Jouw thuis is het mijne niet, Thierry Baudet
We kunnen niet zonder een thuis, betogen vijf essayisten in het door Thierry Baudet en Geert Mak samengestelde boekje Thuis in de tijd. Het Europa van nu zou het thuisgevoel ondermijnen. Maar is het eigenlijk wel wijs een politieke gemeenschap met een huis te vergelijken?
In de hierboven afgebeelde blokhut bracht de architect Le Corbusier jarenlang de maand augustus door. Hij noemde het door hemzelf ontworpen vakantiehuisje zijn kasteel aan de Côte d’Azur. Als ik de foto’s van de buitenkant en het interieur zie, denk ik: wat een warm nest, wat een heerlijk thuis. Maar in het zojuist uitgekomen boek Thuis in de tijd schaart Thierry Baudet Le Corbusier onder ‘de meest misdadige modernisten.’ De verwoesting die modernistische architecten en stedenbouwers van zijn soort hebben aangericht, is in de ogen van Baudet een van de oorzaken dat we ons niet meer thuis voelen in onze omgeving.
Nu denkt u misschien: die Vanheste is niet eerlijk. Deze hut is nogal a-typisch voor de Zwitsers-Franse architect. De echte Le Corbusier is die van de Cité radieuse in Marseille. Zeker: dit flatgebouw is een enorme betonnen kolos. Maar bij nadere beschouwing is het bouwwerk rijk aan wonderschone patronen en details. Ik herinner me enkele jaren geleden een mooie documentaire gezien te hebben - ik vermoed La Maison du Fada, helaas niet online terug te kijken - waarin bewoners die er in 1952 introkken vertelden dat dit het huis was waar ze tot aan hun dood wilden wonen.
Europese renaissance
In Thuis in de tijd willen de conservatieve jurist en historicus Thierry Baudet en de progressieve journalist en schrijver Geert Mak het verlangen naar een thuis rehabiliteren. Ze vroegen vijf essayisten met hen mee te denken over waar hun thuisgevoel in schuilt en of daar in de Europese Unie nog wel plaats voor is.
In hun gezamenlijke inleiding verwijten Baudet en Mak de sociaal-democratie en het liberalisme begrippen als ‘gemeenschap,’ ‘plaats’ en ‘traditie’ aan de kant geschoven te hebben. De tegenpolen Baudet en Mak vinden elkaar in de stelling dat het thuisgevoel is ondergraven door drie ‘megatrends.’ De woekering van het functionalisme, dat steden, maar ook instituties als een soort machines opvat. De ongekende immigratie van de afgelopen decennia. En de globalisering, het feit dat de ‘context waarin we werkten, dachten, droomden, politiek bedreven en het leven vierden’ steeds internationaler werd.
Het is natuurlijk bewonderenswaardig dat Baudet en Mak, zoals ze zelf zeggen, ‘uit de loopgraven klauteren’ en samen proberen verder te denken over de vraag of en hoe we ons thuis kunnen voelen nu de Europese Unie de fundamenten van ons nationale huis ondergraaft. Alleen blijken hun denkwegen na de gemeenschappelijke inleiding in hun eigen essays al snel ver uiteen te lopen.
Mak poetst in zijn bijdrage het onderscheid op dat de Franse denker Michel de Certeau maakte tussen ‘ruimte’ en ‘plaats.’ Ruimte staat voor vrijheid, dynamiek en lucht. Plaats, schrijft Mak, voor ‘waar we ons thuisvoelen, waar traditie en omgangsvormen voorspelbaarheid, orde en veiligheid bieden.’
In een veilig huis dreigen beklemming en bekrompenheid, in de vrije ruimte chaos en vervreemding
De schrijver van In Europa betoogt overtuigend dat we enkel kunnen leven als plaats en ruimte in balans zijn. In een veilig huis dreigen beklemming en bekrompenheid, in de vrije ruimte chaos en vervreemding. Het probleem van de Europese Unie is volgens Mak dat dit evenwicht zoek is. ‘Europa was en is bij uitstek de ruimte, met zijn streven naar vrij verkeer van goederen, kapitaal, personen en diensten, met het opheffen van grenzen,’ schrijft hij.
Maar een weg terug, terug naar de veilige moederschoot van de natiestaat Nederland, is er naar zijn overtuiging niet. De grote financiële en economische problemen, laat staan vraagstukken op het gebied van energie en klimaat, zijn niet meer op nationaal niveau op te lossen. Ook zonder de Europese Unie was onze nationale soevereiniteit geërodeerd.
Met de huidige EU heeft Mak weinig op. Het is de boodschappenjongen van ‘een nieuw soort superkapitalisme’ waarin de financiële sector almachtig is en de overheid buiten spel staat. De macht van de lobby is er ‘overweldigend.’ Ook wijst hij erop dat in binnen de Unie in de afgelopen vijftig jaar nauwelijks een gemeenschapsgevoel is gegroeid. En door de crisis en de daarop volgende bezuinigingswoede heeft de onderlinge solidariteit nog meer averij opgelopen.
