Is het niet de taak van een fictieschrijver om zich met haar werk te mengen in het maatschappelijke debat?

Er gaat geen jaar voorbij of iemand in schrijversland werpt met veel bombast die eeuwige, retorische vraag weer op. Boos over navelstaarderij, kleinburgerlijkheid, spruitjeslucht die de Nederlandse literatuur verstikken; het gebrek aan grote grepen, grote onderwerpen, grote ambities.

Grace Paley in 1959. Foto: Getty Images

In de jaren tachtig was het literatuurprofessor Ton Anbeek, in de jaren negentig zijn collega Thomas Vaessens en een paar jaar geleden was het schrijver A.H.J. Dautzenberg, die voor een herwaardering van literatuur die het debat durft aan te gaan, stelling durft te nemen en zich niet terugtrekt in estheticisme en zelfonderzoek.

Een even voorspelbare, gangbare tegenwerping is dat de literatuur zich niets laat voorschrijven, ook geen engagement. De wijzere, derde positie is natuurlijk dat het een nobel streven is om te willen dat literatuur relevant is, maar dat de hele discussie een vals onderscheid veronderstelt tussen geëngageerde en niet-geëngageerde literatuur. Goede literatuur is altijd geëngageerd, of haar onderwerp nu de oorlog in Syrië is, of het dagelijks leven met twee kleine kinderen.

Weinigen maakten de valsheid van het onderscheid beter aantoonbaar dan de Amerikaanse dichter, verhalenverteller en activist Grace Paley (1922-2007). Zij laat zich in activistische tijden als deze bijzonder goed lezen als een schrijver die de plek van het individu in de maatschappij onderzoekt. Voor het eerst werd een van haar verhalenbundels dan ook onlangs in het Nederlands vertaald door Janneke van der Meulen. De langeafstandloopster en andere verhalen verscheen deze maand

Paley: een luie, geëngageerde schrijver

De kleine collectie verhalen die Paley ons naliet beslaat een heel spectrum van menselijk streven – thuis, op het werk en in de maatschappij. Maar op al die vlakken zijn Paleys personages evenveel mens, en op geen van die vlakken lijkt het leven haar minder te interesseren. Wat er tijdens het breikransje in het bejaardentehuis bekokstoofd wordt, beschrijft zij even levendig als de politieke demonstraties in de straten van het New York waar de meeste van de verhalen in deze bundel zich afspelen.

Grace Paley tijdens de Women’s Pentagon Action in 1980. Foto: Dorothy Marder

Het is het New York van de jaren zestig en zeventig, waar de buitenwijken gekleurd worden door schurende immigrantenculturen en waar de sociale en politieke onvrede borrelt onder het oppervlak.

Paley wordt daar in 1922 geboren in the Bronx, als Grace Goodside, dochter van joods-Russische immigranten. Haar moeder is een bevlogen socialist, haar vader een dokter, die zich Engels aanleert door Dickens te lezen. Bij het gezin thuis wordt Jiddisch en Russisch gesproken en Grace leert voor de buitenwereld Engels spreken met de karakteristieke, eigenwijze knauw die je in the Bronx veel hoort onder joodse en Italiaanse immigranten.

Schrijven staat bij Paley haar hele leven meestal op de tweede plaats; ze krijgt al vroeg twee kinderen met wie ze veel tijd doorbrengt en als activist is ze zeer actief binnen de vrouwen- en vredesbewegingen. Later doceert ze aan verschillende universiteiten.

Haar oeuvre is daarom bescheiden, maar ook compleet en vol leven. Zelf geeft ze in interviews toe dat luiheid haar hoofdzonde is als schrijver, maar ze meent ook dat zij in een paar verhalen weet te bereiken waar collega’s die langer van stof zijn een hele roman voor nodig hebben. Onbescheiden, maar waar.

Het dagelijks leven in al zijn complexiteit

Paleys verhalen zijn economisch, inderdaad, soms aforistisch, maar nergens simplistisch. Van een gepassioneerde activist zou je misschien verwachten dat haar werk bol staat van pamflettisme en moralisme, maar niets is minder waar. Het onderwerp van Paleys werk blijft het dagelijks leven in al zijn complexiteit en morele ambiguïteit.

De verhalen in De langeafstandloopster – haar tweede, die voor het eerst verscheen in 1974 onder de titel Enourmous Changes at the Last Minute – spelen zich af in huiskamers, keukens en speeltuintjes. De personages zijn het soort mannen en vrouwen zoals Paley ze om zich heen gehad moet hebben: een luidruchtige verzameling klagende joodse vrouwen, stoute kinderen, hosselende mannetjes, kwaaie taxichauffeurs, ongelukkige huisvrouwen, opscheppende dichters, brutale hoeren, kletsende socialisten en jubelende geliefden die zich van hun slechtste én charmantste kanten laten zien.

