De KNVB en de politiek zaten het vrouwenvoetbal decennia dwars. Tijd om dit te herstellen
Het winnen van het EK Voetbal door de Oranje Leeuwinnen is prachtig. Maar de vrouwen staan qua status en aandacht in de schaduw van de mannen. Dat is mede het resultaat van decennia aan tegenwerking door de KNVB en de politiek. ‘Een Wiedergutmachung zou logisch zijn.’
Het is midden augustus 1896.
Het bestuur van Sparta, de acht jaar daarvoor opgerichte voetbalclub, heeft een wild plan opgepakt: laten we een wedstrijd organiseren tussen twee vrouwenteams.
Een vrouwenteam van Sparta zal op 30 augustus een wedstrijd spelen tegen het Londense British Ladies FC. Het idee is enerzijds logisch, omdat, zoals het Rotterdams Nieuwsblad schrijft, het voetbal onder vrouwen ‘reeds zooveel sympathie heeft gevonden’.
Anderzijds is het ook een radicaal plan. Bestuurders, artsen en intellectuelen achten vrouwen namelijk hoogst ongeschikt voor voetbal. Sport voor vrouwen wordt in die tijd getolereerd, mits het een beetje sierlijk is en niet te inspannend voor het frêle vrouwenlichaam.
Maar de commercie lijkt deze bezwaren omver te blazen. De penningmeester van Sparta heeft gehoord hoe lucratief de vrouwenwedstrijden in Engeland zijn. Net zoals de vorige stunt, drie jaar eerder, toen Sparta als eerste Nederlandse club tegen een Engels team speelde. Die vrouwenwedstrijd komt er dus.
Iedereen blij, tot één partij dwars gaat liggen: de Nederlandse Voetbal Bond.
De voorloper van de KNVB oordeelt dat de vrouwenwedstrijd ‘den goeden naam van het voetbalspel’ schaadt. Sparta krijgt de keus: de wedstrijd annuleren of uit de (mannen)competitie worden verwijderd.
Het acht jaar oude Sparta kiest voor de eerste optie.
De man is de maatstaf voor de vrouw
Fast forward 121 jaar, naar 17 juli 2017. De dag na de openingswedstrijd van Nederland en de opvallende prestatie van middenvelder Jackie Groenen zit Johan Derksen aan tafel bij Eva Jinek. Hij zegt: ‘Die juffrouw Groenen, die speelt als een vent.’
Vader Jack Groenen vertelde me vorige week dat hij het geweldig vond: de invloedrijkste voetbalopiniemaker, voorheen vrouwenvoetbalhater, die het spel van zijn dochter bewonderde. Jackie Groenen zag het ook als compliment, zei ze me afgelopen dinsdag.
Maar het was wel een compliment dat duidelijk maakt dat het vrouwenvoetbal nog lang niet als volwaardige sport wordt gezien. Diezelfde zinsnede - ‘... speelt als een vent’ - zou Derksen of een andere tv-deskundige nooit uitspreken voor zwemster Ranomi Kromowidjojo, sprintster Dafne Schippers of hockeyster Naomi van As.
Kromowidjojo zwemt langzamer dan de snelste mannen, Schippers sprint aanzienlijk trager dan Usain Bolt en Naomi van As zou het vermoedelijk niet redden in de nationale mannenploeg. Maar dat is niet belangrijk, want de vergelijking met mannen wordt in deze sporten niet, nauwelijks, of veel minder gemaakt.
Zo wel in het voetbal. In het voetbal is de man de maatstaf voor de vrouw, meer dan in welke sport dan ook. En dat leidt weer tot de neerbuigende commentaren die acceptatie en groei in de weg staan.
Dit is al decennia zo
De vraag is waarom dit zo is gegroeid. Zou de kijk op vrouwenvoetbal anders zijn geweest als die ene wedstrijd in 1896 was doorgegaan? Of als, veertig jaar later, de vrouwenvoetbalclubs in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam geen speelverbod kregen van de gemeente en KNVB?
De verhalen over de oertijd van het vrouwenvoetbal in Nederland, en de repressie ervan door de KNVB, staan in Voetbalschoenen op heur verlanglijstje, de fascinerende bachelorscriptie van Manchester City-profvoetbalster Tessel Middag, die is bewerkt tot een hoofdstuk in het boek Vrouwenvoetbal in Nederland.
Het hoofdstuk, dat leunt op eerder werk van hoogleraar sportgeschiedenis Marjet Derks, leest als een tragi-komedie. Elke onzinnige reden die je maar kunt verzinnen om vrouwen ervan te weerhouden om te gaan voetballen, wordt gebruikt om vrouwen ervan te weerhouden te gaan voetballen.