Maar na al die somberheid tovert Mak een konijn uit de hoge hoed: ‘Er komt na deze crisis een Europese renaissance.’ Hoe die wedergeboorte eruit zal zien, blijft evenwel rijkelijk vaag. Als ik het goed begrijp, wil hij dat de EU ophoudt een uniforme technocratie over heel Europa uit te spreiden. Innovatie en creativiteit die lokaal, in steden en regio’s, opbloeien, moeten alle ruimte krijgen. Maks essay heet ‘Thuis in Europa.’ Maar zijn boodschap lijkt meer te zijn dat de Europese Unie de burger de kans moet bieden thuis te zijn in zijn eigen dorp, streek of stad.
Het is geen gezelligheidsvereniging
Voor Baudet is het überhaupt een fantasie dat we ons thuis kunnen voelen in Europa. Het scheppen van een wij-gevoel op nationaal niveau is in zijn ogen al geen sinecure. Dat we dat op het hogere schaalniveau van de Europese Unie samen met de Polen, Bulgaren en Portugezen kunnen bereiken, mogen we helemaal vergeten. Democatie vergt, zoals het woord al zegt, een ‘demos’, een volk. En een volk is een grote groep mensen die het gevoel hebben bij elkaar te horen. Een democratie kan daarom alleen op nationaal en niet op Europees niveau bestaan, concludeert Baudet.
De vraag is hoe sterk dit wijgevoel moet zijn om een poltieke gemeenschap te stutten. Een democratie is geen gezelligheidsvereniging. De in 2011 overleden Ierse politicoloog Peter Mair, die vaak door eurosceptici wordt aangehaald omdat hij betoogde dat de Europese Unie ten diepste ondemocratisch is, bekritiseerde het idee dat een democratie alleen kan bestaan in een cultureel homogene natie. Democratische systemen zijn denkbaar op multiculturele, zelfs multinationale grondgebieden, vond Mair. Dat bewezen naar zijn smaak landen als België, Zwitserland en Canada.
Baudet leeft liever in een homogeen nationaal thuis. En hij meent dat dit huis van alle kanten bedreigd wordt. Door modernistische architecten die onze omgeving vernielen. Door Europese regelzucht. En door massale immigratie. Die brengt, schrijft hij, ‘grote groepen mensen naar ons land die niet zelden andere opvattingen hebben over goed en kwaad, andere gewoontes en gebruiken en een volkomen ander historisch referentiekader.’
Het is dit type redeneringen dat sterk het gevoel geeft dat de enige echte dissidente stem in de bundel het gelijk aan zijn kant heeft. Hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak verzet zich überhaupt tegen pogingen een thuis te scheppen. Want ‘het is bij de gratie van exclusiviteit dat we ons thuis voelen.’ Dat zagen we aan de felheid waarmee diegenen die de traditie van Zwarte Piet waagden ter discussie te stellen, werden bestreden. ‘Het Nederlandse huis bleek een wit huis te zijn en de enige echte bewoners degenen die er al het langste zijn,’ becommentarieert Duvyendak. ‘Als de natie een huis wordt, telt de familieboomstam en gaan we onderscheid maken tussen "echte" en "minder echte" Nederlanders.’
Persoonlijk voel ik mij meer thuis in de Brusselse brasserie L’Horloge du Sud, waar een kakofonie van talen klinkt en mensen van alle kleuren en leeftijden samen komen
Als de bijdragen in Thuis in de tijd iets bewijzen, is het dat mensen bij een thuisgevoel zelden aan de natie denken. De Nederlandse, al decennia in België woonachtige dichter en essayist Benno Barnard voelt zich thuis in ‘domineesland,’ de traditionele protestantse cultuur van zijn vader. Marita Mathijsen, emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde heeft een ‘heemgevoel’ op de zandgronden in Midden-Limburg waar ze geboren is. Geert Mak ontdekt zijn diepe verbondenheid met het Friese dorp Jorwert, als hij verhuist naar een andere plek.
Persoonlijk voel ik mij meer thuis in de Brusselse brasserie L’Horloge du Sud, waar een kakofonie van talen klinkt en mensen van alle kleuren en leeftijden samenkomen, dan in de uniforme, in oranje uitgedoste mensenmassa op Koninginnedag. Nu wil ik niemand voorschrijven dezelfde gevoelens te hebben. Baudet doet dat wel. Omdat hij het werk van Le Corbusier niet mooi vindt, beschouwt hij het als een misdadige bedreiging van ons aller thuisgevoel. Omdat hij veel van de mensen uit andere landen ziet als vreemdelingen met andere opvattingen over goed en kwaad, wil hij ze een tijdelijke werkvergunning geven en dan weer buitenwippen. Als een thuisgevoel betekent dat we de eigen voorkeuren aan iedereen opleggen en anderen uitsluiten, hoop ik dat alle pogingen een nationaal of Europees thuisgevoel te scheppen zullen falen.