Jihadisten op tv: mag dat?

Femke Halsema
Correspondent Samenleving & cultuur

Vorige week zond actualiteitenrubriek Nieuwsuur een interview uit met de Nederlandse oud-militair en jihadist Na afloop gonsde het op de sociale media. Er waren complimenten voor de journalisten (Roozbeh Kaboly en Jan Eikelboom) die hem hadden opgespoord, acht maanden hadden gevolgd en uiteindelijk geïnterviewd.

Maar de verontwaardiging spatte ook van het internet af. Onbegrijpelijk vonden velen het dat Yilmaz zoveel ruimte kreeg om kritiekloos reclame te maken voor de gewapende strijd in Syrië. Die kritiek werd versterkt doordat de Nationaal Coördinator Terrorisme, Dick Schoof, sprak van een ‘stukje normalisering’ van het gewelddadig jihadisme en Peter Knoope, directeur van The International Centre for Counter-Terrorism (ICCT), dat Nieuwsuur de jihad als een ‘goed doel’ had weergegeven. 

Die kritiek op de Nieuwsuur-journalisten is niet fair. Juist dankzij hun vragen weten we dat deze Yilmaz, zij aan zij met ‘de broeders van Al-Qaeda,’ vecht voor een islamitische staat en dus slecht nieuws is voor iedereen (in Syrië en elders) die van de democratische rechtsstaat houdt. Bovendien werden Yilmaz’ uitspraken in de uitzending ook keurig van kritisch commentaar voorzien door terrorisme-expert Edwin Bakker.

Het is logisch dat de nationale terrorismebestrijder liever geen wandelende reclame ziet voor de gewelddadige Jihad in Syrië. Alleen heeft een journalist andere afwegingen te maken

De pijn van veel critici van de uitzending lijkt erin te zitten dat een Syrische jihadist überhaupt zendtijd krijgt. Ondanks dat de betrokken journalisten heel andere intenties hebben, is het ook een onbehaaglijke gedachte als de Nederlandse publieke omroep wordt gebruikt als kanaal voor rekrutering en propaganda. Zeker als de geïnterviewde jihadist daarbij nog eens een hoge aaibaarheidsfactor heeft en grappen maakt over de ‘kapsalon’ en Dr. Pepper die hij mist. Het is logisch dat de nationale terrorismebestrijder liever geen wandelende reclame ziet voor het geweld in Syrië. Alleen heeft een journalist andere afwegingen te maken. 

In zijn prachtige boek Achter het front  Nieuwsuur-journalist Jan Eikelboom van zijn eeuwige worsteling met oorlogspropaganda. Het boek opent met zijn eerste reis naar Syrië nadat de oorlog daar is losgebarsten.   

Alleen met toestemming van het bewind van Assad komt hij het land in. Hij heeft zich te verantwoorden op het ‘ministerie van Informatie’ en krijgt een oppasser mee. In Damascus ziet hij weinig van de oorlog, de terrassen zitten nog vol en het gewone leven gaat door. Daarover bericht hij ook. 

Hij is zich er echter ook scherp van bewust, blijkt uit zijn boek, dat zijn informatie gestuurd kan zijn en hij heeft grote moeite feiten te verzamelen. Hoewel hij in zijn volgende reportages veel aandacht besteedt aan de misdrijven die het regime pleegt, bericht hij ook al snel over de gruwelijkheden van de oppositie tegen Assad. Ogenblikkelijk wordt hem het verwijt gemaakt partij te kiezen voor het regime en Nieuwsuur zelfs door de Media-ombudsman tot de orde geroepen. 

Pas als mensenrechtenorganisaties ook over martelingen door rebellen rapporteren, luwt de kritiek. Interessant is evenwel dat gelijk met de heen-en-weer-slingerende pendule van de publieke opinie over de ‘goeien’ en de ‘kwaaien’ in Syrië het commentaar op de nieuwsrubriek wisselt. Na de uitzending over Yilmaz klinkt het verwijt dat Nieuwsuur zich leent voor propaganda voor de jihad; twee jaar eerder werd, vond men, Assad onterecht op zijn wenken bediend. 

Eikelbooms klassieke journalistieke verweer tegen alle critici is dat hij ‘een buitenstaander’ is die geen partij kiest maar enkel de ‘feiten’ en de ‘waarheid’ wil kennen: ‘volledige objectiviteit bestaat niet, maar journalisten moeten er wel naar streven.’

Het is een loffelijk maar ook onhoudbaar voornemen. Zeker in Syrië, dat langzaam verandert in ’s werelds grootste gekkenhuis, is de scheiding tussen meningen en feiten, tussen strijders, handlangers en burgers niet meer te trekken. Onvermijdelijk zit er propaganda in het nieuws zoals er ook nieuws zit in een propaganda-bedrijvende jihadist. Even onvermijdelijk valt elke oorlogsjournalist, hoe waarheid-zoekend ook, daaraan ten prooi.

De beroemde oorlogsverslaggever Sebastian Junger beschreef in zijn boek War al dat het onmogelijk is om objectief te schrijven over de mensen die op je schieten. Oorlog en objectiviteit zijn onverzoenlijke grootheden. Junger heeft daarop maar één antwoord: eerlijkheid over het tot stand komen van

Eikelbooms boek is niet alleen een fascinerend verslag van 25 jaar oorlogsverslaggeving, maar ook een grondige analyse van de totstandkoming van oorlogsnieuws

Eikelboom beschrijft in zijn boek de druk en misleiding waaraan hij blootgesteld wordt, en de onmogelijkheid om uit de kluwen van oorlogspropaganda van strijdende partijen de feiten, laat staan de waarheid, te destilleren. Anders dan zijn ‘ouderwetse’ (aldus Eikelboom) journalistieke principes doen vermoeden, is zijn boek juist een heel precieze en eerlijke logenstraffing van objectiviteit als uitgangspunt van oorlogsjournalistiek. Zijn boek is daardoor niet alleen een fascinerend verslag van 25 jaar oorlogsverslaggeving, het is ook een grondige analyse van de totstandkoming van oorlogsnieuws. Objectiviteit bereikt hij niet, eerlijk is hij wel. 

Het interview met Yilmaz verdient uitzending, omdat het ons als kijkers inzicht geeft in de drijfveren van een Nederlandse strijder en misschien ook een glimp toont van de jihadistische propagandamachine. Maar precies bij dat laatste knaagt er ook iets. Op Twitter antwoordde journalist Roozbeh Kaboly op een vraag naar de eisen die Yilmaz had gesteld, dat er geen enkele was geaccepteerd. Dat had ik me tijdens de uitzending ook afgevraagd. En ook hoe de onderhandelingen met Yilmaz verliepen. Of hoe zijn vertrouwen uiteindelijk werd gewonnen.

Propaganda en misleiding zijn deel van oorlogsvoering, zeker in Syrië waar elke strijdende partij op zoek is naar internationale steun, geld en wapens. Om bij al deze manipulatie als kijker en lezer nog te kunnen vertrouwen op wat je ziet en leest, helpt meta-journalistiek: journalisten die de illusie van objectieve journalistiek verruilen voor een openhartige reconstructie van het dagelijkse gevecht om informatie dat ze zelf leveren. Eikelboom doet in zijn boek een bewonderenswaardige poging. Het mag wel meer navolging krijgen, ook bij zijn eigen rubriek.