde een ‘Iron Lady’ kennen. Vandaag geeft ze de Henry Dunantlezing, ter ere van het 150-jarig bestaan van het Rode Kruis.

Het is maandagochtend en Sigrid Kaag duikt in een steegje onder een kluwen elektriciteitsdraden door dat zo dicht is dat je de blauwe lucht bijna niet meer ziet. Een trapje op, een gangetje door, een muf lokaaltje in. Er wachten vijf mannen op haar: de leiders van de verschillende gewapende facties in het in het zuiden van de Libanese hoofdstad Beiroet. Op één vierkante kilometer wonen hier meer dan 20.000 Palestijnse vluchtelingen én nog eens duizenden Syrische vluchtelingen.

Kaag is hier om te horen wat de Verenigde Naties voor deze mensen kunnen doen. Maar de mannen, die als een ballotagecommissie tegenover haar zitten, willen niet spreken voor duidelijk is wie de notulen maakt - nemen de VN deze ontmoeting wel serieus?

Ze verheffen hun stemmen, de sfeer wordt grimmig. Na een minuut of wat laat Kaag haar handen vlak op tafel vallen. ‘Luister, ik ben nog nooit zo onbeleefd ontvangen,’ zegt ze in vloeiend Arabisch. ‘Mijn kinderen zijn Palestijns, mijn dochter verricht vrijwilligerswerk in jullie kamp en dan vraag je of ik serieus ben? Ik kom hier om naar jullie te luisteren. Als jullie het onderling niet eens kunnen worden, ga ik gewoon weer.’

De mannen kijken even beteuterd. En gaan dan over op de inhoud.

Kaag is een van de hoogst geplaatste Nederlanders in de Verenigde Naties. Ze was hoofd van de en is nu Maar ze is geen huis-tuin-en-keukendiplomaat. Geen grijze man in krijtstreep, maar een lange, blonde vrouw in neontint. Niet geïnteresseerd in acte de présence geven op expatborrels, maar in concrete resultaten. Geen politiek correct geneuzel, maar Hollandse directheid.

En dat maakt haar een zeldzame hoop voor de Verenigde Naties, een organisatie die bol staat van bureaucratie, leeg jargon en interne verplaswedstrijden. ‘Het nieuwe gezicht van de VN,’ noemen collega’s over de hele wereld haar hoopvol.

Ik liep een week met haar mee in Beiroet om te zien hoe haar leven eruitziet en leerde een vrouw kennen die bewonderd én gevreesd wordt.

Geen ambities

Voor iemand die ‘nooit ambities heeft’ en ‘altijd overal ingestruikeld’ is, heeft Sigrid Kaag een imposant cv. Ze studeerde in Caïro, haalde twee masters in Internationale Relaties in Groot-Brittannië, werkte voor Shell in Londen en deed het van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

En toen was daar de liefde. Ook een diplomaat, ook een politieke junkie, maar ook een Palestijnse oppositieleider. Toen voor haar op één knie ging, verhuisden ze naar zijn regio. In 1994 nam ze een baan bij UNRWA, de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen.

In een week tijd ontmoet Sigrid Kaag het hoofd Veiligheid van Hezbollah, Wafik Safa (boven), de ambassadeur van het Vaticaan, aartsbisschop Gabriele Caccia (midden), en de minister van Economische Zaken Alain Hakim (onder). Foto’s: Maite Vermeulen

De VN liggen haar. Net als de organisatie vaart zij op de idealen van gelijkwaardigheid, erkenning van de ander, zorgen dat er geen mensen worden vergeten. Als haar zoon - de jongste van vier - zeven jaar oud is, schrijft hij in zijn dagboek: I like guns. But my mum told me guns are bad because they kill people. So now I only like guns a little bit, because I like them but I have to teach myself not to like them, because my mom works for Unicef.

