Waarom ik even zwijg over asielzoekers
Wie té lang met één onderwerp bezig is, loopt het gevaar cynisch te worden. Daarom neem ik even afstand van mijn onderwerp: asiel en migratie. Om straks weer met frisse moed verder te kunnen.
Ruim een jaar volg ik nu het asieldebat in Nederland en Europa. Het afgelopen halfjaar deed ik dat voor De Correspondent. Ik schreef uitgebreid over grensbewaking, terugkeerbeleid en staatloosheid.
En nu leg ik het bijltje er bij neer. Althans, voor even. Waarom? Ik probeer niet cynisch worden. En dat dreigt nu wel te gebeuren. Als je te lang een bepaalde discussie volgt, is dat voor elke journalist een gevaar.
Afgelopen weekend, bijvoorbeeld, was ik getuige van weer een nieuwe ronde in het Nederlands asieldebat. Staatssecretaris Teeven (Veiligheid & Justitie, VVD) ging in gesprek met Sander Terphuis (asielactivist binnen de PvdA) en Eduard Nazarski (directeur Amnesty International). Het gesprek stond onder leiding van twee journalisten van de Volkskrant.
Hoewel de middag als thema ‘Als de vreemdeling een gezicht krijgt...’ had meegekregen, was het enige gezicht dat we te zien kregen dat van vijf pratende mannen achter een tafel. Ik had naar het debat uitgekeken: een ontmoeting tussen staatssecretaris Teeven en zijn critici. Die hadden elkaar vast en zeker het één en ander te vertellen.
Maar het gesprek met Teeven ging meer om de human interest-vraag ‘wat het met de staatssecretaris doet’ om over de levens van kwetsbare mensen te beslissen, dan over de vraag welke gevolgen zijn asielbeleid heeft voor de mensen die ermee te maken hebben. ‘U leest uw dossiers toch meestal na wedstrijden van Ajax, op de bank? Vertel eens, hoe gáát dat dan...’ En daar gingen weer vijf minuten.
De ‘vreemdeling’ raakte deze middag kortom eerder verder uit beeld, dan dat ’ie een gezicht kreeg. Tenzij met ‘de vreemdeling’ natuurlijk de staatssecretaris werd bedoeld. Zo vertelde hij trots hoe hij het regeerakkoord heeft uitgevoerd.
‘Ik deed eerst het kinderpardon, en daarna pas de strafbaarstelling van illegaal verblijf.’
‘Eerst het zoet, en dan het zuur dus,’ opperde de gespreksleider.
‘Nee, eerst het zuur en dan het zoet.’
‘Maar het is toch andersom?’, gaf de gespreksleider hem een tweede kans. Je hoorde intussen de hele zaal denken: dit móet een verspreking zijn.
‘Nou ja, daar kun je verschillend over denken.’
Je kunt wel raden hoe de middag vervolgens verliep: als een toneelstuk, waarin ieder zijn eigen rol speelt. Het ging meer over de vraag of Teeven wel een mens was, dan over of asielzoekers wel of niet geholpen zijn met zijn beleid. De staatssecretaris kon veel kritiek gemakkelijk pareren met de opmerking dat de parade van pleitbezorgers voor hem lang niet altijd even eerlijk was, over de kansen van uitgeprocedeerde asielzoekers om terug te keren.
Er was na afloop maar één conclusie mogelijk: het asieldebat is een gesprek tussen vreemden geworden. Volgens de één is asielbeleid er voor asielzoekers, volgens de ander is het er voor de Nederlanders. De één wil ruimhartig, de ander streng zijn. And never the twain shall meet.
Of kan het toch? De reden dat ik zowel mijn serie over Europees asielbeleid als mijn serie over de Dienst Terugkeer & Vertrek afsloot met aanbevelingen en alternatieven is dat ik wilde aantonen dat dit debat ook op een andere toon gevoerd kan worden. Dat het ook eens een keer níet kan gaan over hoe ruimhartig links of hoe streng rechts je precies bent, maar over het wegen van alternatieven en argumenten. Pragmatisch, met het oog op wat goed is voor alle betrokkenen.
Een debat als dat van afgelopen zondag ontneemt me voor even de hoop dat een discussie op deze toon er ooit van gaat komen. Het laatste woord dat door de Rode Hoed galmde was de naam van Adolf Eichmann, door een actievoerder naar het hoofd van de staatssecretaris geslingerd. Een Godwin die alles zegt over hoe verhit het debat intussen is geworden.
Enfin: het is tijd om mijn journalistieke vizier eens op andere onderwerpen te richten. De komende tijd zoek ik het dichter bij huis. Ik begin een project over lokale kwesties, in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen.
Vervolgens zal ik mijn werkterrein verbreden van ‘asiel en migratie’ naar ‘mensenrechten’ in de bredere zin van het woord. Dat begrip valt elke dag wel ergens, in de krant of op het journaal. Ik wil gaan onderzoeken wat die mensenrechten eigenlijk voorstellen, en wat we er precies aan hebben.
Want mensenrechten spelen overal. In alledaagse kwesties dichtbij (hoeveel rechten heeft een ZZP-postbode?), maar ook bij onderwerpen waar je het niet zo snel verwacht (hoeveel mensenhandel zit er in een pornofilmpje?).
Uiteindelijk keer ik vervolgens vanzelf bij asiel en migratie terug. Want deze onderwerpen - hoe gaan we om met mensen onderweg, en op de vlucht? - zijn natuurlijk veel te belangrijk om te laten liggen.