Er is een zomer geweest waarin ik drie keer door een meeuw op mijn hoofd werd gepoept. Ik geloof de zomer van 2004: twee keer was ik in gezelschap van mijn kersverse verkering en de derde keer was ik met twee vriendinnen in Parijs. We zaten op het plein voor Centre Pompidou. Met servetjes en bruiswater veegden zij de klodders uit mijn haar, daarna gingen we naar binnen.

Het was mijn eerste bezoek aan het museum: geen idee welke tentoonstellingen er aan de gang waren, en ik kan me ook geen enkel kunstwerk meer voor de geest halen. Wat ik me wel herinner is dat er ergens, in zwartleren fauteuils op één of andere verdieping, twee meisjes lagen te slapen.

Ik vermoed dat het toeristen waren, moe van de jetlag of het gesjouw of het kijken naar kunst. Ze lagen over de leuningen gevouwen, hun hoofden naar elkaar toe, helemaal vertrokken. Het had iets intiems, en ook iets komisch – die gesloten ogen, die slapende lichamen, in een setting die toch vooral om aandachtig kijken draait.

Dat ik me die meisjes nog kan heugen en de kunst niet, komt door de foto die ik van hen heb gemaakt. Zo nu en dan kom ik die weer tegen, op zoek naar iets anders in de berg met afdrukken en contactprintjes. Erg esthetisch is het beeld niet, maar het houdt de herinnering levend, en dat was denk ik het punt.

Over mensen en musea

Ergens in de serie Musea, van is een suppoost in slaap gevallen. Hij zit voorover gezakt in een stoel, gunt ons een blik op zijn kalende hoofd. Of misschien is hij niet in slaap gevallen, en keek hij gewoon even naar zijn schoen, precies op het moment dat Claasen voorbijkwam en hem fotografeerde. Ik vind het leuker om te denken dat hij slaapt; het effect is komischer, en het tafereel intiemer.

(Slapen is over het algemeen een privé-aangelegenheid; zodra mensen het in de publieke ruimte doen, worden allerlei normen overschreden. Dat er in steeds meer stations en parken bankjes staan waarop het onmogelijk is languit te gaan liggen, komt deels voort uit een poging publiek en privé gescheiden te houden, en daklozen, die van de straat hun huiskamer hebben gemaakt, te weren.)

Uit de serie ‘Musea’, van Caspar Claasen

Vandaag publiceren we Musea op De Correspondent; Een paar jaar geleden zag ik Claasens foto’s van mensen in musea voor het eerst – ik werkte toen aan en kwam zo met hem in contact.

Waar ik zelf vaak geneigd ben andere museumbezoekers als een last te ervaren, daar ziet Claasen hen als cruciaal onderdeel van het visuele spektakel dat een museum nu eenmaal biedt. Met een milde blik en perfecte timing weet hij die kijk op museumbezoekers over te brengen. Het resultaat is ontroerend, grappig, én leerzaam; en transporteerde mij ook even terug naar die zomer van 2004.

Uit de serie ‘Musea’ van Caspar Claasen.

Dat van die meeuwenpoep leek me destijds een slecht voorteken, maar de rest van ons verblijf verliep vlekkeloos en de verkering ging pas twee jaar later uit. Het viel uiteindelijk alles mee, bedoel ik dus. En dat ik me de kunst niet kan herinneren lijkt me achteraf gezien ook geen ramp: de bezoekers zijn minstens zo interessant, heb ik inmiddels geleerd.

Benieuwd of jullie de foto’s net zo mooi vinden als ik,

Tot de volgende mail,

Lynn.