‘Met Sjaanet. Hey hoi. Mijn dag was goed hoor, hoe was jouw dag? Mooi dat die vergadering goed ging. Wat eten we vanavond? Oh lekker, tortellini’s. Maar je zegt gewoon ‘tortellini’ hoor, dat is al meervoud. Ja ík weet dat, maar niet iedereen heeft Italiaanse les gevolgd natuurlijk. In Toscane. Er zijn ergere plaatsen om twee maanden door te brengen. Met rucola? Oh wat lief dat je daar aan gedacht hebt. Ik ben dol op rucola! Nee schat, tortellini. Dat ís al meervoud.’

Sjaanet telefoneert voor anderen. Ze herhaalt zorgvuldig alles wat de man aan de andere kant van de lijn zegt, zodat de hele coupé haar gesprek kan volgen

Sjaanet, mijn overbuurvrouw in de trein, telefoneert voor anderen. Ze herhaalt zorgvuldig alles wat de man aan de andere kant van de lijn zegt, zodat de hele coupé haar gesprek kan volgen. Ik vraag me af waarom. Misschien probeert ze te pochen, met haar man die voor haar kookt en haar reisje naar Toscane. Of probeert ze op deze manier een gesprek uit te lokken. Dat ze hoopt dat ik haar na haar telefoontje aantik en zeg: ‘Ik hoor dat je tortellini’s eet vanavond, lekker hoor.’ En dat Sjaanet dan kan zeggen: ‘Lekker he? Maar het is gewoon ‘tortellini’ hoor, dat is al meervoud.’

Ik vraag me af of de man van Sjaanet ook telefoneert voor anderen. Of hij ook ergens in een trein zit te bellen, en dat ze dan allebei hetzelfde gesprek voeren, afzonderlijk van elkaar. ‘Hoi hey. Dag Sjaanet. Hoe was je dag? Mijn dag was goed hoor, de vergadering ging super. We eten vanavond tortillini’s. Oja, tortellini, dat is al meervoud. Ja, jij weet dat natuurlijk, met je Italiaanse les. Waar ook alweer? Juist, in Toscane. Heerlijk zeg, om daar een tijdje te zitten. Hoelang ook alweer? Twee maanden ja, super joh. En omdat ik weet dat je rucola zo lekker vindt, doe ik dat vanavond ook bij de tortellini’s. Och, natuurlijk. Sorry.’

Maar ik betwijfel het. Waarschijnlijker is zijn aandeel in het gesprek: ‘Hey. Hoe was je dag? Goed, de vergadering ook. Tortellini’s. Oja. Heb ook rucola bij die tortellini’s. Oja.’

Sjaanet hangt op en kijkt me aan alsof we in gesprek waren voordat haar telefoon ging. Alsof ze wil zeggen: ‘Sorry daarvoor. Waar waren we ook alweer?’

Maar we waren helemaal nergens, en ik durf ook niet over tortellini’s te gaan praten, dus weet ik niet goed hoe ik moet reageren op haar verwachtingsvolle blik. Ik probeer naar haar te lachen, maar het gaat niet van harte, waardoor het lijkt alsof ik gewoon mijn tanden laat zien. Sjaanet fronst en kijkt richting mijn buurvrouw voor een betere reactie. Die zit een sudoku te maken, dus Sjaanet heeft pech. Ze kijkt nogmaals mijn kant op. Ik ben onbewust gaan fronsen doordat zij ging fronsen, en zo staat mijn gezicht nog steeds. Sjaanet schrikt ervan en kijkt teleurgesteld naar buiten. Het lijkt erop dat ik dit niet meer goed kan maken.

Gelukkig gaat Sjaanet straks lekker eten.