Medici waren het erover eens dat sporten in het algemeen en voetbal in het bijzonder schadelijk was voor vrouwen. De schildklier, de eierstokken, de baarmoeder, allemaal leden ze onder het spel. Het voetbal stond de vrouw ook in de weg bij het vervullen van haar belangrijkste taak: de voortplanting.
Zelfs feministen vonden vrouwen ongeschikt voor voetbal
Mannen van middelbare leeftijd vonden dat het vrouwenvoetbal inging tegen hun smaak. Middag diepte een column uit 1924 op van de vooraanstaande journalist Hans Meerum Terwogt - een ex-voorzitter van de KNVB: ‘Men kan houden van gerookte paling en men kan houden van chocoladepudding, beide in hun soort voortreffelijk maar in combinatie walgelijk,’ schreef hij. ‘Zoo is ‘t ook [...] met dames-voetbal.’
Ook vrouwen waren het eens dat vrouwen niet moesten voetballen. Sterker: ook feministen vonden dat. Toen de Amsterdammer - de voorloper van De Groene - in 1921 een enquête hield onder vooraanstaande vrouwen, onder wie diverse feministen, waren slechts 2 van de 23 respondenten (gematigd) positief over voetbal. Het voetbal, zo oordeelde bijvoorbeeld arts en feministe Catharina van Tussenbroek, gaf aanleiding tot ‘onaesthetisch brullen en schreeuwen.’
Conclusie van het blad: ‘De invoering van het Vrouwen-voetbalspel boekt een nederlaag met 2-21.’
Tennis, hockey, zwemmen en roeien zijn vooruitstrevender
Deze bezwaren - het is ongezond en geen gezicht - golden begin twintigste eeuw in principe voor vrouwen in elke sport. En toch ontwikkelde de ene sport zich heel anders dan de andere.
Tennis en hockey floreerden onder meisjes en vrouwen uit de betere kringen. Aanvankelijk was de tennis- en hockeyclub vooral een prima plek om een dito huwelijkspartij te vinden, zo schrijft historicus Marjet Derks in haar bijdrage aan Vrouwenvoetbal in Nederland. Maar het beter worden werd niet veel later doel op zich.
Gevolg: Serena Williams is evenzeer een ster als Rafael Nadal; Naomi van As is bekender dan de bekendste hockeyende man.
Zwemmen was om een andere reden toegankelijk voor vrouwen: man of vrouw, je moest blijven leven als je onverhoopt in een vijver terechtkwam. Net als de mannen wilden vrouwen weten wie er het hardste kon. Toen Nederlandse vrouwen vaak sneller bleken dan buitenlandse vrouwen, kwam de waardering en acceptatie van pers en publiek.
Gevolg: niemand die zegt dat Kromowidjojo of Inge de Bruijn zwemmen als Pieter van den Hoogenband (of andersom).
Roeien was een moeilijker geval. Die sport vergde spierkracht, net als voetbal, wat onwenselijk werd geacht voor vrouwen. De oplossing was een ‘aestethisch’ acceptabeler variant: het ‘ladylike’ stijlroeien. Daarin keek net als bij het kunstrijden of turnen een jury van de uitvoering.
Maar eind jaren twintig waren de vrouwen de jury’s zat, schrijft Derks. Ze wilden niet beoordeeld worden op sierlijkheid, maar gemeten op snelheid. Hun wens te ‘snelroeien’ werd stukje bij beetje werkelijkheid.
Gevolg nu: een vrijwel volkomen gelijkwaardige benadering van mannen- en vrouwenroeiers.
En dit ligt niet aan de vrouwen
Het roeien bewijst dat het geen wetmatigheid was dat een fysiek inspannende sport - zoals voetbal - onhaalbaar was voor vrouwen.
Niet dat voetbalsters er geen moeite voor deden. Inspiratie kwam wederom uit Engeland, waar in en na de Eerste Wereldoorlog het vrouwenvoetbal groot werd en vrouwenteams voor tienduizenden toeschouwers speelden.
Nederlandse vrouwen zetten clubs op, geruggesteund door de algemene emancipatie van de vrouw. OVV uit Oostzaan was de eerste (1924), later volgden tal van clubs, zoals het Haagse Chelcea, The Franklin Girls uit Amsterdam, Martini uit Groningen (getraind door een mannelijke toptrainer,) en VIOS - Voetbal is ons Streven - uit Leiden.
In Rotterdam was er VNB (Voor Niemand Bang) en Roba - een saaie afkorting voor een fantastische naam: Rotterdamse Baanbreeksters.
