De verrukkelijkheid der dingen (in de Europese verbeelding)
De cartoon van Zak in De Morgen afgelopen donderdag ving de hele kwestie geniaal in één beeld. Twee mannen op een boot zien een hand van een drenkeling nog net boven het zeewater uitsteken. De een die een stuk papier in de hand heeft zegt tegen de ander: ‘Volgens de nieuwe gedragsregels van de EU mogen we wel terugzwaaien.’
Over het pakket aan maatregelen dat de Europese Commissie deze week voorstelde om te zorgen dat veel minder migranten vanuit Libië Italië weten te bereiken - onder meer een gedragscode voor ngo’s - scheef ik het stuk ‘Hoe de EU de verantwoordelijkheid voor doden op zee afschuift.’ De strekking: de EU besteedt het tegenhouden van migranten uit aan de onbetrouwbare kustwacht van een wankel regime én hecht een groter belang aan het voorkomen dat economische vluchtelingen Europa bereiken dan aan het beschermen van echte vluchtelingen.
Dat maakt het extra wrang dat de EU zich voortdurend - afgelopen week nog in een gezamenlijke brief van commissievoorzitter Jean-Claude Juncker en voorzitter van de Europese Raad Donald Tusk - presenteert als het morele baken van de wereld en hoeder van de mensenrechten.
Een lach- en huilspiegel voor Europa
Bij het lezen van dat hoogdravende epistel moest ik onherroepelijk denken aan een tentoonstelling in SMAK, het museum voor moderne kunst in Gent, die ik net had bezocht.
Een argeloze bezoeker die de expositie binnenloopt, zou zomaar kunnen denken dat de zaal was uitgeleend aan de Congolese overheid. De tentoonstelling is ingericht als een beurs waarop het land, dat momenteel opnieuw dreigt af te glijden naar geweld en wetteloosheid, zijn troeven presenteert en investeerders uitnodigt geld te steken in Congo,‘Heart of Africa, Country of Opportunity.’ In ronkende taal prijst het ‘Ministry of Planning and the Revolution of Modernity’ zijn verrichtingen aan op het gebied van sociale woningbouw, duurzame landbouw en ecotoerisme.
Al kan je denken dat het Congolese regime hier het mikpunt van kritiek is, mij bekroop de gedachte dat het een lach- en huilspiegel voor Europa is. De taal van het ministerie, inclusief de verwijzing naar ‘verordeningen’, doet sterk denken aan Brusselse beleidsstukken. Een prominente plek op de beurs hebben ook Europese bedrijven als Glencore, die in glossy brochures hun waarden en Social Corporate Responsibility-beleid aanprijzen. Geen woord over hoe ze vuile handen maken om de machthebbers te vriend te houden en hun roofbouw te kunnen volhouden.
De Congolose expositie is onderdeel van een door de nieuwe curator van het museum Christoph Büchel ingericht drieluik. Het sarcasme wordt ten top gedreven in het derde deel van de tentoonstelling, ingericht als een congresstand van de Waalse wapenfabrikant FN Herstal. Terwijl de champagne klaarstaat, kan de bezoeker zich verlustigen aan een enorm banier waarop de ontwikkeling van het wapentuig van de fabrikant in kaart wordt gebracht, ‘ter viering van 125 jaar van technologische innovatie, unieke knowhow en sociale verantwoordelijkheid,’ en een film aanschouwen waarop welgevormde, stoere mannen en vrouwen met wapens van FN Herstal vechten voor onze vrijheid.
Het hart van de expositie is een keuze uit de collectie van SMAK opgehangen in zalen waarin matrassen van asielzoekers liggen. Misschien verbeeld ik het me, maar ik meen een wat zure slaaplucht te ruiken. Over een beeld van een vervaarlijk insekt van Reinhoud D’Haese hangen kleren, alsof de migrant die er bivakkeert naar een plekje zocht om ze uit te hangen.
Het is een ontregelende ervaring er rond te lopen. Het contrast tussen de modernistische, vaak utopische kunst en de groezelige matrassen en de schamele spullen die het ontheemde bestaan van de asielzoekers verbeelden is groot. ‘Elias vertelt over de verrukkelijkheid der dingen,’ lees ik op een plakkaat bij het ‘Portret van een playboy’ (1967) van de Belgische schilder Etienne Elias.
Het grootste handelsakkoord ooit, feestelijk nieuws?
Als verrukkelijk brachten de Japanse premier Shinzo Abe, Juncker en Tusk donderdag op een gezamelijke persconferentie ook het principeakkoord dat ze hadden bereikt over vrijhandel tussen Japan en de EU. Het was het grootste handelsakkoord ooit, zeiden ze. Samen zijn de EU en Japan immers goed voor dertig procent van het bruto mondiaal product.
Het akkoord stond voor eerlijkheid en waarden, voor hoge standaarden, voor duurzame ontwikkeling, stelde Juncker in de overvolle perszaal. Door dit aan de vooravond van de G20 bekend te maken, lieten de EU en Japan een sterke politieke wil zien om de vlag van de vrijhandel hoog in de mast te hijsen, juichte Abe. Samen hebben ze, vond hij, het model voor de handel van de eenentwintigste eeuw uitgetekend.
Het akkoord is onthaald als een sterk signaal aan Trump dat andere grootmachten zijn protectionistische koers niet willen volgen. En als een overwinning voor de voorstanders van vrijhandel na de ‘antihandelsretoriek’ die Europa bij TTIP, het voorlopig op de lange baan geschoven handelsakkoord met de VS, in de greep had en die bijna verijdelde dat CETA, het handelsakkoord met Canada, doorging.
Is dit echt feestelijk nieuws? Bij CETA was er, vond ik, serieuze reden voor zorg, ging het niet alleen maar om ‘antihandelsretoriek.’ Precies over een kernpunt dat bij CETA tot grote maatschappelijke onrust leidde zijn de EU en Japan het nog niet eens geworden.
Ter opfrissing van het geheugen: aanvankelijk gaf CETA multinationals de mogelijkheid via speciale rechtbanken regelgeving op bijvoorbeeld milieugebied te vertragen en bij succes tegen te houden, door te claimen dat die hun investeringsmogelijkheden in de weg stond. Om tegemoet te komen aan de kritiek bedacht de EU een transparanter systeem, ICS. Een stap vooruit, al waren de verbeteringen volgens critici niet meer dan cosmetisch.
Nu heeft de EU ook voor het handelsakkoord met Japan ICS voorgesteld. Maar vooralsnog ziet Japan dat niet zitten. Een van de grote strijdpunten is dus nog niet opgelost, maar alleen geparkeerd.
Het door Juncker geprezen ‘duurzaamheidshoofdstuk’ is er wel al. Volgens milieuorganisaties als Greenpeace is er weinig reden om daar blij van te worden. Ik schort mijn oordeel nog even op. Eerst wil ik het dikke pak papier goed kunnen doorvlooien, om te ontdekken of er weer een kloof tussen de groene Europese retoriek en de grijze werkelijkheid gaapt of we ditmaal echt tevreden achterover kunnen leunen.
Wellicht ten overvloede herhaal ik nog eens dat dit geen afgerond artikel is, maar een nieuwsbrief: m’n persoonlijke, enigszins impressionistische blik op de Europese actualiteit van deze week. Ik hoor het graag als jou andere zaken zijn opgevallen en je suggesties hebt voor kwesties waar ik hoognodig dieper in moet duiken.