Beste,

Even iets anders.

Al een tijdje ben ik gebiologeerd door een grafiek.

De confronterendste grafiek die je ooit zult zien.

De grafiek en collega-filosoof Tim Urban, van het al even meesterlijke Wait But Why. De essentie ervan is vrij simpel: je ziet 4.680 blokjes, oftewel: het aantal weken in een mensenleven van een negentigjarige.

Kijk er eventjes naar en je ziet: heel veel blokjes.

Kijk er iets langer naar en je ziet: best wel weinig blokjes.

Kijk er nog langer naar en je ziet: existentiële doodsangst en, what the fuck, waar ben ik mee bezig?

Toen Mozart zo oud was als ik...

Nu moet ik bekennen: ik ben tamelijk gevoelig voor dit soort weken-in-een-mensenleven-plaatjes, want op de een of andere manier vond ik het leven al heel vroeg veel te kort. Mijn ouders noemden mij ‘zo’n kind met haast’: ik vond niets erger dan te horen dat ik ergens ‘nog te jong’ voor was. HOEZO MAG IK NOG NIET OP RIJLES?

Ik was tien.

Een van mijn favoriete satirici, de Amerikaanse liedjesschrijver en wiskundige Tom Lehrer, vatte dit sentiment ooit prachtig samen, toen hij op 37-jarige leeftijd zei: ‘It is a sobering thought that when Mozart was my age... He had been dead for two years.’

Dus als ik dan naar zo’n grafiekje kijk, denk ik: mijn god, het is bijna alweer afgelopen. Van de 4.680 weken heb ik er namelijk al 1.780 (zeventienhonderdtachtig!) op zitten. Blijft over: 2.900 weken, als je het geluk hebt negentig te worden. En van die 2.900 slaap je bijna een derde - dus netto zijn het maar 1.933. Dikke kans dat de laatste tien jaar daarvan niet zonder ziekten of ander ongemak zullen zijn. Dus dan houd je er, met mazzel, nog maar 1.413 over. Veertienhonderd weken!

En dan volgt het eeuwige, oneindige niets.

Kijk je zo naar die grafiek, dan kun je niet anders dan haast krijgen. Veertienhonderd gezonde, wakkere weken tot de dood - ik vind het niet veel. Weet u nog wat u afgelopen week heeft gedaan? Beetje gewerkt? Beetje gegeten? Vrijmibo’tje? Bam, weer een week voorbij.

Nog maar 1.412 te gaan.

Waarom journalisten hun werk als roeping moeten zien

Het is misschien een gek bruggetje, maar dat waar-doe-ik-het-allemaal-voor-gevoel dat die grafiek oproept, hangt sterk samen met het soort journalistiek dat ik voorsta. In mijn vorige nieuwsbrief enigszins provocerend, dat goede journalistiek per definitie activistisch is - journalistiek die ergens voor stáát.

Gek genoeg is dat bij uitstek de houding die journalisten stelselmatig wordt afgeleerd in te nemen. Dat begint al in het onderwijs, waar journalistiek als methode wordt onderwezen. Op veel opleidingen journalistiek leren studenten vooral ‘vaardigheden’: zo schrijf je een nieuwsbericht, zo neem je een interview af, zo controleer je feiten. Typerend is ook dat studenten vaak gevraagd wordt af te studeren in een bepaald medium: je kiest voor ‘televisie,’ ‘radio’ of ‘tijdschrift.’

Wat journalisten in spe niet of nauwelijks wordt geleerd, is: ontdekken wie ze zijn, wat ze belangrijk vinden en welke verhalen ze willen vertellen. Oftewel: waarom ze eigenlijk journalist willen worden. Dat is immers ook niet nodig. Een journalist hoort ‘objectief’ te zijn: hij moet zijn persoonlijkheid thuis leren laten en met kritische distantie verslag doen van ‘wat er in de wereld gebeurt.’

Zo sloop je precies de essentie van goede journalistiek: een moreel kompas.

Onder mijn vorige nieuwsbrief van De Correspondent zijn teleurstelling over het feit dat ik Sarah Kendzior had gevraagd als ambassadeur van The Correspondent, omdat zij te veel ‘een pamflettiste’ zou zijn. Vrij vertaald: te opiniërend voor een journalist. Daar ben ik het, zoals je zult begrijpen, mee oneens: juist haar morele kompas - tégen Trump, vóór de zwakkeren die het hardst geraakt worden door diens beleid - maakt haar een correspondent pur sang.

Om dezelfde reden kijk ik met trots hoe, bijvoorbeeld, onze correspondent Economie Jesse Frederik met immense betrokkenheid aan hulpeloze burgers die vermalen worden door de bizarre Nederlandse schuldenindustrie. Luister vooral even van De Rudi & Freddie Show terug waarin hij vertelt hoe de verhalen hem persoonlijk aangrijpen - en hoe hem dat naar de pen doet grijpen (‘Verontwaardiging is mijn kerosine’). Of, als je niet zo van de podcasts bent: kijk dan even dit interview bij Café Weltschmerz over hetzelfde onderwerp met Jesse terug:

YouTube
Correspondent Jesse Frederik over hoe de overheid burgers ruïneert met boetes en aanmaningen, bij Café Weltschmerz

Dat soort morele uitgesprokenheid is naar mijn smaak veel te zeldzaam in de journalistiek. Verbazing hoeft dat overigens niet te wekken, want er ligt een lange geschiedenis aan ten grondslag. Sinds de jaren tachtig zijn commerciële drijfveren zo dominant geworden in de media dat Waarheidsvinding, onrecht aankaarten, mensen in nood een stem geven - het werden bijzaken in het businessmodelvan de journalistiek: kijkcijfers, oplages, kliks en advertentie-inkomsten scoren

Maar wat heb je aan kijkcijfers en kliks als je daarmee de aandacht vestigt op iets wat je helemaal niet belangrijk vindt? Journalistiek als roeping in plaats van als methode - dat is waar onze samenleving meer dan ooit behoefte aan heeft. Geen tijd te verliezen. Een week is zo om, immers.

Nog 1.411 te gaan.

Tot de volgende!

Rob

Schrijf je hier in voor mijn wekelijkse nieuwsbrief! In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van mijn laatste media-analyses en kritische noten over de journalistiek, geef ik je kijkjes achter de schermen bij De Correspondent (zoals onze plannen om The Correspondent op te richten) en tip ik het beste lees-, kijk- en luistervoer dat ik die week ben tegengekomen. Hier kun je je aanmelden voor mijn wekelijkse mail