Hoe deze figuren en hun omgeving eruitzien is minder belangrijk voor Paley dan hoe ze klinken. De motor en de materie van haar verhalen bestaan niet zozeer uit plot, maar uit stem en toon. Dat heeft ze gemeen met haar moedertaalgenoot Isaak Babel, met wiens verhalen de hare vaak worden vergeleken. De schrijver geeft haar wereld niet weer als een lineaire opeenvolging van gebeurtenissen, maar als een kakofonie van stemmen, botsend en harmoniserend, klagend en filosoferend, waarin hele levens doorklinken.

Groot en klein onrecht

De toon en cadans van die stemmen lijken precies te klinken zoals je ze in die tijd in de straten van Brooklyn en the Bronx kon horen, maar tegelijkertijd doet Paley niet aan rechttoe-rechtaanrealisme. Ze betovert de taal van haar ‘werkers’ (zoals ze het terugkerende personage Faith eens noemde in een interview), zodat de alledaagse poëzie erin net een tandje is opgevoerd.

Ze betovert de taal, zodat de alledaagse poëzie erin net een tandje is opgevoerd

‘Hallo, m’n leven,’ laat ze een vrouw zeggen die op straat de man tegen het lijf loopt met wie ze ooit zevenentwintig jaar getrouwd was. ‘Hij zei: ‘Wat? Wie z’n leven? Het mijne in elk geval niet.’ Ik zei: ‘Ook goed.’ Bij echte meningsverschillen ga ik niet in discussie.’

Dit soort gelaten humor verlicht de hele bundel. Het is de reden dat Paleys proza vaak getypeerd wordt als accepterend en wijs; ze weet de pijn die het doet om een mens te zijn te integreren, te waarderen en echt te zien. Dat mag esoterisch klinken, maar het gaat om een radicale eerlijkheid en daarmee een mildheid ten aanzien van het dagelijks lijden. Paley respecteert en eert de pijn van haar strubbelende personages, of hun nu groot of klein onrecht wordt aangedaan.

En misschien zit daar wel de magie: haar verhalen, op hun mooist, tonen in de fonkelende flinters wijsheid die zich aan haar personages openbaren de verbinding tussen verschillende schalen van onrecht – tussen kleine oorlogen aan de keukentafel en grote oorlogen overzee.

Grace Paley in 1986. Foto: Louis Shelton

Haar wijsheid zit in haar begrip van de wereld

In ‘Het immigrantenverhaal’ heeft de optimistische verteller een gesprek met een pessimistische man. De man vertelt de verteller dat hij zijn vader ooit in de kinderkamer heeft zien slapen en altijd heeft gedacht dat dat kwam doordat zijn moeder niet met hem naar bed wilde.

‘Ze probeerde hem een schuldgevoel op te dringen,’ zegt de man boos. ‘Waar waren zijn ballen?’ De verteller antwoordt niet en deelt ons droogjes mee: ‘Dat is een vraag waar ik nooit op in zal gaan. Als je zoiets maar vaak genoeg op bezorgde toon blijft herhalen, kan het ertoe leiden dat de hele wereld in rook opgaat. Ik deed er twee minuten het zwijgen toe.’

Dit subtiel feministische statement klinkt even absurd als waar. Het is Paleys rabbijnachtige gevoel voor humor op z’n best: absurd, hilarisch, overtuigend. Haar wijsheid dringt zich nergens aan ons op als dogma of opgeheven vinger, maar toont zich in haar enorme begrip van de complexiteit van de wereld.

En hoewel Paley haar rollen als activist en als schrijver vervulde met eenzelfde gepassioneerde liefde voor die wereld, toont haar werk dat het twee verschillende dingen zijn en dat literatuur een eigen en onvervangbare rol speelt naast de concrete wereldverbetering van de activist. Om te spreken met een van Paleys grote voorbeelden, Anton Tsjechov: ‘Kunst is er niet om problemen op te lossen. Ze hoeft ze alleen maar op de juiste manier te formuleren.’

Meer verhalen?

Zo was het om transgender te zijn voordat dat woord bestond Wie was de schrijfster Andreas Burnier? Ik kende alleen haar naam. Door een fascinerende biografie ken ik nu ook haar werk, dat zich kan meten met naoorlogse tijdgenoten als Reve en Hermans. Ze wordt een transgender avant la lettre genoemd, maar etiketten bevielen haar eigenlijk niet. Lees mijn verhaal hier terug Wij vinden overal veel te snel wat van, vindt de belangrijkste Britse schrijfster van deze tijd Zadie Smith (1975) behoort tot de belangrijkste Britse schrijvers van dit moment. Ook in de Verenigde Staten en Europa wordt ze veel gelezen. We spraken haar in Amsterdam. Er was geen actuele aanleiding voor het gesprek, en dat past: Smith haat het nieuws. Net als snelle meningen, zelfdeceptie en dogmatiek. Lees het verhaal van Lynn en mij hier terug Podcast: Maak kennis met de agent die Transvaalkwartier en Schilderswijk wil regisseren Alle organisaties die actief zijn in het Haagse Transvaalkwartier leunen op zijn rapportages, contacten en straatkennis. Wijkagent Ron van Ommeren kan er zijn idealisme in praktijk brengen: ‘Je moet een mens op zijn ziel raken, dan kan je verder naar een betere toekomst.’ Luister de podcast van Lex hier terug