Hoe Google het onderwijs overnam
De meivakantie is weer voorbij. Hoewel, vakantie... Ik keek 54 columns na.
Van een aantal teksten die 3 gymnasium-leerlingen schreven, was ik erg onder de indruk. Zo schreef een leerling (veertien jaar!) dat Disney met zijn films meer zou kunnen doen om gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken. Want: ‘Zó leef je nog lang en gelukkig.’
Een andere leerling noemde Donald Trump in zijn column onder andere ‘de man met plakpruik,’ ‘een met caviahaar betegelde oranje bondgenoot’ en ‘Mr. Tumbleweed.’
Ik heb de leerlingen uitgenodigd voor de komende redactievergadering van de schoolkrant.
Google neemt de Amerikaanse klas over
Verder stond er deze week een interessante longread in The New York Times over de manier waarop Google het Amerikaanse onderwijs heeft overgenomen. Het onderwijs is een interessante markt voor techgiganten, omdat scholieren toekomstige klanten zijn.
Wie gewend is op school met Windows te werken, koopt in zijn latere leven eerder een computer met Windows. Maar het is waarschijnlijker dat hij later een Google-product koopt, want Google heeft de onderwijsmarkt de afgelopen jaren veroverd:
Google volgde een andere strategie dan de concurrenten. Het bedrijf zette in 2013 een team op dat zich richtte op het ontwikkelen van apps voor scholen. Het bedrijf zette daarnaast een netwerk op van leraren die de Googleproducten in hun klassen testten, waardoor het bedrijf direct feedback kreeg om de producten aan te passen. Daarnaast konden die early adopters collega’s enthousiast maken voor het gebruik van de Googleproducten.
Leuk voor Google, maar er is ook kritiek: door rechtstreeks contact te zoeken met leraren, passeerde het bedrijf de district administrators (in Nederland: de schoolbesturen) die de keuzes over technologie op scholen horen te nemen. Ook is Google niet open over welke data het opslaat over leerlingen.
Moeten we vrezen voor de invloed van techbedrijven op ons onderwijs? Die vraag hoop ik voor Nederland te beantwoorden in verschillende verhalen.
Wie redt de Chinese rivierdolfijn?
Jullie hebben nog een passage uit Homo Deus van de historicus Yuval Noah Harari van me tegoed. Die gaat over de aanleg van de Drieklovendam in China. Komt-ie:
‘Toen de Chinese overheid in 1992 besloot die dam te bouwen, konden natuurkundigen berekenen hoeveel druk de dam aan zou moeten kunnen, de economen konden inschatten hoeveel de bouw waarschijnlijk zou kosten en elektrotechnici konden voorspellen hoeveel elektriciteit ermee opgewekt kon worden.
Maar de regering moest nog andere factoren meewegen. Door de dam zou meer dan zeshonderd vierkante kilometer land onder water komen te staan, met allerlei dorpjes en stadjes, duizenden archeologische monumenten en unieke landschappen en leefgebieden. Meer dan een miljoen mensen moesten verkassen en honderden diersoorten raakten bedreigd. Het schijnt dat de dam rechtstreeks verantwoordelijk was voor het uitsterven van de Chinese rivierdolfijn.
Het maakt niet uit wat je persoonlijk van de Drieklovendam vindt, maar het is duidelijk dat de aanleg ervan eerder een ethische dan een zuiver wetenschappelijke aangelegenheid was. Niet één natuurkundig experiment, economisch model of wiskundige berekening kan bepalen of het opwekken van duizenden megawatts aan stroom, waaraan miljarden yuans worden verdiend, opweegt tegen het redden van een oeroude pagode of de Chinese rivierdolfijn.’
Zou ons onderwijs zich niet ook moeten richten op het beantwoorden van ethische vragen? Ik ben bezig met een stuk waarin ik die vraag probeer te beantwoorden. Leestips zijn meer dan welkom!