Het was 1969 en in New York had kunstenaar Mierle Laderman Ukeles een probleem. Ze had net een kind gekregen – een meisje, een zegening – en de zorg voor de baby en het huishouden slokten al haar tijd op. Wanneer moest ze kunst maken?

Ze kanaliseerde haar frustratie in een voor die tijd en plaats gebruikelijke vorm: een manifest. Ukeles’ telde en vormde de basis voor haar verdere werk, als moeder en als kunstenaar. De oplossing voor haar probleem bleek even simpel als inventief: het werk dat ze thuis deed – het onderhoudswerk, maintenance – zou vanaf nu aan ook haar Werk als kunstenaar zijn. Als Marcel Duchamp dan kon zij het huishouden tot performance omdopen: ‘Everything I say is Art is Art. Everything I do is Art is Art.

In de vijf decennia die volgden deed Ukeles precies wat ze zich in haar manifest had voorgenomen. Het aan- en uitkleden van haar kinderen werd een performance, die ze Ze boende de trappen van een museum, harkte bladeren bijeen op een campus, waste de stoepen van SoHo, Ze interviewde onderhoudspersoneel in een kantoor in downtown Manhattan over hun werk. Ze schudde alle 8.500 vuilnismannen van New York en maakte choreografieën voor vuilniswagens.

After the revolution, who’s going to pick up the garbage on Monday morning?

Ukeles haalde dat wat normaal op de achtergrond draait naar de voorgrond. Een van de boodschappen van haar kunst: we denken er misschien nooit over na, maar zonder dit soort onderhoudswerk – vaak saai, vaak repetitief, eindeloos, behoudend – zijn we nergens. Of, zoals ze het in haar manifest schreef: ‘After the revolution, who’s going to pick up the garbage on Monday morning?’

Mierle Laderman Ukeles, Touch Sanitation Performance, 1979-1980. Citywide performance with 8,500 Sanitation workers across all 59 New York City Sanitation districts. Courtesy of Ronald Feldman Fine Arts, foto: Robin Holland.

Ik kwam Ukeles op het spoor tijdens de research voor een onderwerp waar ik al een poos over nadenk – u raadt het al, onderhoud. – op verandering en vernieuwing en radicale omslagen – en onderhoud is in veel opzichten het tegenovergestelde daarvan. Vandaar misschien dat we er doorgaans weinig aandacht voor hebben – ondanks het feit dat een groot deel van onze levens in het teken staat van simpelweg zorgen dat de boel ongeveer blijft draaien zoals-ie draait.

Aan innovatie is het ene na de andere gewijd; wie literatuur zoekt over onderhoud komt niet veel verder dan (Ik ben het nu aan het lezen, vond dat ik deze klassieker nu echt niet langer kon ontlopen. Eerste indruk: mmmkay. Maar ik ben nog maar net begonnen, dus alles kan nog veranderen.)

Het is alsof we niet zijn uitgerust met de juiste taal, de juiste concepten, om onderhoud te kunnen zien voor wat het is. En dat is niet onproblematisch: veel onderhoudswerk – van het nachtelijk repareren van het spoor tot – is zware arbeid die we, deels door de onzichtbaarheid ervan, niet goed op waarde weten te schatten.

Hoe dan ook, de laatste jaren lijkt er hier en daar meer interesse in onderhoud te ontstaan:

Zijn die snippers tezamen genoeg om een maatschappijbrede ‘herwaardering van onderhoud’ uit te roepen? Was Ukeles, achteraf gezien, een pionier en een visionair die al vroeg begreep wat nu pas langzaam tot ons allemaal begint door te dringen? Daar ben ik nog niet uit. Blijft lastig, dat trendwatchen – en sowieso ook niet mijn vak. (Al is het misschien veelzeggend dat het Queens Museum eind vorig jaar aan het werk van Ukeles wijdde, die ).

Sociologen, filosofen, historici en antropologen verdiepen zich in onderhoud

Voorlopig verzamel ik voorbeelden, en volgende week mag ik mijn voorlopige inzichten delen tijdens een lezing in Den Haag. Ik ben benieuwd naar de reacties daar. Kennen jullie goede voorbeelden, lees-, kijk-, of luistertips rondom dit thema? Ik hoor het graag!

(Zen en de kunst… heb ik dus al; de het en het verhaal in The New Yorker over ook. Ik definieer onderhoud voorlopig als werk dat zorgt dat de dingen blijven functioneren – lekker breed dus.)

Tot de volgende nieuwsbrief,

Lynn