Toch ging het mis. Het hekelen van het vrouwenvoetbal ging voort. Conservatieve politici en hun geestverwanten bij de KNVB waren de baanbrekers van de baanbreeksters: in 1938 verbood de KNVB vrouwen zelfs lid te worden, en verenigingen mochten hun velden niet aan vrouwen ter beschikking stellen.
Gênant genoeg duurde het tot 1971 voordat de KNVB dit verbod ophief. Toen voetbal voor mannen al zeventien jaar professioneel was. Toen Johan Cruijff al schitterde met Ajax en het Nederlands elftal. En toen de vrouwen op een bijna oninhaalbare achterstand stonden om ooit nog objectief - dat wil zeggen: net als het zwemmen, tennis en hockey - beoordeeld te worden.
Ja, de vrouwen komen eraan...
Gaat dit nog eens veranderen? Dit EK kun je het voortdurend horen: de voetbalvrouwen komen eraan. Voetbal bij vrouwen is al de snelstgroeiende sport van Nederland. En het succes van de Leeuwinnen kan de groei nog versnellen, zo is de de hoop.
Ik help mee hopen. Maar voor het perspectief wat cijfers:
- De KNVB heeft 153.000 meisjes en vrouwen als lid en 1.071.000 mannen en jongens.
- Er zijn 1,2 miljoen geregistreerde speelsters in heel Europa - net wat meer dus dan spelers in Nederland alleen.
- De FIFA schat dat er zo’n 55 miljoen mannen officieel en officieus voetballen, tegenover 6 miljoen vrouwen.
Kortom: het voetbalspel bij de vrouwen is veel kleiner dan bij de mannen, en zal dat dus ook nog een lange tijd blijven. De vrouwen staan in een stil hoekje van een feest dat wordt gedomineerd door schreeuwende mannen.
Bij het hockey, zwemmen en tennis zijn die ledenaantallen veel meer in balans. En omdat die aantallen meer in balans zijn, omdat de competitiviteit gelijkwaardig is, worden die sporten ook niet à la Johan Derksen besproken.
...maar ze beginnen vanuit een positie van achterstand
De norm blijft zo het mannenspel - dat is waar de status, de belangstelling en het geld zit. En de trots.
Martine Prange , hoogleraar filosofie in Tilburg en voormalig profspeelster, ziet daar dan ook het gevaar voor de opkomst van het vrouwenspel - iets wat zij in Vrouwenvoetbal in Nederland de ‘democratiseringsparadox’ noemt (Prange stelde het boek samen met Martijn Oosterbaan).
Hoe succesvoller het vrouwenvoetbal, ‘hoe groter de kans dat het weer meer expliciete weerstand gaat ondervinden, die het dan terugwerpt in de repressie- dan wel gedoogfase.’
Toch ziet Tessel Middag niet alleen nadelen in de mannelijke dominantie: ‘Wij kunnen nu bij Manchester City gebruik maken van al die faciliteiten die er voor de mannen zijn.’
En ze wijst op linksbuiten Lieke Martens, die bij Barcelona naar verluidt een salaris van 200.000 euro krijgt. ‘Dat is toch geen klein bedrag.’
Wat is er nodig voor echte gelijkwaardigheid?
Dat klopt. Maar het klopt ook dat Lionel Messi datzelfde bedrag in drie dagen verdient. Dus wat te doen?
De KNVB heeft - net als andere nationale voetbalbonden - het vrouwenvoetbal consequent in de knop gebroken, totdat in 1971 de knop de KNVB brak: vrouwen mochten lid worden. Maar toen was - om de metafoor door te trekken - de bloem van het mannenvoetbal al zo groot geworden dat het vrouwenvoetbal in een lange schaduw moest groeien.
Het mannenvoetbal hoeft uiteraard niet te worden gesnoeid. Maar dat overheden en bonden het vrouwenspel meer zouden moeten ondersteunen, veel meer dan ze nu doen, en veel meer dan de mannen ondersteund worden, lijkt me na lezing van Vrouwenvoetbal in Nederland niet meer dan logisch.
De details van deze compensatie zijn stof voor een later stuk. (Al wil Martine Prange er alvast eentje suggereren: dat de KNVB de salarissen van een flink aantal speelsters gaat betalen. ) Het punt is dat er iets serieus nodig is, om meisjes en vrouwen dezelfde kansen te bieden.
Ook historicus Marjet Derks is voor een compensatie voor het verleden. ‘Het is een beladen woord,’ zegt ze. ‘Maar een zekere Wiedergutmachung zou historisch gezien logisch zijn.’