Beste,

Het voelt een beetje als vaderschapsverlof, denk ik. Dinsdag publiceerde ik De strekking was dat ons onderwijs kinderen opleidt tot ‘meewaaikinderen’: kinderen die makkelijk beïnvloedbaar zijn omdat ze veel meningen hebben, maar weinig overtuigingen. Op dat stuk zat ik al ruim een jaar te broeden, het schrijven duurde twee maanden.

Twee maanden voor 2.000 woorden, hoe moet ik dat verantwoorden tegenover mijn baas? Ik kan hem in ieder geval de documenten laten zien die titels hebben als burgerschap_versie2_1 en dc_kritischeburgers_final_2_NU_ECHT. En tegenover die 2.000 gepubliceerde woorden staan zo’n 5.000 ongepubliceerde woorden.

De anekdote over m’n encounter met staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs, VVD) op het herentoilet van debatcentrum De Balie haalde de eindversie niet. Ook de anekdote over die keer dat ik met leerlingen naar de Tweede Kamer was haalde het stuk niet. Een leerling stootte me daar op de publieke tribune aan.

‘Mag ik iets eerder weg?’

‘Waarom?’

‘Ik heb morgen een toets maatschappijleer.’

Exemplarisch voor burgerschap in een toetscultuur, maar helaas: er was geen plek voor in mijn stuk.

Gesneuvelde pedagogen

En dan waren er nog die twee oude pedagogen die heel lang mijn verhaal domineerden: John Dewey en Janusz Korczak.

John Dewey vroeg zich ooit af of sommige problemen niet worden veroorzaakt doordat jongeren onvoldoende scholing hebben gehad. Hij zei ook: ‘We leveren dan passief ingestelde burgers af die zullen worden geleid en uitgebuit door ofwel de politieke machines ofwel, als reactie daarop, door demagogen en ophitsers die hen meesleuren met hun eigen bedoelingen.’ Dat zei hij vijf jaar na de Eerste Wereldoorlog, die 8,5 miljoen mensen het leven kostte.

Ook dit verhaal haalde het niet

Ook over de Poolse kinderarts Janusz Korczak had ik een heel stuk geschreven. In de zomer van 1904 kreeg hij de leiding over dertig kinderen die meededen aan een zomerkamp. Hij bereidde zich voor door een grammofoon en platen te kopen, spelletjes en een toverlantaarn. Als hij alle kinderen gelijk zou behandelen en ze zoveel mogelijk vrij zou laten, dan zou het wel goedkomen, dacht Korczak.

Hij had het mis. Al in de trein op de weg naar het kamp toe ging het mis toen kinderen elkaars bagage naar buiten gooiden. Toen kinderen zelf hun slaapplek uit mochten kiezen, braken talloze ruzies uit. De eerste nacht brak er ook nog een vechtpartij uit. Enkele jongens kregen hem bijna zover dat hij met geweld ging dreigen.

Over die eerste avond schrijft hij: ‘Het hele glazen huis van mijn dromen stortte in, viel in scherven uiteen. Woede en getarte ambitie: ik zal uitgelachen worden door diegenen waar ik emotioneel ver boven sta, die ik wilde overtuigen, nader tot mij wilde brengen met mijn voorbeeld, die ik misschien wel wilde imponeren.’

Korczak besloot het anders aan te pakken. De volgende dag, tijdens een gesprek in het bos, praatte hij voor het eerst niet tégen maar mét de kinderen. ‘Ik praatte niet over hoe ik wilde dat zij zouden zijn, maar over hoe zij willen en kunnen zijn.’

Tijdens de zomerkampen in de jaren daarop organiseerde Korczak bijeenkomsten met de kinderen, waarop hij van alles met ze besprak. Pedagoog Joop Berding schrijft daarover in : ‘De dialoog nam de plaats in van de monoloog: opvoeder en kinderen kwamen in een duidelijke positie ten opzichte van elkaar te staan en het was aan iedereen duidelijk onder welke voorwaarden men aan het vakantiekamp deelnam.’

In die tijd experimenteerde Korczak ook met een kinderrechtbank. De aanklager en de verdediger waren altijd volwassenen, maar de rechtbank bestond uit drie kinderen. Korczak werd zelf ook weleens door zijn kinderrechtbank veroordeeld op het zomerkamp.

Toen hij in 1912 aan het hoofd van een weeshuis kwam te staan, werden de zittingen van de kinderrechtbank openbaar. Ook richtte hij een kinderparlement en een kinderkrant op. Daar overlegden kinderen over de dagelijkse gang van zaken en schreven ze over wat hen bezighield. Het weeshuis van Korczak werd uiteindelijk een ‘kinderrepubliek’ genoemd.

Zullen we stoppen mensen die onderwijs nadenken in twee kampen op te delen?

Mooi verhaal, beetje lang, haalde de eindversie niet.

Over Dewey en Korczak is al zoveel geschreven dat ik ze liever niet wilde aanhalen. Mensen in het onderwijs hebben zó‘n sterke mening over hun gedachtegoed, dat het een open gesprek over burgerschap in de weg staat. Ik wilde liever andere, levende denkers gebruiken. Die vond ik in Gert Biesta, Evgeny Morozov en Catherine Needham.

Waar ik ontzettend blij mee ben, is dat het stuk gedeeld werd door twee ‘kampen’ die vaak tegenover elkaar staan in onderwijsdebatten. Die worden geframed als ‘progressief’ en ‘conservatief’. Progressief is iedereen die vindt dat klassen, schoolvakken, lessen en leerjaren moeten worden afgeschaft, conservatief is iedereen die die vernieuwing in de weg staat. Collega’s bij De Correspondent (hoi Jesse Frederik!) vinden mij conservatief.

Ik ben ervan overtuigd dat er een middenweg is die erkent dat het huidige onderwijs problemen kent, maar die de oplossing niet zoekt in het verwerpen van alles wat ons onderwijs structuur biedt. De taal die bij die derde weg hoort, is niet zo fotogeniek en veel te genuanceerd voor op televisie. Die taal hoop ik in m’n stuk over burgerschap gevonden te hebben.

Bah, wat een weeïge alinea - maar ik geloof dat ik er wel achter sta.

Volgende week m’n leestips voor de zomervakantie!

Met groet,

Johannes

Wekelijks mail van mij krijgen? Dat kan! Elke donderdagmiddag publiceer ik een nieuwsbrief om je op de hoogte te houden van waar ik mee bezig ben. Die verschijnt op de site, maar kan je ook in je mailbox ontvangen. Nodig ook collega-leraren en andere geïnteresseerden in onderwijs uit om mee te lezen! Schrijf je hier in