Kaag houdt niet van details, ze houdt van fundamentele kwesties. Van hoe een samenleving eruit zou kunnen en moeten zien. Via en - in Amman, Khartoem, New York en Wenen - werkt ze zich op tot baas van

Met die aanstelling in 2013 was ze plotseling een Ze werd in Syrië de ‘Iron Lady’ genoemd. En ambtenaren van het Syrische regime noemden haar

Zelf noemt ze de aandacht voor de OPCW-missie ‘buitenproportioneel.’ Ze tikt met elk woord harder op de tafel van haar kantoor in Beiroet (naast de deur een bordje: ‘Men to the left, because women are always right’) wanneer ik haar vraag hoeveel zin haar missie in Syrië heeft gehad. ‘Niemand heeft ooit gezegd dat chemische ontwapening de politieke oplossing voor Syrië was. Dat was het helemaal niet. Uiteindelijk is heel Syrië kapot en zijn er meer dan 250.000 mensen dood en miljoenen, miljoenen, miljoenen ontheemden en vluchtelingen door gewone wapens. Het ging mij om een heel’ - haar stem wordt klein - ‘heel kleine bijdrage aan vrede en veiligheid in Syrië en de regio.’

Die heel, heel kleine bijdrage wordt door haar VN-collega’s overigens als een doorslaand succes beschouwd. Eigenlijk verwachtte niemand dat de missie zou lukken - dat inderdaad alle chemische wapens op de lijst uit Syrië getransporteerd en vernietigd konden worden. Het geeft haar aanzien in de VN. Van de Amerikanen tot de Iraniërs, van de Israëliërs tot de Saoedi’s - iedereen heeft respect voor haar. De Veiligheidsraad neemt haar

Blijven werken in Syrië was voor haar geen optie. Te ver van haar gezin, dat niet in een kapot geschoten Damascus kon gaan wonen.

En dus werd het Libanon - een ‘familiepost’ zoals dat binnen de VN wordt genoemd. Hier runt ze de politieke VN-missie én is ze eindverantwoordelijk voor alle in het land - van de vredesmissie tot de humanitaire hulp.

Minder woorden, meer inhoud

Nog voordat Kaag haar koffers afgelopen januari goed en wel had uitgepakt, vloog de vlam in de pan. twee Israëlische soldaten, als vergelding voor een Israëlische op een Hezbollahcommandant. Oorlogstaal over en weer. Israël trok met gevechtsvliegtuigen over Zuid-Libanon.

In een week tijd ontmoet Sigrid Kaag de voorzitter van het parlement Nabih Berri (boven), premier Tammam Salam (derde foto), en parlementslid Bahia Hariri (onder). Foto’s: Maite Vermeulen

En wat doet een VN-gezant op zo’n moment? Bellen.

Bellen met Hezbollah, bellen met de Israëlische regering. Bellen met Iran, bellen met Amerika. Bellen met iedereen die er maar toe doet, met één boodschap: hou je rustig. Stop met de retoriek, niemand wil een echte oorlog. ‘Mijn middelen zijn uiteindelijk die van de overtuiging, van de stem, de morele kracht van de internationale gemeenschap,’ zegt Kaag.

Ze zou niet in Libanon geplaatst zijn als het land geen puinhoop was. Langs de zuidgrens met Israël is een constante militaire spanning - geen van beide partijen houdt zich aan de in 2006 Het land heeft al meer dan een jaar wat de staat compleet verlamt. En een bestaat inmiddels uit Syrische vluchtelingen, wat een gigantische druk legt op de toch al armlastige staat. Daar komt bij dat het landje een soort microkosmos van de Arabische regio is: alle nationale politieke partijen worden gesteund door een

Er kwam geen oorlog in januari. Maar was dat aan Kaag toe te schrijven? ‘Als je een vak wilt uitoefenen waarvan je direct het resultaat kunt zien van je eigen handelen, dan moet je tandarts worden,’ zegt ze. ‘Ons werk is vrij ontastbaar.’

De voorganger van Kaag in Libanon - de doorgewinterde Britse diplomaat Derek Plumbly - vond die ongrijpbaarheid inherent aan het diplomatieke ambt. Werknemers die hem meemaakten, noemen hem een ‘snuffelaar.’ Hij rook waar de politieke wind in Libanon waaide en probeerde daarop in te spelen. Meetbaarheid, dat hoorde niet thuis in de diplomatie.

