Dringend verzoek aan de fractievoorzitters: bemoei je nu wél met de geheime diensten
Vanaf 1 januari 2018 staan de oren en ogen van de Nederlandse geheime diensten wagenwijd open. Dinsdagavond nam de Eerste Kamer de nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan. Voor de AIVD en de MIVD betekent dit dat hun mogelijkheden om informatie af te tappen, te ontvreemden en te analyseren enorm zijn toegenomen.
‘Onze diensten zijn in rap tempo blind en doof aan het worden,’ hoorden we demissionair Defensieminister Jeanine Hennis de afgelopen jaren vaker zeggen.
Haar punt, en dat van collega-minister Ronald Plasterk en van de leiding van de AIVD en de MIVD: de Nederlandse geheime diensten mogen niet doen wat ze willen en missen daardoor cruciale informatie over ‘terroristische activiteiten,’ ‘massavernietigingswapens’ en ‘ontvreemding van staatsgeheimen’ - om enkele voorbeelden uit Hennis’ koker te noemen.
Als de Nederlandse diensten niet snel méér bevoegdheden krijgen, zo ging hun verhaal verder, dan zullen zij niet meer in staat zijn de grootste bedreigingen van deze tijd het hoofd te bieden.
De Eerste Kamer nam de nieuwe inlichtingenwet dinsdagavond aan.
Wat de wet inhoudt
Grootste overwinning voor de diensten: zij krijgen de bevoegdheid om ongericht, grote hoeveelheden communicatiegegevens uit de kabels af te tappen - waar het meeste (mobiele)telefoon- en internetverkeer doorheen stroomt.
De wet geeft overheidsinstanties vergaande bevoegdheden om grote hoeveelheden burgers af te tappen, te hacken, te profileren en te analyseren
Naast deze ‘sleepnetmethode’ kunnen de diensten straks direct toegang krijgen tot databases van bedrijven en overheidsinstanties, om bijvoorbeeld reisgedrag en transacties te achterhalen.
Daarbij zullen zij al die bakken aan informatie straks geautomatiseerd analyseren, gebruikmakend van geavanceerde algoritmes, profilingtechnieken en ander hip Big Data-lingo.
Dit is een immens belangrijke wet. Hij geeft overheidsinstanties vergaande bevoegdheden om grote hoeveelheden burgers af te tappen, te hacken, te profileren en te analyseren.
De diensten erkennen zelf ook de privacyschendingen die inherent zijn aan deze wet. Want tussen al die hoeveelheden data die de diensten mogen binnenhengelen, zitten onvermijdelijk veel gegevens van onverdachte en onschuldige burgers.
Wat de wet betekent
Maar dit gaat over meer dan privacy. Dit gaat over een mogelijk fundamentele verandering in de relatie tussen de overheid en de burger. We hebben vanaf 2018 geheime diensten die toegang kunnen krijgen tot bijna al onze persoonlijke communicatie. Weten wij wel genoeg over de diensten? Snappen wij wat er met die gegevens gebeurt? Begrijpen we de gevolgen? Maar ook: gaan we ons nu anders gedragen?
Er was - en is - gigantisch veel weerstand tegen de nieuwe wet. Van de Raad van State tot Google - een hele parade aan bedrijven, journalistenclubs, advocatenverenigingen, activisten en organisaties uitte hun fundamentele bezwaren. Terechte vragen zijn gesteld. Zijn de nieuwe bevoegdheden wel effectief? Zijn ze echt noodzakelijk? Is de wet wel in overeenstemming met de Grondwet en internationale verdragen?
In een laatste wanhoopspoging voerde een aantal organisaties de afgelopen weken campagne via de site Geensleep.net. Hier riepen zij burgers op senators massaal te mailen om hen te overtuigen tegen deze bevoegdheid te stemmen. Tevergeefs. Met uitzondering van GroenLinks, PvdD, SP en D66 stemden gisteren alle fracties voor de wet.
Wat er aan de controle schort
Het moge duidelijk zijn: ik had een andere keuze gemaakt. Toch kun je beredeneren (en hopen) dat de meerderheid van de Eerste, en eerder al de Tweede Kamer, een weloverwogen afweging heeft gemaakt tussen de verwachte winst - in bijvoorbeeld het tegengaan van terrorisme - en de mogelijke risico’s - de grove schending van privacy - van de nieuwe wet.
Maar democratie is ook: dat de diensten, hun werk, hun conclusies, hun keuzes en plannen, kritisch worden gecontroleerd. Zonder functionerende checks and balances zijn diensten met dergelijke bevoegdheden een risico.
En over een van de essentiële waarborgen uit ons democratisch systeem kunnen we ons sinds dinsdag ernstige zorgen maken.
Want een paar uur vóór de stemming in de Kamer werd het jaarverslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) - de commissie-Stiekem - gepubliceerd. Dat is dé commissie waarin de fractievoorzitters de geheime diensten kunnen bevragen. Verder is de commissie-Stiekem de plek waar de volksvertegenwoordiging geheime informatie tot zich kan nemen die niet voor het volk bedoeld is. De enige plek kortom waar het parlement de diensten kan controleren en de maatschappelijke zorgen over de diensten een stem kan geven.
Uit het dinsdag gepubliceerde jaarverslag bleek dat de grootste politieke partijen in 2016 veelvuldig de kans hadden de meest staatsgeheime informatie tot zich te nemen. Zestien keer kwam de commissie-Stiekem bijeen om met de directeuren van de geheime diensten en de verantwoordelijke ministers te praten.
De desinteresse is even onbegrijpelijk als gevaarlijk
2016 was een jaar van veranderende geopolitieke verhoudingen, toenemende terroristische dreigingen, bloedige aanslagen, digitale gevaren, coups, revoluties, machtswisselingen - een druk jaar voor de hoeders van de staatsveiligheid. Dan denk je dat fractievoorzitters staan te trappelen om informatie, zodat ze hun dure plicht als parlementair controleur van de geheime diensten zo goed mogelijk kunnen vervullen.
Het tegenovergestelde bleek dinsdagochtend. Gemiddeld was in 2016 het opkomstpercentage per bijeenkomst van de commissie-Stiekem een schamele 54 procent. Dus terwijl alle fractievoorzitters het hele jaar op televisie en in kranten hun zegje doen over brandend actuele thema’s als terrorisme, extremisme en cyberdreigingen, laat de helft van hen de kans schieten om juist over die thema’s de meest actuele informatie te krijgen van de diensten. In de woorden van inlichtingenexpert Cees Wiebes: de commissie-Stiekem had beter de commissie-Afwezig kunnen heten.
Die desinteresse is even onbegrijpelijk als gevaarlijk. En het schort al jaren aan de parlementaire controle van de diensten. Met diensten die hun macht en mogelijkheden met de nieuwe wet zo gaan uitbreiden, wordt die controle alleen maar belangrijker.
Het is tijd dat de fractievoorzitters afscheid nemen van het ‘chronisch absenteïsme’ dat de commissie-Stiekem al decennia kenmerkt - en hun taak als controleur van de macht eens serieus gaan nemen.
Want ook onze oren en ogen moeten wagenwijd openstaan. Op naar de 100 procent.