Het zijn er nog steeds 842 miljoen mensen te veel, maar het nieuws van anderhalve week geleden was gematigd positief: het aantal mensen met honger neemt af. De Food and Agriculture Organization (FAO) van de Verenigde Naties (VN) bracht het rapport 2013 uit. De belangrijkste bevindingen: rond 1991 hadden 1,05 miljard mensen honger, vorig jaar waren dat er bijna 200 miljoen minder. Als we de cijfers afzetten tegen de omvang van de mondiale bevolking, die flink is gegroeid, dan is het aantal hongerige mensen in dezelfde tijd gedaald van 18,9 naar 12 procent. Het aantal mensen met honger neemt af, omdat er minder armoede is. Vooral in Zuidoost-Azië wordt grote vooruitgang geboekt. Ondanks de politieke onrust, loopt ook de honger terug in Noord-Afrika. 

88 procent van de mensen heeft dus geen honger, goed nieuws toch?

Ja. De vrees was dat meer mensen in de problemen zouden komen vanwege de economische crisis en de hevig fluctuerende voedselprijzen. Die negatieve effecten lijken mee te vallen. Daarnaast liggen de Verenigde Naties nog op koers om de te halen. Het percentage hongerige mensen moet tussen 1990 en 2015 worden gehalveerd. 

Maar…

Een eerdere ambitie wordt bij lange na niet gehaald. Op de World Food Summit in 1996 werd afgesproken dat het totale aantal hongerigen tussen 1990 en 2015 moet halveren tot maximaal 500 miljoen. In 2015 zullen er vermoedelijk 800 miljoen hongerigen zijn, iets minder dan nu.

Daarnaast is belangrijk wat daadwerkelijk gemeten wordt in het laatste rapport. Niet alle honger telt namelijk mee. De FAO telt alleen ‘undernourishment’, dus ondervoeding. Ondervoeding is volgens de FAO een situatie waarin een jaar lang niet voorzien wordt in de dagelijkse energiebehoefte. Honger van een maand of week wordt dus niet meegerekend, terwijl dat toch vaak moet voor komen. Ik heb van die tijdelijke honger geen betrouwbare cijfers kunnen vinden.

Wat wordt dan wel gemeten?

De FAO meet in hoeverre mensen in hun minimale energiebehoefte kunnen voorzien, niet hoeveel ze daadwerkelijk te eten hebben. Die minimale energiebehoefte wordt voor de meeste landen rond 1800 kilo-calorieën (kcal) geschat, ongeveer drie Big Mac’s. Het precieze aantal verschilt per land, omdat in ieder land de bevolkingsopbouw anders is. Als in een land relatief veel kinderen zijn, is de gemiddelde dagelijkse energiebehoefte ook kleiner dan een land met relatief veel babyboomers, zoals Nederland. 

Het berekenen van deze minimale energiebehoefte luistert zeer nauw. Honderden miljoenen mensen zitten namelijk dichtbij deze grens. Als die grens ook maar íets verschuift, verruilen miljoenen mensen ineens van kamp: hongerig of niet-hongerig. 

Klopt die grens wel?

Daar is veel discussie over. Een minimale dagelijkse behoefte van 1800 kcal is weinig. De minimale behoefte in Nederland is volgens de FAO 2000 kcal. De daadwerkelijke gemiddelde inname ligt rond de 3200 kcal per dag. Daar komt bij dat juist veel arme mensen lichamelijk zwaar werk doen en dus een grotere energiebehoefte hebben. De FAO berekent ook ondervoeding in het geval dat mensen zwaar lichamelijk werk doen. Dan komt het percentage hongerigen een stuk hoger uit dan 12 procent, namelijk 18,8 procent. Overigens is dit percentage wel flink gedaald sinds begin jaren negentig. Toen kwam volgens deze rekenmethode een kwart van de wereldbevolking voedsel tekort.

Is dat het?

Nee, we zijn er nog niet. Het meten van de dagelijkse energiebehoefte zegt ook niets over of mensen wel voedzaam en gezond eten krijgen. Zoals iedereen die wel eens naar de Burger King of McDonalds gaat, weet: energierijk eten is niet per se gezond of voedzaam. 

Ook zegt het cijfer niets over wie er precies in een land honger heeft. De percentages hebben betrekking op nationale gemiddelden. Er worden geen enquêtes gehouden, of daadwerkelijke huis-aan-huis tellingen gedaan. De FAO kijkt vooral naar de landbouwproductie- en handelscijfers en laat daar de nodige statistiek op los. Daarmee wordt dus niet gemeten hoeveel voedsel daadwerkelijk geconsumeerd wordt, want er wordt bijvoorbeeld ook eten weggegooid.

Deze statistische methode is betrouwbaar, maar het is niet mogelijk om daarmee in kaart te brengen wie binnen een land honger heeft. Zijn het vooral kinderen? Is het vooral één bevolkingsgroep? Zijn het vooral vrouwen die zich het brood uit de mond sparen? Is er meer honger in stedelijke gebieden, of juist op het platteland?

Zijn er geen betere meetmethoden?

Op dit moment nog niet. FAO erkent dat de huidige methode gebreken heeft. Daarnaast is het eigenlijk niet zo interessant om de mate van ondervoeding te meten. Het is veel belangrijker om voedselzekerheid te meten. Dus: hoe goed zijn mensen in staat om in hun voedselbehoefte te voorzien? Dat is afhankelijk van de beschikbaarheid van het voedsel, de economische en fysieke toegang daartoe, of het juiste voedsel wordt geconsumeerd en in hoeverre landen bestand zijn tegen schokken als oorlogen, crises en klimaatverandering. Er is, voor zover ik weet, nog geen goed model om dit op landniveau betrouwbaar in kaart te brengen.

Samenvattend: de claim dat 842 miljoen mensen honger lijden is niet zo hard als het lijkt. Als de meetknopjes nét iets anders staan, of een definitie een pietsje wordt aangepast, zijn het er enkele honderden miljoenen meer of minder. Het is wel veilig te veronderstellen dat uiteindelijk veel méér mensen geregeld met een rommelende maag naar bed gaan. Voor hen zijn dit soort statistieken niet zo interessant. Zij willen gewoon genoeg, veilig en gezond eten.