Je moet jezelf absoluut niet serieus nemen

Maar Kaag denkt daar anders over. In elke vergadering hamert ze richting haar personeel op concrete doelen, op aantoonbare resultaten. ‘Minder woorden, meer inhoud,’ zegt ze dan. Is het doel het tegengaan van radicalisering in Libanon? Dan wil ze dat niet alleen maar agenderen in een speech. Dan wil ze werken aan het bevorderen van de goede behandeling van arrestanten, zodat die niet verder radicaliseren. Organiseert haar kantoor een feestje voor de zeventigste verjaardag van de VN? Laat het dan alsjeblieft geen zelffeliciterende borrel zijn, maar een dag vol inhoudelijke paneldiscussies.

‘Je moet jezelf absoluut niet serieus nemen,’ zegt ze. ‘Anders kun je niet omgaan met het feit dat je misschien wel drie of vier jaar je tijd hebt zitten verdoen als je terugkijkt.’

Het respect van Hezbollah

Achter in een lange kamer zit hij, klein van stuk: Naim Qassem, de tweede man van Was Kaag een diplomaat voor Buitenlandse Zaken geweest, dan had ze deze ontmoeting niet kunnen hebben. Nederland beschouwt Hezbollah als een terroristische organisatie en daarmee wordt niet gepraat.

Die ochtend hangt er een wat gespannen sfeer als Kaag en haar politiek adviseur uit de zwarte Landcruisers stappen. Op straat kun je precies zien waar de residenties van Hezbollahkopstukken zich bevinden: de stoepen zijn bezaaid met ‘Tsjechische egels,’ metalen tankversperringen. Er zijn al drie ijzeren slagbomen gehesen voor we met piepende remmen tot stilstand komen.

Vlak voor we naar binnen lopen, schuift Kaag een donkerblauwe sjaal over haar blonde haar. ‘Geen handen schudden,’ fluistert ze me in de lift nog even toe. Een marmeren gang, zware roodfluwelen gordijnen, goudkleurige banken. Op tafel in de wachtkamer een portret van de leider, Hassan Nasrallah, ‘de vader en moeder’ van het Zuid-Libanese volk. En dan mag ze naar binnen.

Waar Kaag het met Qassem over heeft tijdens de bespreking, mag ik niet weten. Wat ik erover opvang na afloop, is politiek te gevoelig om op te schrijven.

Sigrid Kaag ontmoet de tweede man van Hezbollah, Naim Qassem. Foto: Maite Vermeulen

Dat Kaag een van de weinige diplomaten is die met Hezbollah spreekt, maakt haar gesprekken ‘kostbaarder.’ ‘Wat je hoort en wat je zegt, wordt belangrijker,’ legt ze uit. ‘Maar Hezbollah is een goed georganiseerde club. Ze zijn heel voorzichtig met wie ze spreken. Het is dus interessanter het om te draaien: niet wie wij allemaal kunnen zien, maar hoe zij keuzes maken.’ Wat de keuze om met Kaag te praten dan zegt? ‘Dat Hezbollah heel graag internationale erkenning wil als legitieme gesprekspartner.’ En: de mate van respect die Kaag in de regio bij vrijwel alle partijen geniet.

Als ze gaat zitten voor de foto, wijst Qassem haar erop dat ze met haar benen over elkaar zit. In de Arabische wereld kan het onbeleefd zijn om de “onreine” voetzolen te tonen. Ze biedt haar excuses aan, en plaatst haar voeten naast elkaar op de grond. In elke taal die ze spreekt klinkt ze deftig.

‘Er zijn hier zoveel lange tenen’

Die middag haalt Kaag prikwater en blikjes cola uit de koelkast. We zitten in haar ruime, lichte woonkamer in het centrum van Beiroet. De buffetkasten staan vol met foto’s van skivakanties en staatshoofden. De foto van haar en haar zoon met Yasser Arafat valt op. Ze is er nog jong, met een bob en felrode lippenstift en lacht hard, spontaan. Niet de geperfectioneerde glimlach van de foto’s met andere hoogwaardigheidsbekleders.

