Nederlandse kinderen spelen graag buiten in de regen, hechten amper waarde aan status, zijn heel blij met tweedehands speelgoed en krijgen iedere dag hagelslag op hun witte boterham.

Althans, als je het artikel moet geloven dat in januari van dit jaar verscheen in de sectie ‘Woman’ van de Britse krant Aanleiding van het stuk is het recent verschenen boek Daarin verklaren de Amerikaanse expatmoeders Michele Hutchison en Rina Mae Acosta op basis van hun persoonlijke ervaringen waarom Nederland volgens Unicef de gelukkigste kinderen van de hele wereld heeft.

Hoewel ik bij het lezen van het stuk bijna de slappe lach kreeg van de generalisaties en de upper-class-blik van de vrouwen – de observaties worden deels gedaan in de speeltuin van het Amsterdamse Vondelpark, waar welvarend Amsterdam-Zuid zijn kinderen uitlaat – werkt een buitenlandse blik op de ingesleten gewoonten van een land meestal wel verfrissend.

Buiten spelen zonder toezicht

Hutchison en Mae Acosta constateren bijvoorbeeld dat Nederland een van de weinige westerse landen is waar kinderen mogen buiten spelen zonder dat hun ouders ze permanent in de gaten houden. Daar mogen we wel wat vaker bij stilstaan. Daarnaast is Nederland vrijwel het enige westerse land waar kinderen vanaf een jaar of tien (afhankelijk van de verkeersdrukte soms eerder of later) alleen op de fiets naar school gaan.

Dat is echt iets om te koesteren. Kinderen worden van dit soort dingen niet alleen gelukkiger, maar ook zelfstandiger, zelfverzekerder en handiger.

Maar het door Unicef gemeten succes van ons kindbeleid en onze opvoeding heeft ook een keerzijde. Het leidt soms tot een zekere zelfgenoegzaamheid. Iedere kritiek op ons kindbeleid kan namelijk onmiddellijk worden gepareerd: wij hebben toch de gelukkigste kinderen van de wereld?

Ik sta niet alleen in deze observatie. Vorige week woonde ik een bijeenkomst bij van de International Step by Step Association (ISSA). Dat is een internationaal opererende maar in Nederland gevestigde organisatie die probeert – samen met organisaties als Unicef – de ontwikkeling van het jonge kind (en de belangrijke rol van de omgeving hierin), wereldwijd hoger op de politieke agenda te

Geluk: eerder een vloek dan een zegen

Sinds kort richt ISSA zich ook op Nederland. En dat is geen gemakkelijke opgave, merkte ik aan de aanwezigen – waaronder een groep buitenlanders waarvan sommigen al langere tijd in Nederland wonen en zich internationaal bezighouden met ontwikkelingskansen van kinderen. De Servische psycholoog en ISSA-programmamanager Zorica Trikic drukte zich het stelligste uit. Zij stelde dat onze ‘land-met-de-gelukkigste-kinderen’-status natuurlijk geweldig is, maar tegelijkertijd ook een vloek (ze had het over the burden of the happiest child).

Zelfs in conservatieve landen als Engeland laten beleidsmakers en politici zich adviseren door ontwikkelingspsychologen en neurowetenschappers om te zorgen dat de ontwikkelingskansen van jonge kinderen groter worden - bijvoorbeeld door uitbreiding van het verlof voor ouders naar een jaar, betere voorlichting voor ouders, en het oprichten van goede en toegankelijke peuterscholen voor kinderen vanaf twee

Maar in Nederland blijkt de politiek niet erg ontvankelijk voor de kennis over de ontwikkeling van het baby- en peuterbrein - kennis die inmiddels wereldwijd wetenschappelijk wordt Crèchemedewerkers in Nederland zijn relatief laagopgeleid, de marktwerking in de kinderopvang maakt het bijna onmogelijk om kinderopvang te bieden van echt hoge en constante kwaliteit (tenzij je er wat meer geld voor neer kunt tellen als ouder), de verlofmogelijkheden voor ouders zijn zeer mager ten opzichte van veel landen om ons heen en alleen mogen gratis naar de peuterschool.

Daarnaast krijgen ouders amper voorlichting op consultatiebureaus over de breinontwikkeling van hun kind en over het belang van hechting. De Sociaal Economische Raad heeft hier weliswaar maar tijdens de verkiezingen waren er die hier echt een punt van maakten.

Opgroeien in armoede

En dat is niet de enige manier waarop het Nederlandse kindbeleid te wensen overlaat. Tijdens de ISSA-bijeenkomst werd door een van de aanwezigen nog even fijntjes gewezen op de voor kinderen tamelijk dramatisch uitpakkende het mislukken van het passend onderwijs (met als gevolg dat er steeds meer kinderen komen te zitten) en de stijging van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede – inmiddels

En Hutchison en Mae Acosta mogen dan enthousiast zijn over het ‘feit’ dat kinderen hier nauwelijks druk voelen van school om te presteren; Nederland is nog steeds een van de weinige landen waar kinderen zó jong worden ingedeeld op schoolniveau. Hierdoor gaat veel talent verloren, zo oordeelde de onlangs nog.

In Nederland gaat veel talent verloren

Tijdens zijn laatste bezoek als president aan Europa hield Barack Obama een mooie in Hannover. Hij stelde onder meer dat we wat vaker stil moeten staan bij de relatief hoge levensstandaard die we in Europa in de afgelopen honderd jaar hebben bereikt. Maar hij zei ook dat we niet moeten aannemen dat dit vanzelfsprekend zo blijft - we can’t take it for granted. Als we deze standaard willen behouden, moeten we vooruitkijken en onderhoud plegen.

Iets vergelijkbaars zou je kunnen zeggen over het Nederlandse jeugdbeleid. Kinderen zijn relatief gelukkig hier, maar we can’t take that for granted. We moeten afbraak voorkomen, onderhoud blijven plegen en blijven innoveren. Niet alleen om te voorkomen dat we onze gunstige positie verliezen, maar vooral om ervoor te zorgen dat een kleine maar groep kinderen buitenspel wordt gezet.

Geluk zou niet alleen weggelegd moeten zijn voor kinderen die spelen in het Vondelpark. En met de huidige wetenschappelijke kennis over de ontwikkeling van kinderen is het geen onmogelijke opgave om dit voor elkaar te krijgen.