Ze roept haar jongste dochter, om zich te komen voorstellen. Eerst in het Engels, dan in het Frans, tot slot in het Arabisch. Als de tiener naar beneden komt lopen, maakt haar broer een grap over het T-shirt dat ze draagt. ONE UN, staat er in blauwe letters op het vormeloze witte kledingstuk. We moeten lachen, maar Kaag wordt direct weer serieus. ‘Dit is echt wat ik wil bereiken hier. Eén VN. Niet een gefragmenteerde VN in een toch al gefragmenteerd land.’

Sigrid Kaag opent een nieuwe wandelroute in ecotoerismereservaat Jabal Moussa. Foto’s: Maite Vermeulen

Dat klinkt misschien vanzelfsprekend voor een buitenstaander - wat is er anders dan één VN? - maar is dat allerminst. Elke VN-organisatie werkt als een eiland aan het Dat die mandaten soms overlappen en dat iedereen met elkaar in gevecht is om dezelfde pot donorgeld zorgt ervoor dat VN’ers soms meer bezig zijn met interne competitie dan met de wereld verbeteren. Een van Kaags werknemers verzucht: ‘Ik ben de hele dag bezig op niemands tenen te staan. Er zijn hier zoveel lange tenen.’

Haar eigen personeel moet Kaag er constant op aanspreken dat ze niet alleen met de politieke missie UNSCOL, maar met de héle VN bezig moeten zijn. ‘Het is echt missionariswerk om mensen ervan te doordringen dat we één VN zijn. Je kunt gewoon niet in parallelle universums blijven werken.’

Dat de Verenigde Naties in hun huidige vorm niet fit genoeg zijn voor de eenentwintigste eeuw, onderschrijft ze direct. ‘Maar die kritiek is te makkelijk. Het zijn de lidstaten die alles blokkeren - of laat ik zeggen, politici in de lidstaten. Die geven ons niet genoeg geld, niet genoeg manschappen, niet genoeg politieke vrijheid. Nog nooit is er zo’n kloof geweest tussen de gigantische problemen in de wereld en de bij landen om er iets aan te doen.’

Dat haar missie in Syrië wél slaagde, ligt volgens haar aan de zeldzame politieke wil die er bij álle partijen was. ‘Dan zie je ineens wat er bereikt kan worden als de steun er is. Maar je ziet ook, bij de politieke en humanitaire collega’s, hoe moeilijk het is als die wil er niet is.’

Een nieuw tempo

Het is woensdag en Kaag heeft hoofdpijn van haar wortelkanaalbehandeling. Gelukkig, zegt ze, valt de drukte vandaag wel mee. Na een paar vergaderingen, afspraken met de Saoedische ambassadeur, de minister van Defensie en de voorzitter van het parlement, hoeft ze ‘alleen nog’ een begin-van-de-ramadanfeestje met haar team en een afscheidsborrel van het hoofd van de VN-vluchtelingenorganisatie bij te wonen.

In een halfjaar tijd legde ze meer veldbezoeken af dan haar voorganger in drie jaar tijd

Het werktempo dat Kaag er sinds haar aanstelling op na houdt, noemen werknemers ‘ongelooflijk.’ Als ze om één uur ‘s nachts thuiskomt van een werkdiner, staat ze soms weer om vijf uur op om hard te lopen. Om twee uur ‘s nachts nog een rapport doornemen doet ze ‘liever alleen als er een crisis is.’ In een halfjaar tijd legde ze meer veldbezoeken af dan haar voorganger in drie jaar tijd.

Van haar werknemers verwacht ze niet minder. Dat ze moet uitleggen dat het normaal is om soms ook in het weekend te werken, vindt ze vreemd. ‘Er moest hier echt nieuw tempo in,’ vertelt ze over toen ze aankwam in Beiroet.

‘Het is altijd rennen met haar. Ze is een motor, ze haat alles wat statisch is,’ zegt Soha Bsat Boustani, een Libanese die bij Unicef met Kaag werkte. ‘Ze wil niet horen wat de problemen, uitdagingen of complexiteiten zijn. Ze wil horen hoe we met al die kwesties alsnog kunnen bewegen. Als je geen doener bent, kun je bij haar beter ontslag nemen en vertrekken.’

En dat voelen haar werknemers. Voordat ze een nieuw werkplan met haar bespreken, nemen twee collega’s nerveus de presentatie door. ‘En dan nog even het worstcase-scenario,’ zegt er een. ‘Wat als ze het helemaal niks vindt?’ Er volgt een licht hysterische lachbui.

Vrouwen zijn vaak gewoon beter

Op zondagmiddag rijden we naar het zuiden, naar het strand. Publieke stranden zijn er nauwelijks in Libanon - hier betaal je om in een ocean club aan het zwembad te liggen. Het is de eerste keer dat ze een middag vrij neemt in bijna anderhalf jaar, zegt Kaag, terwijl ze op haar ligbed vijf blauwe VN-mappen vol documenten doorneemt. Haar oudste dochter (20) ligt naast haar te bakken in de zon.

Ze heeft haar vier kinderen altijd meegenomen - behalve naar Soedan en Syrië. De aanwezigheid van haar kinderen werkt relativerend. Haar zoon noemt haar grappend her excellency als ze zelfs bij een toeristisch bezoekje als een VIP wordt rondgeleid. Zichzelf noemt hij overigens lachend een

‘Mijn moeder was er echt altijd, als ik een theatervoorstelling had, of wat dan ook,’ zegt haar dochter. ‘Ik denk dat zij meer tijd voor ons maakt dan veel andere moeders.’

Kaag zelf wordt een beetje moe van die vraag, hoe ze dit werk doet als vrouw, of ze er wel genoeg is voor haar kinderen. ‘De dag dat die vraag aan een man gesteld wordt, dat is het moment dat er echt wat gelijkheid tussen de seksen is. Maar mannen, die doen dit werk, en ach, die scheiden en nemen toch gewoon een nieuwe vrouw.’

Als we het hebben over vrouwen die parttime gaan werken voor hun gezin, trekt Kaag een vies gezicht. ‘Die komen gewoon niet hogerop. En dat terwijl, als je het mij vraagt, vrouwen gewoon vaak beter zijn, capabeler dan mannen.’

Missie geslaagd?

Op de laatste dag van mijn bezoek zitten we op haar balkon. De lucht trilt van de warme ochtendzon. De bouwput rondom haar flat - het hele centrum van Beiroet werd negen jaar geleden plat gebombardeerd - ontwaakt met het toempe-toemp van een kango en het klanke-dang van een hamer op metaal.

Ze komt net uit de sportschool. Ze drinkt thee met melk, op z’n Brits. Wanneer heb je het gevoel dat jouw missie hier geslaagd is?, vraag ik haar. ‘Zo’n vraag is heel goed voor de krant, maar zo denk ik niet,’ zegt ze. ‘De missie is geslaagd als resolutie 1701 volledig is uitgevoerd, Libanon stabiel is, de Syrische vluchtelingen naar huis kunnen en de hele regering volkomen functioneert.’ Ze lacht. ‘Nou ik denk niet - helaas - dat ik dat in mijn tijd hier mee zal maken. Dus ik zal moeten kijken naar wat beperktere doelstellingen. Dat er voortgang is in de uitvoering van de missie. Ik wil dat de Libanezen, degenen voor wie we werken, ons werk waarderen. Wij zijn hier voor anderen, niet om onszelf te plezieren.’

Als ik afscheid neem en naar buiten loop, kom ik onder een viaduct door. De pilaren zijn tot een schoolbord geverfd. In grote letters bovenaan staat: Before I die, I want Lebanon to be… Een paar grappenmakers hebben er eating pizza onder geschreven. Maar de meeste leuzen zijn serieus. En onmiskenbaar is daar één woord dat telkens terugkomt. Een woord dat ik heb omcirkeld in mijn aantekeningenboekje, met de vraag ernaast ‘hoe vaak moet Kaag dit op een dag zeggen?’ ONE.

Lees ook: